8. Spreken met collega’s: het experimenteergesprek
Adviesgesprekken krijgen een logisch vervolg in experimenteer-gesprekken. Je gaat een stap verder door ook samen nieuwe dingen uit te proberen uit de aandachtsgebieden of de vaardigheden. Samen kun je tenslotte meer dan alleen. Zo kun je eens gaan werken met een beamer als je dat nog nooit hebt gedaan, je kunt proberen uit je hoofd te gaan preken of meer concrete voorbeelden in je preek te stoppen.
Voor deze stap is een open houding nodig, waarin je elkaar ook aanspreekt op de uitvoering en het resultaat.
Volg in experimenteergesprekken de volgende stappen:
-
Een van beiden gaat, of (beter) allebei ga je een verandering in je preken doorvoeren.
-
Stel samen vast wat de verandering precies is: een activiteit, ander gedrag, een ingreep.
-
Geef aan waarom je deze verandering wilt doorvoeren.
-
Formuleer wat het gewenste resultaat moet zijn: bij jou (bijv. ik voel me prettiger op de preekstoel), de preek (bijv. er is een heldere structuur) en de gemeente (bijv. ze zijn meer betrokken bij de preek).
-
Bedenk samen hoe je de verandering vormgeeft. Dit een vrij uitgebreide stap zijn waarbij je bijvoorbeeld eikaars preken gaat bekijken en bewerken of samen een preek maakt.
-
Voer het experiment uit.
Voorbeeld
Frank interviewt Johan over de wijze waarop hij omgaat met de vaardigheden vorm en taal.
Frank: ‘Dus je gebruikt een standaardstructuur?’
Johan: ‘Ja, altijd een inleiding en dan een thema met drie punten. En als het een keer helemaal niet lukt twee.’ Frank: ‘En wat zeg je dan in die punten?’
Johan: ‘Nou, ik vertel eerst zo’n beetje het onderwerp van de preek en dan zijn er altijd wel 3 dingen over te zeggen.’ Frank: ‘Werkt dat goed?’
Johan: ‘Nee, ik heb het idee dat mensen er wat op uitgekeken raken. Ik in elk geval wel. ’t Is elke zondag hetzelfde riedeltje.’ Frank: ‘Vind je een structuur wel belangrijk?’ Johan: ‘Ja, mensen kunnen de preek dan toch beter volgen. Ik heb wel eens geprobeerd zonder zo’n thema en puntenverdeling te werken maar dan raken ze de kluts helemaal kwijt. En ik trouwens ook. Ik ben zelf nogal warrig.’ Frank: ‘Hoe bedoel je?’
Johan: ‘Nou, ik associeer snel. Dan lijkt het of ik van de hak op de tak spring en niemand weet meer waar ik het over heb.’ Frank: ‘Heb je daar last van?’
Johan: ‘Leuk is anders. Ik vind dat ik iets belangrijks te melden heb. Dan wil ik ook wel graag dat mensen er wat van opsteken en het onthouden. En dat kan met een goede structuur stukken beter.’
Frank: ‘Vind je een wat meer associatieve preek geen goede preek?’
Johan: ‘Ik hou zelf wel van een strak verhaal met een heldere opbouw. Vind je niet dat dat eigenlijk hoort bij een preek? Dat warrige vind ik eerlijk gezegd bijna wat oneerbiedig.’ Frank en Johan praten nog een door over hun overtuigingen en hoe ze hier tegen aankijken. Totdat Frank de draad weer oppakt. Frank: ‘Dus je wilt wel een structuur maar wat anders dan je tot riu toe gebruikt.’
Johan: ‘Precies, maar ik weet niet wat of hoe.’
Het gesprek gaat nog even door over opbouw van preken, doelen en structuren.
Ze besluiten er de volgende keer op terug te komen. Ze spreken af samen te zoeken naar manieren om je preek structuur te geven.
Frank: ‘Zullen we het verder hebben over die structuren?’ Johan: ‘Ja, ik heb er eens wat boeken op nageslagen over communicatie.’ Frank: ‘En?’
Johan: ‘Ik heb wel wat gevonden maar het gaat vooral over schriftelijke rapportages en zo, maar daar gaan ze uit van een probleem, een vraag. En dan werken ze in het verslag naar een oplossing toe.’
Frank: ‘Laat eens kijken. Je moet het wel wat omwerken, maar dan kun je er volgens mij wel wat mee. Ik heb ook iets gevonden over een vraag-en-antwoord-structuur:
Vraag stellen – Beschrijving of aanleiding – Belang van het probleem — Knelpunten in de praktijk – Oplossing.’ Frank en Johan leggen hun ideeën naast elkaar en komen tot een eenvoudige structuur.
Johan: ‘Je moet dus wel een concrete vraag hebben. Iets wat voor mensen ook echt een probleem is.’
Frank: ‘Laten we het eens proberen met een tekst. Waar ga je binnenkort over preken?’
Johan: ‘Ik ben bezig met Psalm 84. Ik heb al eens even gekeken. Volgens mij is de vraag eigenlijk: welke zaken maken de dichter onrustig en bang in zijn leven en hoe vindt hij rust.’ Frank: ‘Lijkt me een duidelijk probleem.’
Samen bekijken ze hoe de dichter komt tot zijn vraag, wat de oorzaken daarvoor zijn en welke richting de Psalm biedt. De structuur uit het communicatieboek blijkt goed te passen. Johan maakt de preek af en houdt die de zondag daarop. Het gaat prima. Johan: ‘Ze vonden het goed te volgen. De mensen herkenden het en begrepen het goed. Ik ga die structuur vaker gebruiken. En er zijn vast nog wel meer van dergelijke structuren te vinden.’ Frank is zo enthousiast geworden dat hij ook eens met de structuren gaat experimenteren. De keren daarna wisselen ze hun experimenteerervaringen uit.
Je ziet dat Frank zich eerst van z’n beste kant laat zien als interviewer. Hij komt ook tot het diepere niveau van identiteit. Hij zou er nog wat op kunnen doorvragen, maar zo is al wel duidelijkdat het gaat om een probleem en een oplossing die Johan echt verder gaan helpen. Het blijkt vervolgens een vraag te zijn die ze beiden hebben. De oplossing bedenken ze samen, dat wil zeggen uit bronnen die ze raadplegen. Je kunt bij uitgebreidere zaken ook denken aan een cursus, training of aan supervisie. Verder zie je dat wat begon als een uitwisselingsgesprek, uitmondde in een experiment waaraan beide collega’s deelnemen,
Overdenking
Lees 1 Tessalonicenzen 1 en vooral vers 5a: ‘Want de boodschap die wij u brachten bestond niet uit louter woorden, nee, ze was geladen met de kracht van de Heilige Geest en gebaseerd op een vaste overtuiging’ (Groot Nieuws).
Paulus laat hier – zoals in veel van zijn brieven – iets zien van zijn optreden als evangelist.
-
Ga voor jezelf na hoe de drie aspecten die Paulus’ spreken typeren in jouw optreden doorwerken. Ga je er bewust mee om? Hoe?
-
Overleg samen hoe je die drie aspecten kunt versterken in je dagelijks werk.
-
Geeft deze overdenking je meer of minder ruimte voor een andere aanpak in je preken?