Menu

Premium

40. Vrouwen en mannen

Inleiding

Zoals duidelijk wordt uit Genesis 1:27, ‘G-d schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van G-d schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen’, zijn zowel man als vrouw naar het beeld van G-d geschapen en zijn ze dus gelijkwaardig. Echter, wegens het tweede scheppingsverhaal, dat verstaan werd als een vertelling waarin de man uit de aarde geschapen is (Gen. 2:7) en de vrouw uit de rib van de man is ontstaan (2:22), is er vaak een ongelijkheid tussen mannen en vrouwen aangenomen, waarbij de man als de overheerser van de vrouw gezien wordt. Voeg daar het verhaal van de zondeval aan toe (Gen. 3), dat zo verstaan wordt dat een vrouw naar haar man zal verlangen en haar man over haar zal heersen (Gen. 3:16), en de bijbelse goedkeuring voor overheersing van vrouwen door mannen lijkt compleet. Wanneer men de Bijbel echter in zijn geheel leest, komt men er achter dat dit niet zo zwart-wit gesteld kan worden. Het is duidelijk dat de Bijbel geschreven is in een patriarchale samenleving en dat de stem van vrouwen weinig tot niet gehoord wordt, maar aan de andere kant kent de Bijbel bijvoorbeeld ook grote en invloedrijke vrouwelijke personages. Het is voornamelijk te danken aan de feministische theologie, dat de stemmen van vrouwen die in de Bijbel te vinden zijn, naar voren zijn gebracht en een eigen plaats hebben gekregen.

In dit hoofdstuk zal op vier manieren naar het man-vrouwbeeld in de Bijbel gekeken worden. Allereerst zullen we een aantal vrouwelijke personages bezien. Vervolgens zal stil gestaan worden bij regelgeving omtrent vrouwen: er zijn specifieke regels in de Thora die slechts voor vrouwen gelden, en dit geeft een indruk hoe vrouwen bezien worden. In de derde plaats wordt gekeken naar fictieve vrouwen, waarbij ook personificaties van steden een rol spelen. Ten slotte komen verschillende aspecten die aan G-d worden toegeschreven, aan bod: ook al zijn veel van deze aspecten mannelijk opgevat, er worden in de Bijbel aan G-d ook vrouwelijke aspecten toegeschreven.

Mannen en vrouwen in de bijbel

Als men naar de personages in de Bijbel kijkt, wordt duidelijk dat er niet één manen één vrouwbeeld bestaat: mensen zijn allemaal anders. Toch blijken diverse thema’s vaak terug te keren rond mannen en vrouwen: zo zijn er verscheidene mannelijke leiders en ziet men meerdere vrouwen die pas op latere leeftijd een kind krijgen. Ik zal diverse personages behandelen, die alle op hun eigen manier een stempel hebben gedrukt op met name het jodendom, maar ook het christendom wil ik ter sprake brengen.

Adam en Eva: begin van de mensheid

Zoals in de inleiding werd aangegeven, kan het verhaal van Adam en Eva geïnterpreteerd worden als een legitimering voor overheersing door mannen over vrouwen. Maar het kan ook anders. In de joodse traditie wordt het feit dat Adam bewusteloos was tijdens de schepping van de vrouw, zo uitgelegd dat de vrouw autonoom is en dat de twee, man en vrouw, er altijd naar zullen streven weer herenigd te worden. Ook in de christelijke traditie is deze tendens aanwezig. Bij Paulus wordt de relatie tussen man en vrouw, zoals beschreven in Genesis 2, toegepast op de relatie tussen Jezus Christus en de kerk (Ef. 5:31-32). Zo worden in Efeziërs 5:22-6:9 de onderlinge relaties tussen gehuwden, ouders en kinderen, slaven en heren verwoord vanuit het opschrift in 5:21, dat een ieder elkaar onderdanig moet zijn uit ontzag voor Christus. Dat Eva een helper is van de man kan, kan men terugvinden in Genesis 2:18. Het Hebreeuwse woord kënègdö wordt over het algemeen vertaald als ‘die bij hem past’. Het woord betekent echter letterlijk ‘als tegenover hem’ en wordt door sommige joodse commentatoren uitgelegd als een aanduiding, dat de vrouw een helper is voor de man als hij de juiste weg bewandelt, maar dat zij tegenover hem zal staan als hij de verkeerde kant opgaat. De aanduiding kënègdö staat aldus voor het waagstuk van de communicatie tussen man en vrouw.

Aartsvaders en aartsmoeders: begin van het jodendom

Met Abraham start het monotheïsme en daarmee het joodse geloof. Hij heeft een direct contact met G-d en vanwege zijn grote overgave aan G-d wordt hem een groot volk beloofd. Abrahams vrouw Sara is echter onvruchtbaar, evenals de aartsmoeders Lea en Rachel (Gen. 29:31).

In de joodse traditie geldt Sara als een rechtvaardige vrouw. Wanneer Hagar, een slavin van Sara, een zoon baart aan Abraham en zich daardoor boven Sara voelt staan, maakt G-d duidelijk dat haar kind niet het aan Abraham beloofde nageslacht is (Gen. 16). Sara krijgt op latere leeftijd alsnog zelf een zoon.

Dit thema van een rechtschapen vrouw, die onvruchtbaar is en die een andere vrouw naast zich heeft die wel kinderen geeft aan haar man, en de spanningen die dat teweegbrengt tussen de twee vrouwen, komt regelmatig voor in de Bijbel. Denk bijvoorbeeld aan Lea en Rachel en aan Hanna Peninna (I Sam. i). Een zelfde situatie, echter zonder de spanningen tussen de twee vrouwen, kan gezien worden in het koppel Elizabeth en Maria (Luc. i-2).

Waar de aartsvaders Abraham, Isaak en Jakob gezegend zijn door G-d, zijn de aartsmoeders Sara en Rebekka dat ook. Zo wordt verhaald in de Midrasj op Genesis 24:67, dat boven Sara’s tent altijd een wolk hing ter bescherming, dat zij altijd licht had in haar tent en dat er altijd gerezen deeg was. Toen Sara stierf, verdween de wolk en ook de twee andere kenmerken. Toen Isaak Rebekka in de tent van zijn moeder bracht en haar huwde, kwamen de drie tekenen weer terug, nu voor Rebekka. De aartsvaders en -moeders hebben echter ook tegenslagen moeten overwinnen. Volgens de joodse traditie liet G-d Abraham tien testen ondergaan, om overtuigd te zijn van zijn standvastigheid in het geloof. Hieronder valt ook de opdracht om Isaak te offeren, waarmee Isaak impliciet instemde. De aartsvader Jakob moest tweeëntwintig jaar in onzekerheid afwachten, of zijn verloren zoon Jozef nu wel of niet dood was. Van de aartsmoeders waren Sara en Rachel lange tijd kinderloos. Rebekka moest aanzien dat een van haar zoons volledig de verkeerde kant opging en Lea wist dat zij niet de geliefde vrouw van Jakob was. In de joodse traditie blijven de bijbelpersonages dus volop menselijk.

Mozes, Aäron en Mirjam: het begin van het joodse volk

Waar met Abraham het joodse geloof startte, start met Mozes het joodse volk. Niet alleen mannelijke personages spelen hier een rol, maar ook vrouwelijke. De dochter van Farao voedt Mozes op, nadat hij in een rieten mandje uit de Nijl gered wordt (Ex. 2:1-10). Nadat Mozes, gevlucht uit Egypte wegens het doden van een Egyptenaar, in Midjan Sippora gehuwd heeft, voltrekt zij de besnijdenis van hun zoon, wanneer G-d Mozes zoekt te doden (Ex. 4:24-26).

Mirjam, een profetes, de zus van Mozes en Aäron, heeft in het verhaal van de uittocht uit Egypte en de tocht van veertig jaar door de woestijn haar eigen specifieke plek binnen het geheel. Zo heft zij een loflied aan ter ere van G-d, wanneer het volk door de Rietzee getrokken is (Ex. 15:20-21) en leidt zo de joodse vrouwen in gezang en gebed.

In de joodse traditie is sprake van de bron van Mirjam. De rots waaruit Mozes water sloeg in Exodus 17:1-7, trekt volgens het Talmoedtraktaat Ta’anit 9a dankzij Mirjam mee met het joodse volk, zodat het constant water heeft. In I Korintiërs 11:4 zinspeelt Paulus op deze traditie.

Samen met Aäron voert Mirjam echter ook een discussie over de Nubische vrouw die Mozes tot echtgenote heeft genomen. Terwijl Aäron daarvoor niet gestraft wordt, wordt Mirjam aangetast met huidvraat. Mirjam moet zeven dagen buiten het kamp verblijven om te genezen en het volk is haar trouw en breekt het kamp niet op (Num.12).

Tamar en Ruth

Tamar, een Kanaänitische, en Ruth, een Moabitische, zijn beiden door het huwelijk verbonden met het joodse volk. Echter, beiden verliezen hun echtgenoot en blijven kinderloos achter. Door daadkrachtig te handelen zetten deze twee vrouwen het lot naar hun eigen hand en brengen zo nageslacht ter wereld, dat uiteindelijk leidt tot de geboorte van koning David, uit wiens huis de Messias zal komen.

Tamars schoonvader Juda weigert zijn derde zoon aan haar ten huwelijk te geven, nadat de eerste twee zijn gestorven. Om niet als een gebonden doch ongehuwde vrouw door het leven te moeten gaan, verleidt Tamar haar schoonvader door de rol van een prostituee aan te nemen en raakt zwanger. Wanneer Juda haar van overspel beschuldigt, kan Tamar echter aantonen dat het Juda zelf is die haar heeft zwanger gemaakt en gaat zij aldus vrijuit (Gen. 38).

Ruths echtgenoot sterft in Moab. Omdat Ruth echter haar schoonmoeder Naomi blijft volgen, bindt zij zich aan het joodse volk. Naomi stuurt Ruth naar het veld van Boaz, waar ze graan raapt. Boaz trekt zich het lot van Ruth aan en neemt de taak op zich, haar te huwen. Uit deze relatie wordt een kind geboren, dat de grootvader van koning David wordt (Ruth 4:13-22).

Andere vrouwen die ook het heft in eigen hand nemen, maar dan om de verkeerde reden, zijn de dochters van Lot, die een incestueuze relatie met hun vader aangaan, om zo de wereld opnieuw te bevolken (Gen. 19:30-38). Een ander voorbeeld hiervan is in de joodse traditie de vrouw van Potifar, die haar handen wilde leggen op Jozef(Gen. 39).

Rechters en Koningen

De rechters heersten over Israël, voordat het koningschap gesticht werd. Debora is daarbij de enige vrouwelijke rechter, die duidelijk onderscheiden van haar man Barak optreedt (Re. 4-5). De tijd van de rechters eindigt echter in een totale wanorde, uitgedrukt in veel geweld, waarvan met name vrouwen slachtoffer zijn (Re. 18-20). Het koningschap was aanvankelijk, onder David en Salomo, een uitdrukking van orde en eenheid binnen het joodse volk, maar ontaardde en zette zich voort in een neerwaartse spiraal. Veel koningen waren slechte koningen, die vreemde religies in Israël invoerden. Dit gebeurde soms onder invloed van hun vrouwen, die in de bijbelverhalen veelal anoniem blijven. Zo wordt verhaald van de vele afgodsdiensten van de vrouwen uit de harem van Salomo in I Koningen II:1-13.

Twee vrouwen worden evenwel bij name genoemd: Izebel en Atalja. In het bijbelverhaal is Izebel de kwade genius achter de falende koning Achaz (I Kon. 16:29-34). In de joodse traditie wordt Izebel gezien als degene die de Baäl-cultus invoerde in Israël. Zij was sterk gekant tegen de profeten van G-d en vervolgde hen. Uiteindelijk wordt Izebel vermoord en sterft zo overeenkomstig het woord van G-d gesproken door de profeet Elia (2 Kon. 9:30-37).

Atalja regeerde Israël zes jaar lang als regentes voor haar zoon Achazja (2 Kon. 03). In de joodse traditie wordt zij beschouwd als getraind door Izebel en een aanhangster van de Baäl-cultus, wat uiteindelijk haar dood wordt.

Profeten en profetessen

Tijdens de gehele geschiedenis van het joodse volk zijn er profeten geweest, die probeerden het volk op het juiste pad te houden. Het uitgebreide corpus Profeten in de Hebreeuwse Bijbel laat dit zien. Naast de profeten bestonden er echter ook profetessen. Deze zijn niet altijd bij naam bekend en hebben geen geschriften nagelaten. Zoals eerder vermeld, was Mozes’ zuster Mirjam een profetes. Andere profetessen zijn onder andere Chulda (2 Kon. 22:0-20; 2 Kron. 34:22-28) en Noadja (Neh. 6:14).

Het is opvallend dat in de Vroege Profeten de profetenrij geopend wordt door het vrouwelijke personage Debora en afgesloten wordt met het vrouwelijke personage Chulda. Ook in het Nieuwe Testament komt men profetessen tegen. De enige die met name genoemd wordt is Hanna (Luc. 2:36), die Jezus aanwijst als de verlosser. Andere naamloze profetessen zijn de maagdelijke dochters van Filippus (Hand. 2:19), de vrouwelijke profeten te Korinte (I Kor. 05) en de valse profetes (Op. 2:18-28).

Ester

Het verhaal van Ester is het verhaal van een koningin tegen wil en dank. De Perzische koning Ahasveros laat zijn eerste vrouw Wasti ombrengen en gaat dan op zoek naar een nieuwe koningin. Alle vrouwen uit zijn koninkrijk worden aan hem voorgeleid en zijn oog valt op de joodse Ester, die hij tot vrouw neemt. Zonder haar achtergrond te verhullen leeft zij in het paleis en wordt constant begeleid door haar oom Mordechai. Mordechai ontdekt dat Haman het joodse volk uit wil roeien en waarschuwt Ester. Zij laat de koning inzien dat Haman slechte bedoelingen heeft en het joodse volk wordt gered. Ester en Mordechai ontvangen de zegelring van de koning en sturen brieven door het hele rijk, waarin zij het vonnis over het joodse volk herroepen. Afgezien van deze ene daad heeft Ester geen enkele zeggenschap in het koninkrijk: zij mag slechts voor de koning verschijnen als zij geroepen wordt en heeft geen sociale functie binnen het koninkrijk.

Jezus en Maria: het begin van het Christendom

De maagd Maria wordt zwanger uit heilige Geest en schenkt het leven aan Jezus.

Haar verloofde Jozef wil oorspronkelijk niet meer met haar trouwen, nadat hij ontdekt heeft dat ze zwanger is. Hij ontvangt evenwel een g-ddelijke openbaring in een droom, waarop hij Maria opneemt in zijn huis en haar huwt, zij het dat het paar geen seksuele relatie heeft tot na de geboorte van Jezus (Mat. 1:18b-25). Maria’s identiteit is constant bepaald in haar relatie tot Jezus. In het evangelie van Johannes is zij zelfs naamloos.

Jezus groeit op en begint te preken door het hele land. Jezus staat bekend om het gebruik van parabels tijdens zijn preken en om zijn open houding naar zowel mannen als vrouwen. Zo laat hij zich in Matteüs 15:21-28 overtuigen door een Kananeese vrouw.

Apostelen

De apostelen zijn de twaalf voornaamste leerlingen van Jezus; zij volgen hem op zijn gehele reis, tot zijn dood. De meest geliefde leerling is Petrus en hij wordt de Rots genoemd op wie de Kerk is gebouwd. Echter, op het moment dat Jezus gevangen wordt genomen, ontkent hij dat hij een leerling van Jezus is. Judas Iskariot, een andere apostel, heeft daaraan voorafgaand Jezus verraden.

Het is opvallend dat in Romeinen 16:7 een vrouwelijke apostel voorkomt, Junia geheten. In oude Nederlandse vertalingen wordt haar naam gewoonlijk vermannelijkt tot Junias.

Maria Magdalena

Jezus had in zijn gevolg niet alleen de twaalf apostelen, maar ook diverse andere mannen en vrouwen. Onder de vrouwen was Maria Magdalena de belangrijkste volgeling. Zij was één van de eerste getuigen die Jezus na de opstanding zagen. In de Latijnse traditie draagt zij daarom de titel apostola apostolorum, apostel (vrouwelijk) der apostelen (mannelijk).

In de westerse kerk wordt zij echter ook geïdentificeerd met de zondige vrouw in Lucas 7:36, met de vrouw in Johannes 8:1-ii die tijdens overspel betrapt zou zijn en zelfs met Maria van Betanië (Joh. ii). In het apocriefe, gnostische ‘Evangelie van Maria Magdalena’ (5e eeuw g.j.) speelt Maria Magdalena de rol van Jezus’ geliefde leerling, tot ergernis van met name de apostel Petrus. In hedendaagse populaire literatuur wordt zij zelfs gezien als de echtgenote van Jezus.

Regelgeving omtrent vrouwen

In de wetgeving, zoals deze is vastgelegd in de Thora, zijn er bepaalde regels die specifiek voor vrouwen gelden. Deze regels hebben vaak als gevolg dat ze een vrouw autonomie ontzeggen over haar daden of haar lichaam.

Zo vindt men in Numeri 30:4-17 de regel dat, als een vrouw een verplichting op zich neemt door middel van een eed, de man in wiens domein zij zich bevindt, dit is of haar vader of haar echtgenoot, deze eed kan ontbinden. De joodse uitleg hiervoor is, dat de eed die de vrouw op zich heeft genomen, haaks kan staan op de taken die zij ten opzichte van haar vader of echtgenoot dient te vervullen. Een weduwe of een gescheiden vrouw hebben in dit opzicht meer autonomie, omdat zij niet meer vallen onder de jurisdictie van vader of echtgenoot.

Wanneer een vrouw een kind gebaard heeft, is zij onrein en moet zij door het proces van reiniging heengaan, voordat ze weer seksuele relaties met haar man mag hebben. Er is echter een verschil of een vrouw een zoon dan wel een dochter gebaard heeft. Nadat een zoon geboren is, is een vrouw zeven dagen onrein. Na de geboorte van een dochter is dat twee weken (Lev. 12:1-8). Er wordt in de Bijbel geen uitleg gegeven, waar dit verschil in onreinheid in zit.

Een andere wetgeving betreft het ‘liggen’ met een vrouw met wie men niet getrouwd is. Het gaat hierbij om verkrachting, alhoewel dit woord niet bestaat in de Bijbel, dan wel om verleiding van een maagd die niet verloofd is, dan wel om het hebben van relaties (al of niet met instemming van de vrouw) met een vrouw die hetzij verloofd hetzij getrouwd is. In de situatie waarin de man ‘ligt’ met een maagd die niet verloofd is, en de daad wordt ontdekt (Ex. 22:15-16; Deut. 22:28-29), wordt de zaak behandeld als een civiele zaak. De vader moet gecompenseerd worden voor het verlies van de maagdelijkheid van zijn dochter. De dader zal de dochter moeten trouwen en mag niet van haar scheiden. Indien de vader weigert zijn dochter ten huwelijk te geven aan deze man, wordt de compensatie naar de vader toe hoger. Indien de vrouw weigert de man te huwen, doet zij dit in de wetenschap dat zij zeer waarschijnlijk nooit met iemand anders zal kunnen huwen.

In situaties waarin de vrouw getrouwd is en zij ontdekt wordt met een andere man, zullen zowel de man als de vrouw ter dood worden gebracht (Lev. 20:0; Deut. 22:22). Hierbij wordt niet eens gekeken of de daad met of zonder instemming van de vrouw was. Als de vrouw in kwestie een verloofde maagd is, dan speelt de plaats waar de verleiding dan wel verkrachting heeft plaatsgevonden, een rol. Als het gebeuren zich afspeelde in de stad en het stel wordt ontdekt, worden ze beiden ter dood veroordeeld: de vrouw kan geen verkrachting als argument aandragen, want dan had ze wel geschreeuwd (Deut. 22:23-24). Als de plaats van delict in het veld was, dan gaat men ervan uit dat de vrouw tegen haar wil verkracht is en gaat zij vrijuit, terwijl de man ter dood wordt gebracht (Deut. 22:25-27).

Wanneer een man een vrouw huwt en haar daarna ervan beschuldigt dat zij geen maagd was tijdens de huwelijksnacht, moet haar vader bewijzen dat zij dit wel was, door het tonen van de lakens die tijdens de huwelijksnacht zijn gebruikt. Als de vader zijn dochters onschuld kan bewijzen, moet de echtgenoot de vader compenseren en mag hij nooit van de vrouw scheiden. Als de vader dit bewijs niet kan leveren, zal de vrouw ter dood worden gebracht (Deut. 22:13-21).

Uit deze, alsmede uit de vorige besproken regels wordt duidelijk, dat de maagdelijkheid van een vrouw het bezit is van de vader en het verlies ervan, in andere dan normale omstandigheden, aan hem gecompenseerd zal moeten worden. Deze aanspraak op de maagdelijkheid van een vrouw gaat over op haar verloofde, en verlies ervan voor hun huwelijk resulteert vaak in de dood van de vrouw.

Wanneer een man uit jaloezie zijn vrouw ervan verdenkt dat ze overspel heeft gepleegd, kan hij haar meenemen naar de Tempel en haar onderwerpen aan het proces van het drinken van bitter water (Num. 5:14-31). Tijdens dit proces worden de haren van de vrouw losgemaakt. Wanneer de vrouw schuldig is, zal haar buik opzwellen en haar schoot verschrompelen. Wanneer ze onschuldig is, kan de vrouw terugkeren naar haar echtgenoot. Het hele gebeuren is denigrerend voor een vrouw en men kan zich afvragen of een onschuldige vrouw wel wil terugkeren naar haar man, nadat hij haar door dit proces heen heeft laten gaan.

Een laatste voorbeeld dat hier genoemd moet worden, is de situatie dat iemand per ongeluk het ongeboren kind van een vrouw doodt. Zo’n situatie wordt eveneens als een civiele zaak behandeld: er wordt hierbij gekeken welke compensatie de echtgenoot moet krijgen (Ex. 21:22). Het ongeboren kind wordt blijkbaar als bezit van de man gezien.

Fictieve vrouwen

Als we kijken naar fictieve vrouwen in de Bijbel, dan valt in de eerste plaats de lofzang op de perfecte vrouw in Spreuken 31:10-31 op. Deze vrouw werkt hard binnens-en buitenshuis om voor haar man en gezin te zorgen. Ze brengt alleen maar voorspoed en daardoor respect voor haar man. Er komt geen verkeerd woord over haar lippen en haar uiteindelijke schoonheid zit van binnen. Ze stelt haar vertrouwen in G-d en wordt hiervoor geprezen.

Deze vrouw als ideaalbeeld is veelal bekritiseerd in feministische kringen. Het positieve aspect van dit plaatje is echter, dat vrouwen blijkbaar handel konden drijven en daardoor baas in eigen bedrijf waren. De negatieve aspecten zijn dat alle taken op de vrouw neerkomen, dat typisch vrouwelijke kenmerken geprezen worden zoals innerlijke schoonheid en kracht, bescheidenheid, zorgzaamheid en onbaatzuchtigheid, en dat alles wat de vrouw doet ter meerdere eer en glorie van haar man is. De vrouw staat, ook al heeft ze haar eigen plaats in de handel en als hoofd van haar huishouding, in vele opzichten slechts ten dienste van haar man en kinderen.

Een ander voorbeeld van fictieve vrouwen in de Bijbel is de personificatie van steden. Zo wordt de relatie tussen G-d en zijn volk vaak verbeeld in huwelijksmetaforen, waarin G-d de echtgenoot is en Sion de echtgenote. Sion staat dan weer voor het joodse volk. Als de relatie goed is, wordt Sion aangesproken als bruid, echtgenote en dochte15 wanneer de relatie slecht is, zijn de woorden harder en wordt Sion een hoer, een overspelige vrouw, een verlaten vrouw en een onvruchtbare vrouw genoemd. De stad is óf een goede óf een slechte vrouw; er schijnt geen middenweg te bestaan. Drie thema’s zijn vooral belangrijk en komen regelmatig terug in het beschrijven van de relatie tussen volk en G-d: Sion als moeder, als overspelige vrouw en als verkrachte vrouw. Wanneer het joodse volk zich houdt aan de geboden van G-d, wordt Sion gezien als de moeder van het volk en is zij beschermd tegen aanvallen van buitenaf. Als het volk zondigt, zal G-d het in ballingschap sturen en de stad laten vernietigen. De moeder beklaagt haar kinderen (zie Klaagl.). De overtredingen van het volk worden uitgedrukt in metaforen van overspel: Sion heeft vele minnaars en speelt de hoer (Klaagl. i-2; Jes. I:21). Het vernietigen van de stad wordt beschreven in seksuele metaforen (Klaagl. i-2; Mi. 4:11; Jer. 6; 13; Hos. 2:4-15). Ook de vernietiging van de stad Nineve wordt in termen van verkrachting verbeeld (Nah. 3:5-6) en bij de ondergang van Babel spelen eveneens seksuele beelden een rol (Jes. 47:2-3). Echter, wanneer het volk boete doet en terugkeert tot G-d, dan zal G-d de stad weer in ere herstellen en haar opnieuw als bruid nemen en haar kinderen geven (Hos. 2:16-25). Het feit dat de relatie tussen volk en G-d in zulke, vaak negatieve, gender-specifieke metaforen is uitgedrukt, heeft veelal geen goed gedaan aan het beeld van vrouwen.

In zijn parabels gebruikt Jezus regelmatig vrouwelijke personages. Deze vrouwen worden vaak afgebeeld in zeer positieve termen: vrouwen zijn alert, doorzetters als het gaat om gebed en ontvangers van g-ddelijke gratie. Jezus behandelt vrouwen als personen in hun eigen recht en niet slechts in hun hoedanigheid als staande in relatie tot mannen.

De beeldvorming aangaande vrouwen in het Nieuwe Testament, verandert ten opzichte van die in de Hebreeuwse Bijbel. De vrouw wordt gezien als de partner van de man die hij moet liefhebben en beschermen (I Kor. 11:9-11; Ef. 5:22-23; vgl. Gal. 3:28; i Petr. 3:7). Het huwelijk wordt in de christelijke traditie tot sacrament verheven, wat betekent dat het nu on-ontbindbaar is (Mat. 5:31-32;(13-9; Marc.10:11-12; Luc.16:8; I Kor. 7:10; Ef. 5:28-31). Maagdelijkheid wordt hoger geacht dan het huwelijk (Mat. 1:23; 19:12; I Kor. 7:25-26,34-35,38,40; vgl. Op. 14:4) en de verplichtingen van weduwen worden aangeprezen (i Tim. 5:5-10; Tit. 2:3-5). Waar binnen de Hebreeuwse Bijbel het huwelijk en het baren van kinderen de meest belangrijke aspecten in het leven van een vrouw zijn – denk aan de pijn en de sociale ongelijkheid die onvruchtbaarheid met zich meebrengt – wordt in het Nieuwe Testament juist totale onthouding aangeprezen boven het huwelijk. Maagden en weduwen kunnen zich beter op hun religieuze taken richten dan getrouwde vrouwen, wier aandacht op hun man en gezin gericht is. Dit beeld staat diagonaal op het beeld van de perfecte vrouw in Spreuken 31.

Paulus’ leerstellingen aangaande het huwelijk worden duidelijk in I Korintiërs 5-7. Hier stelt hij dat ontucht slecht is en dat het voor mensen dus goed is om te trouwen, als zij weten dat ze anders ontucht zullen plegen. Mensen die al getrouwd zijn, mogen niet scheiden; mensen die nog niet getrouwd zijn en ongehuwd willen blijven, maken in zijn ogen echter een betere keuze. Dat Paulus deze visie heeft, wordt mede sterk bepaald door de spoedige verwachting van de parousie, de komst van Jezus Christus in heerlijkheid.

G-d en mannelijke en vrouwelijke aspecten

In de Bijbel worden, als een vorm van beeldspraak, lichamelijke en karakteristieke kenmerken aan G-d toegedicht. Het is opvallend dat, alhoewel G-d meestal in mannelijke termen wordt uitgedrukt, er in de Bijbel toch ook vrouwelijke beelden voor G-d bestaan. Deze laatste zijn minder bekend dan de mannelijke eigenschappen en rollen van G-d, maar daardoor niet minder waardevol.

Met name de voorstelling van G-d als vader, is in de christelijke traditie overheersend. Deze voorstelling heeft haar wortels in de Hebreeuwse Bijbel (Ps. 89:27; 103:13; Jes. 63:16; Mal. 2:10). Zij is met name populair wegens het feit dat Jezus G-d vader noemt,‘abba (Luc.10:21; 23:46; Joh. 1:18; vgl. Rom. 8:rj; Gal. 4:6). G-d wordt in de Bijbel echter ook als moeder voorgesteld. Hij is degene die baart (Ps. 2:7, waar in plaats van ‘baren’ meestal mannelijk wordt vertaald met ‘verwekken’). In Johannes1:18 heeft G-d een schoot. In Jesaja 49:15 spreekt G-d uit dat hij bekommerd is om Sion en haar kinderen zoals een moeder zorg draagt voor haar kroost. Dit beeld wordt in Jesaja 66:13 hernomen.

In de joodse traditie wordt het zogenaamde vrouwelijke aspect van G-d de Sjechina, de Geest, genoemd. Zij is de aanwezigheid van G-d op aarde. De Sjechina is volgens deze traditie te vinden in de tent van Sara als het eeuwigdurende licht en later in de Tempel.

Literatuur

  • M.J. Evans, Woman in the Bible, Exeter(183.

  • P.A. Bird, Missing Persons and Mistaken Identities. Women and gender in ancient Israel, Minneapolis 1997.

  • A. Brenner, The Israelite Woman, Sheffield(185.

  • C.M. Conway, Men and Women in the Fourth Gospel: Gender and Johannine characterization (SBL Dissertation Series 167), Atlanta Georgia 1999.

  • E.W. Davies, The Dissenting Reader: Feminist approaches to the Hebrew Bible, Hants 2003.

  • W.C. Gafney, Daughters of Miriam: Women prophets in Ancient Israel, Minneapolis 2008.

  • S. Knol, ‘Zion – Die Stadt als Frau: Metaphern und sexualisierte Bedeutungen’, Schlangenbrut 80 (2003) pag. 39-40.

  • P. Trible,Verhalen van verschrikking: Een literair-feministische lezing van bijbelse verhalen, Kampen 1986 [oorspronkelijke titel: Texts of Terror: Literary-feminist readings of Biblical narratives (Overtures to Biblical Theology 13), Philadelphia(184].

  • A.C. Wire, The Corinthian Women Prophets: A Reconstruction through Paul’s Rhetoric, Minneapolis1990.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken