Menu

Premium

5.1. Onze twijfel en de trouw van God

Zie ook

Heidelbergse Catechismus

Vraag 1: Wat is uw enige troost, zowel in leven als in sterven?

Antwoord: (…) Hij bewaart mij zo dat zonder de wil van mijn hemelse Vader geen haar van mijn hoofd kan vallen, ja ook dat alle dingen mij tot mijn zaligheid moeten dienen. Daarom verzekert Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven (…).

Dordtse Leerregels

Artikel V,3: Vanwege deze overblijfselen van de zonde die in hen woont en ook vanwege de aanvechtingen van de wereld en de satan, zouden de bekeerden niet kunnen volharden in de genade, als zij aan hun eigen krachten werden overgelaten. Maar God is getrouw, die hen in de genade die hun eenmaal gegeven is, door Zijn barmhartigheid bevestigt en tot het einde toe met kracht bewaart.

Relatie van het thema tot het hoofdthema

In Zondag 1 wordt gesproken over de enige troost, zowel in leven als sterven. Twijfel ondermijnt deze troost. Hoe kun je hierin tot zekerheid komen? Voor jongeren en ouderen is dit een heel existentiële vraag. In deze schets wordt gewezen op het werk van de Heilige Geest die ons tot zekerheid wil brengen.

De leefwereld van de hoorder

Twijfel of aanvechting is van alle tijden. Wie geen enkele twijfel kent, moet zich pas echt zorgen gaan maken. Met een woord van Luther: ‘Weet je en erken je je nood niet, of heb je geen aanvechting, dan moet je weten, dat je er bijzonder slecht aan toe bent.’ (WA 6, 236; aangehaald in W. van ’t Spijker, Luther, belofte en ervaring, p. 200). Wel is het zo dat onze huidige cultuur extra aanleiding geeft tot geloofstwijfel bij jong en oud. Veel kerken hebben te maken met teruglopende ledentallen. Christenen zijn een minderheid geworden. Daarbij leven we in een multireligieuze samenleving. Wie durft nog hardop te zeggen dat het christelijke geloof de enige ware religie is? De opkomst van andere religies brengt allerlei nieuwe vragen met zich mee.

Met het oog op de tieners

Voor jongeren leeft deze thematiek heel sterk! In hun zoektocht naar zichzelf en de ander speelt de vraag naar de waarheid omtrent God en geloof een zeer grote rol. De een zal er meer mee bezig zijn dan de ander, maar iedere jongere zal zich herkennen in de vragen. Om die reden is het belangrijk om deze zaken ter sprake te brengen speciaal met het oog op jongeren. Belangrijk is hierbij duidelijk te maken dat er verschillende soorten twijfel zijn, waar je ook verschillend mee om moet gaan. Is er sprake van fundamentele twijfel aan het bestaan van God, of van een meer subjectieve twijfel: ‘Is God er voor mij? Geloof ik wel echt?’ Overigens zien we ook bij een deel van de jongeren in de kerk dat zij juist heel overtuigd zijn van hun geloof en daar ook heel open over durven praten. Van die tieners kunnen wij als volwassenen nog veel leren! Wel is het zo dat ze dan nog vaak twijfels hebben over of hun geloof wel goed genoeg is, of ze in de hemel komen en welke kerk de beste is. Vaak hebben hun twijfels (objectieve en subjectieve) ook te maken met de ervaring van Gods afwezigheid in hun leven. Als ze God of het geloof niet voelen, is Hij er dan wel? Is Hij er dan wel voor hen? Vaak wordt dit ook gevoed door wat ze zien in charismatische gemeentes, waar jongeren veel lijken te beleven. Ook missen jongeren veelal het besef dat het christelijk geloof een stevige historische basis heeft.

Met het oog op de kinderen

Kinderen groeien op in een wereld waarin geloven in God absoluut niet meer vanzelfsprekend is. Het ene kind gaat hier wel anders mee om dan het andere. Voor de een zal de thematiek nauwelijks leven: Christus stelt de ontvankelijkheid van kinderen ook ten voorbeeld om binnen te gaan in het Koninkrijk van God (Luk. 18:17). Op dit punt kunnen we vooral heel veel van kinderen leren. Voor de ander leeft het des te meer: zij komen bij vriendjes en vriendinnetjes waar niet gebeden wordt en waar niet uit de Bijbel gelezen wordt. Grote kans dat zij het enige kind op de sportclub zijn dat naar de kerk gaat. De hier genoemde voorbeelden hoeven niet automatisch tot twijfel te leiden; wel tot vragen, waarbij het belangrijk is dat wij daar een antwoord op hebben. Wanneer ouders niet in staat zijn om het geloof te verdedigen of hun persoonlijk geloof ter sprake te brengen, zal de twijfel harder toeslaan.

Uitleg

Dat niet alleen de troost zelf, maar ook de zekerheid hierover al in vraag en antwoord 1 ter sprake wordt gebracht, laat zien dat de opstellers van de catechismus oog hadden voor het belang van deze thematiek. Ursinus behandelt in Het schatboek (deel 1, p. 24-26) de zekerheid als één van de zes delen waaruit volgens hem de christelijke troost bestaat. Vervolgens bespreekt hij acht aanvechtingen die ons van deze zekerheid kunnen afbrengen. Deze rij van aanvechtingen kan in onze tijd moeiteloos aangevuld worden. Denk aan aanvechtingen als: Is het christelijk geloof wel het ware geloof? Kun je niet beter níet geloven, dan gaat het toch ook goed?

Op dit punt verwijst de catechismus ons – in lijn met de Schrift – direct naar het werk van de Heilige Geest. Christus Zelf verzekert mij door de Heilige Geest van het eeuwige leven. Niet alleen de reden voor de troost, maar ook het komen tot zekerheid ligt niet in onszelf. Zó over zekerheid spreken kan een ware bevrijding zijn en de richting wijzen die wij met onze twijfel mogen gaan. In de tijd van de Reformatie was binnen de Rooms-Katholieke Kerk nauwelijks zekerheid te vinden. Dit gaf de mensen weer houvast. In onze tijd van toenemende onzekerheid mogen wij de waarde hiervan opnieuw ontdekken. Ook het blijven bij deze troost is niet iets van onszelf, maar ligt vast in Gods trouw. Dat de zekerheid hier verbonden wordt met het eeuwig leven, heeft waarschijnlijk te maken met het gegeven dat de opstellers van de catechismus wisten hoezeer de mensen toen met de naderende dood leefden.

Wanneer we letten op de bijbelteksten die bij deze passage in vraag en antwoord 1 in de marge gezet zijn, dan kunnen we opmerken dat niet alleen aan het werk van de Heilige Geest (Rom. 8:16), maar ook aan de gave van de Heilige Geest als zodanig te denken valt. Vooral dit laatste speelt een grote rol in het spreken van Paulus over de zekerheid die de gelovige ontvangt in de gave van de Heilige Geest. Hij gebruikt het beeld van de Heilige Geest als eersteling (Rom. 8:23 en 11:16), als onderpand (2 Kor. 1:22, 5:5; Ef. 1:14), de verzegeling (2 Kor. 1:22; Ef. 1:13) en de zalving (2 Kor. 1:21,22). In al deze metaforen gaat het om de gave van de Geest als garantie, als zekerheid dat God door Zijn Geest ons zal vasthouden tot de dag waarop de Here Jezus terugkomt. (Zie ook CD hoofdstuk 12, ‘De Heilige Geest die levend maakt’, in het bijzonder §12.2C.)

Dit wordt binnen de catechismus verder uitgewerkt in vraag en antwoord 53: de Heilige Geest is God en aan mij gegeven. Hij verbindt mij aan Christus en doet mij delen in al Zijn weldaden. Hij troost mij en zal ook eeuwig bij mij blijven. De Heilige Geest schenkt mij het geloof door de verkondiging van het Evangelie en versterkt het door het gebruik van de sacramenten (v/a 65). Ik word opgeroepen alle dagen van mijn leven afstand te doen van mijn boze werken en de Here door Zijn Geest in mij te laten werken (v/a 103). De grond voor de zekerheid ligt dus niet in de ervaringen en gevoelens, maar in Gods Woord en Zijn beloften. De Geest beïnvloedt wel mijn ervaring en gevoelens. Hij is het die door het Evangelie een vast vertrouwen in mijn hart wil werken (v/a 21).

De DL brengt dit in hoofdstuk V uitgebreid ter sprake: ‘God is getrouw, die hen in de genade die hun eenmaal gegeven is, door Zijn barmhartigheid bevestigt en tot het einde toe met kracht bewaart’ (art. 3). Op grond hiervan spreken de DL over de volharding der heiligen. (Zie ook CD hoofdstuk 15, ‘De vernieuwing van de mens’, in het bijzonder §15.8.)

Relevantie van het thema

De vraag in de titel van deze schets kan vanuit zeer verschillende achtergronden gesteld worden. Het is van belang hier rekening mee te houden. Wie zich afvraagt of God wel bestaat, staat anders in het leven dan iemand die zich afvraagt of God er wel voor hem of haar is (zie verder onder ‘Homiletische aanwijzingen’). Vanuit welke achtergrond de vraag ook gesteld wordt, de overeenkomst is dat ieder mens weleens twijfelt. Dat de catechismus hier oog voor heeft en ons daarin een weg wil wijzen, laat de blijvende waarde van dit oude leerboek zien.

Met het oog op de tieners

Twijfel is voor veel tieners herkenbaar. Het werk van de Heilige Geest is wellicht voor veel tieners minder herkenbaar. De catechismus wijst juist de Heilige Geest aan als degene die ons wil helpen onze twijfels te boven te komen. Dit kan voor de tieners een echte eyeopener zijn. Het is dan ook van belang om tieners juist in deze tijd te wijzen op het gegeven dat de zekerheid buiten henzelf ligt en dat ze het vraag en antwoord 1 van de catechismus mogen nazeggen: mijn troost is dat ik niet van mezelf ben, maar van Christus. Een verwijzing naar hun doop is in dit licht ook uiterst relevant; door de doop zijn ze met Christus opgestaan tot een nieuw leven. Met de doop is hun de Heilige Geest beloofd en die Geest verwijst naar Christus en de Vader. In verband met objectieve twijfel is het zinvol de historische grondslag van het christelijk geloof ter sprake te brengen, ondanks het feit dat de catechismus zelf met deze objectieve twijfel niet veel doet.

Met het oog op de kinderen

In het gesprek met kinderen kan het helpen te wijzen op het feit dat de ‘Hij’ uit antwoord 1 (‘Daarom verzekert Hij mij…’) Jezus Christus Zelf is. Het is de Here Jezus die na Zijn opstanding de leerlingen weer opzoekt – leerlingen die twijfelden en later belangrijke kerkleiders werden. De Here Jezus zocht hen op en overtuigde hen ervan dat het echt waar is dat Hij leeft. Zo kunnen we het heel concreet maken.

Relevante bijbelgedeelten

Als voorbeeld kan een bijbels persoon genomen worden die ook met twijfel te maken had. Te denken valt aan David in Psalm 13, of de dichter van Psalm 42, 73 of 77; Elia (1 Kon. 19) of Jeremia (Jer. 20:7-18); Johannes de Doper in de gevangenis (Mat. 11:2-6; Luk. 7:18-23); Thomas, met de verzekering van Jezus ‘Zalig zij die niet gezien hebben en toch geloven’ (Joh. 20); de discipelen op de berg (Mat. 28:17b).

Er kan ook gekozen worden voor het verzekerende werk van de Geest. Hierbij valt te denken aan de tekstverwijzingen die bij Zondag 1 zijn opgenomen (2 Kor. 1:21 vv.; 2 Kor. 5:5; Ef. 1:13, 4:30; Rom. 8:15 vv.). Of er kan gekozen worden in te steken bij de trouw van God (Ps. 138:8; Fil. 1:6; 1 Kor. 10:12, 13).

Aanwijzingen voor de leerdienst

Doelstelling

Het doel van de leerdienst is bewust te worden van het feit dat twijfels of aanvechtingen van alle tijden zijn. In onze twijfel zijn wij niet op onszelf aangewezen. We mogen houvast vinden in de trouw van God.

Homiletische aanwijzingen

Als inleiding kan gewezen worden op het belang van een goede diagnose van de twijfel. ‘Twijfel is soms net als koorts, je kunt het pas bestrijden als je weet waar de ontsteking zit’ (Rietkerk, p. 19).

In het kerngedeelte van de preek kunnen diverse achtergronden van de twijfel geschetst worden. Dit kan de hoorder helpen zich ervan bewust te worden op welk vlak zijn of haar twijfel ligt. Hieronder worden vier verschillende achtergronden beschreven, gebaseerd op Wim Rietkerk, In dubio, en Reinier Sonneveld, De stilte van God.

  • Is God er wel? – Ik kom Hem nergens tegen in mijn dagelijks leven. In Nederland wordt de groep mensen die zonder God leeft steeds groter. Jongeren kunnen vijf dagen in de week naar school gaan, zonder dat ook maar één keer God ter sprake is gekomen. Op het werk zal dit voor veel mensen niet anders zijn. Daarbij worden er vaak – als God wel wordt genoemd – allerlei vragen gesteld, waarop niet zomaar een antwoord te geven is. Het is belangrijk dit te benoemen en gemeenteleden aan te moedigen dit soort situaties te bespreken. Twijfel die voortkomt uit het verstand, moet niet weggestopt maar juist onderzocht worden. Het kan te maken hebben met een gebrek aan inzicht, of een verkeerd Godsbeeld. We lezen in de Evangeliën dat Jezus mensen met ‘verstandstwijfel’ mild behandelt. Hij belooft: ‘Wie het goede van het Koninkrijk zoekt, zeker zal vinden’ (Mat. 7:7-12).

  • Is God er wel? – Ik ervaar Hem zo weinig in mijn leven. Een andere bron van twijfel kan ons gevoelsleven zijn. In onze ervaringscultuur speelt dit een grote rol. Maar ook in de Schrift komen we op diverse plaatsen gelovigen tegen die in diepe aanvechtingen komen vanwege het ontbreken van de ervaring van Gods nabijheid. Te denken valt aan diverse psalmen, Elia of Jeremia.

    Het is belangrijk om te wijzen op het werk van de Heilige Geest die het geloof schenkt als gave. De zekerheid van het geloof ligt niet in mijn ervaringen en gevoelens (zie boven). Dit wil overigens niet zeggen dat mijn gevoel en ervaring niet belangrijk zijn. Wie worstelt met het komen tot vertrouwen, kan onder begeleiding van een goede pastor op onderzoek gaan: waar komen die moeite en twijfel vandaan? Hoe kan het dat men zo moeilijk tot vertrouwen komt? Deze leerdienst kan mensen die hiermee worstelen, helpen om de stap te maken hierover in het pastoraat te spreken.

  • Is God er wel (voor mij)? – Ik ervaar nog steeds zo veel zonde in mijn leven. Voor de DL is de voornaamste bron van twijfel de blijvende aanwezigheid van zonde. Het is Christus ‘die wel verlost van de heerschappij en slavernij van de zonde, maar Hij verlost ze in dit leven niet volkomen van het vlees en het lichaam van de zonde’ (DL V, art. 1). Dit zorgt voor voortdurende aanvechtingen. De DL willen de gelovige in deze twijfels troosten door te wijzen op de trouw van God, ‘die hen in de genade die hun eenmaal gegeven is, door Zijn barmhartigheid bevestigt en tot het einde toe met kracht bewaart’ (art. 3). Dit ontslaat de gelovigen niet van hun verantwoordelijkheid ‘voortdurend te waken en te bidden, dat ze niet in verzoekingen geleid worden’ (art. 4). Maar de verzekerdheid ‘vloeit niet voort uit een of andere bijzondere openbaring (…) maar uit het geloof in de beloften van God (…) het getuigenis van de Heilige Geest (…) en ten slotte uit het ernstige en heilige ijveren voor een goed geweten en voor goede werken’ (art. 10). Het is dus God Zelf die door Zijn Geest dit in mij werkt. Hij doet dat door het horen, lezen en overdenken van het Evangelie, ‘door vermaningen, dreigingen, beloften en het gebruik van de sacramenten’ (art. 14).

  • Is God er wel? – Wil ik wel rekening houden met Hem? Een vierde, maar niet te onderschatten bron van twijfel ligt in onze wil. Pascal zegt in één van zijn pensées: ‘Zeg niet “twijfelaar”, zeg liever “koppige”.’ Zeker onder jongeren is dit een vraag waarmee ze kunnen worstelen. ‘Wil ik wel christen zijn?’ Veel jongeren realiseren zich dat het volgen van Jezus om andere keuzes vraagt dan hun vrienden en klasgenoten maken. Maar ook volwassenen weten dat het veel aantrekkelijker is twee heren te dienen, dan werkelijk een keuze te maken. Toch is dit laatste wel wat de Here van ons vraagt. Juist in het gaan van de weg van het geloof, ontvangen we zekerheid – zoals het volk Israël steeds meer mocht leren wie de Here is, door Hem te vertrouwen en in geloof op reis te gaan.

    Mogelijk kunnen deze vier punten in vier afzonderlijke vervolgpreken verder uitgewerkt worden. Naast het schetsten van deze achtergronden van waaruit twijfel kan ontstaan, dient er voldoende ruimte over te blijven om de trouw van God ter sprake te brengen. In de nieuwtestamentische gemeente mag hierbij vooral de rol van de Heilige Geest genoemd worden. Daarvoor is onder ‘Uitleg’ al veel materiaal aangedragen. Als diepe troost kunnen we hierbij ook wijzen op wat de kerk in de Dordtse Leerregels belijdt over de trouw van God. God is groter dan onze twijfel. Zijn trouw is groter dan onze ontrouw.

Met het oog op de tieners

Wie op een veilige manier wil klimmen, moet altijd met z’n tweeën zijn. De een gaat daadwerkelijk klimmen, de ander blijft op de grond en ‘zekert’. Dit gebeurt door middel van een touw, waarmee de klimmer en degene die ‘zekert’ verbonden zijn. Wanneer de klimmer valt, zorgt de zekeraar ervoor dat hij niet meteen helemaal naar beneden stort, maar dat door de ‘zekering’ zijn val wordt gebroken. De klimmer kan zich weer herpakken en verdergaan. Zo wil de Heilige Geest in ons leven als verbinding tussen de ‘zekeraar’ (Jezus Christus) en de ‘gezekerde’ (wijzelf) aanwezig zijn. De Geest bindt ons aan Jezus Christus en laat ons delen in al zijn weldaden (vraag 53). Met de vele klimmuren op scholen en in sporthallen zal dit voor de meeste jongeren een bekend beeld zijn. Jongeren mogen erop gewezen worden dat de zekerheid buiten henzelf ligt. Het is immers niet zo dat wanneer het gevoel er niet is, God er niet is.

Ook mag en moet aandacht worden gegeven aan het denken over geloof, in de zin van min of meer rationele overwegingen. Ook dat kan helpen wanneer de twijfel toeslaat. Ook het verstand is een kanaal waardoor God werkt. Daarbij heeft het christelijk geloof een sterke historische basis; ook niet-gelovigen hebben een bewijslast. Het gaat om een werkelijkheid die je niet zelf had kunnen bedenken, om historische feiten die meer dan tweeduizend jaar overgeleverd zijn. Het geloof kijkt naar buiten en richt zich in de eerste plaats op wat God heeft gedaan in de geschiedenis en wat de kerk eeuwenlang heeft overgeleverd in de Schrift en in belijdenissen. Als het om historische feiten gaat, dan is geloof niet in de eerste plaats iets gevoelsmatigs, maar is het redelijk om te geloven. Eerst in het hoofd en dan in het hart, zou je kunnen zeggen. (Zie ook schets 9.1.)

Wat betreft de subjectieve twijfel is het goed om erop te wijzen dat de Heilige Geest het geloof werkt door het Evangelie (v/a 21). Jongeren zullen zich wellicht afvragen hoe ze kunnen weten dat ze de Heilige Geest hebben ontvangen. Daartoe kan gewezen worden op de doop: toen is de Geest gegeven (Hand. 2:38). Die Heilige Geest is er niet alleen bij onze doop, maar zorgt er ook voor dat wij ons er steeds meer van bewust worden dat we bij Christus horen, dat ons vergeving geschonken is en dat we delen in het eeuwige leven.

Met het oog op de kinderen

Kinderen zijn zich er niet altijd van bewust dat er heel veel om ons heen is wat we niet zien, maar er toch is. Denk aan de werking van een radio of de mobiele telefoon. Je hebt een speciale antenne nodig om deze signalen op te vangen. Hiermee kunnen we het geloof vergelijken. De Here God kunnen we niet zien, maar door de ‘antenne’ van het geloof is Hij wel merkbaar.

Pastorale aanwijzingen

Een preek over twijfel kan niet anders dan een pastorale toon hebben. Als prediker en pastor mogen we het woord van Judas ter harte nemen: ‘En weest ook barmhartig jegens sommigen, die twijfelen…’ (Judas vers 22). Alleen op het punt van de wils-twijfel als ongeloof merken we bij Christus weinig barmhartigheid. Hier stelt Christus ons voor een keuze. Ook in de preek mag dit tot uiting komen.

Met het oog op de tieners

In heel de preek mag de prediker laten merken dat hij beseft dat er veel vragen leven. De tiener moet na afloop de ruimte krijgen om eerlijk zijn of haar twijfels te bespreken. Als je twijfelt, ben je niet meteen een slechte gelovige. Het gaat er vooral om hoe je er vervolgens mee omgaat. Maar er mogen ook (objectieve en subjectieve) twijfels weggenomen worden door te wijzen op de sterke historische basis van het geloof en de werking van de Heilige Geest door het Evangelie (zie ‘Homiletische aanwijzingen’). Ook kan benadrukt worden dat twijfel juist een hulpmiddel kan zijn om steviger te wortelen in het geloof. Als je twijfelt, betekent dat immers dat je vragen hebt; en als je vragen hebt, ga je op zoek naar antwoorden, waardoor je uiteindelijk verder komt. Twijfel is een kans om te ontdekken waar de zwakke plekken in je geloof zitten. Het dwingt je na te denken over je geloof en bezig te zijn met je relatie met God. Wanneer je zo met twijfel omgaat, kan het je dichter bij God brengen. Net als Thomas, die ondanks zijn eerdere twijfels uiteindelijk tegen Jezus zegt: ‘Mijn Heer en mijn God!’

Met het oog op de kinderen

In het gesprek met kinderen moet voorkomen worden dat bijbelverhalen worden verteld als alleen maar leuke verhaaltjes. Een kind op de basisschool leert steeds meer het verschil tussen fantasie en werkelijkheid. Als het kind geen onderscheid wordt geleerd, waarom zouden de verhalen uit de Bijbel dan wel echt gebeurd zijn? Ook kinderen kunnen te maken krijgen met mensen die vraagtekens plaatsen bij het geloof. Dan is het goed hun voor te houden dat die mensen ook de waarheid van hun woorden moeten aantonen.

Liturgische aanwijzingen

  • Psalmen en liederen over aanvechting: Psalm 13, 42, 73, 77; Opwekking 717.

  • Psalmen en liederen over Gods trouw: Psalm 89, 93, 100, 103, 105, 146; Liedboek voor de kerken Gezang 44, 217, 390, 444; Opwekking 123.

Helpende vormen

Neem een envelop mee, met daarop geprint met grote letters: Twijfel. Deze envelop kan zomaar ‘bezorgd’ worden in ons leven. Wat doen we ermee? Durven we hem open te maken? Alleen dan kunnen we de boodschap lezen. Twijfel moeten we niet wegstoppen, maar onder ogen durven zien in ons leven. Dan pas kunnen we er geestelijk door groeien. Een getuigenis van een gemeentelid dat met twijfel heeft geworsteld, maar deze twijfel te boven is gekomen, kan andere gemeenteleden helpen hun eigen twijfels onder ogen te zien en ze aan te pakken.

Met het oog op de tieners

De dienst over dit thema kan ook aanleiding zijn om een gesprekskring te starten over de vragen die hier leven, voor tieners die graag over de dingen nadenken. Daarvoor kan gebruikgemaakt worden van de aangehaalde boeken of van Grond onder je voeten van Wim Markus (Zoetermeer, 2012). In dit boek staan programma’s voor acht kringavonden.

Voor ‘doeners’ zou wellicht een getuigenis van een andere doener in de kerk veel kunnen betekenen. Als er zo’n (weer) tot geloof gekomen ‘doener’ in de gemeente is, geef hem/haar dan de gelegenheid om in deze dienst kort over zijn/haar bekering te vertellen.

Met het oog op de kinderen

Vraag aan tien oudere kinderen (en/of tieners) in de gemeente of ze zich weleens afvragen:

  • of God wel bestaat, want er is zo veel ellende in de wereld;

  • of God hen wel goed genoeg vindt, omdat ze steeds weer in de fout gaan;

  • of de Here Jezus wel echt is opgestaan;

  • of al hun zonden wel vergeven zijn;

  • of hun geloof wel echt is;

  • of de Bijbel wel klopt;

  • of andere godsdiensten niet net zo goed zijn.

Ga in de preek in op de punten die door drie of meer kinderen genoemd zijn.

Literatuur

  • G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding. Zoetermeer, 2012. (CD)

  • Wim Rietkerk, In dubio. Zutphen, 2000.

  • Reinier Sonneveld, De stilte van God. Amsterdam, 2013.

  • W. van ’t Spijker, Luther, belofte en ervaring. Goes, 1983.

  • Ursinus, Het schatboek deel 1. Houten, 1989, p. 24-26.

  • J.H. van de Bank e.a. (red.), Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking van de Heidelbergse Catechismus. Zoetermeer, 1993.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken