Alfa en Omega
begin en einde, eerste en laatste, jota en tittel, letter, alfabet, inkt, pen (griffel)
Een letter krijgt betekenis in verbinding met een of meer andere letters. Een letter alleen zegt doorgaans niet veel. Letters maken woorden, woorden vormen zinnen, zinnen leiden tot boodschappen.
In de Oudheid schreef men aan het woord een enorme kracht en waarde toe. Echter, ook afzonderlijke letters bezaten waarde. Bepaalde letters hadden in de beleving van de mensen toen een bijzondere uitstraling. Hoe dat voor de bijbelse mens was en hoe de latere joodse en christelijke tradities dat zagen, proberen we in het vervolg op het spoor te komen.
Grondtekst
De bovenvermelde woorden verschijnen voornamelijk in het Nieuwe Testament. Driemaal ontmoeten we to alfakai to oo (= oomega), ‘de alfa en de omega’ (Op. 1:8; 21:6; 22:13), de eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet. In 21:6 volgt erop, als nadere duiding hè archè kai to telos, ‘het begin en het einde’; in 22:13 staat tussen deze beide verbindingen nog de constructie ho prootos kai ho eschatos, ‘de eerste en de laatste’. Deze terminologie vindt haar achtergrond in Deuterojesaja, waar de HEER zichzelf kenmerkt als riesjon, ‘eerste’, en ‘acharon, ‘laatste’ (Jes. 44:6; 48:12; vgl. 41:4). Met keraia, ‘haakje, streepje’, en joota, de Griekse aanduiding voor de Aramese jod (Mat. 5:18; Luc. 16:17), zijn de kleinste letters bedoeld. Een van de betekenissen van het Griekse gramma (vgl. ons woord grammatica) is ‘letter’ (Rom. 2:27-29; 7:6; 2 Kor. 3:6-7; Gal. 6:11). Inkt, met als hoofdbestanddeel roet, luidt melan (verwant met melas, ‘zwart’); we treffen het aan in 2 Korintiërs 3:3, 2 Johannes 12 en 3 Johannes 13. Eenmaal verschijnt in het Oude Testament ‘inkt’ als vertaling van dejo (Jer. 36:18). De inkt wordt op het papier gebracht door de kalamos, de ‘pen’, letterlijk het ‘schrijfriet’ (3 Joh. 13). De pen – juister de griffel of de stift – geeft het Hebreeuws weer met ‘et (Jer. 8:8; 17:1; Ps. 45:2; Job 19:24) of chèrèt (Jes. 8:1).
Letterlijk en concreet
De bijbel spreekt herhaaldelijk over schrijvers, geschreven of gebeitelde boodschappen en schriftelijk vastgelegde teksten. Hoe het geschreven woord precies tot stand kwam en met welk materiaal of materieel, is minder belangrijk. Centraal staan immers de teksten zelf die aanpapier, leer, hout, steen en dergelijke worden toevertrouwd.
Beeldspraak en symboliek
a.Hoe kunnen we de alomvattendheid en grootheid van Israëls God en van Jezus Christus uitdrukken?, vraagt de ziener Johannes zich af. Ineens herinnert hij zich de beeldspraak van de profeet Jesaja, die God de eerste en de laatste noemt (44:6; 48:12). Jesaja doelt daarmee op de presentie van de HEER: zoals Hij in het begin aanwezig was, zo zal Hij straks ook aanwezig zijn. Het gaat hier niet om een tijdsuitdrukking, maar om een symbool dat de blijvende relatie tussen Hem en zijn volk uitdrukt. Daardoor is hetgeen tussen het begin en het slot ligt goddelijk gekwalificeerd, dat wil zeggen, bewaard. Welnu, in dat spoor gaat Johannes verder. God is voor hem de alfa en omega (Op. 1:8; 21:6; 22:13). De eerste en laatste letter van het Griekse alfabet – samen met begin en einde, eerste en laatste – symboliseren voor hem Gods en Christus’ presentie, die alles en ieder omvat en die de werkelijkheid uiteindelijk beheerst. Deze twee letters bepalen de letters daar tussenin; zij worden er ondanks de ‘onleesbaarheid’ ervan -de werkelijkheid is soms onbegrijpelijk – door gekleurd. Begin en eind bewaart God in Christus, schepping en voltooiing vormen een eenheid. En daarmee is evenzeer de weg van schepping naar voltooiing bewaard. Met deze letter-taal beoogt de auteur zijn hoorders een hart onder de riem te steken. Zeker, hun bestaan wordt danig heen en weer geslingerd; maar achter die wirwar schuilt de zekerheid, dat de Heer tenslotte de touwtjes in handen heeft. In de antieke wereld betekenen alfa en omega meer dan de a en z bij ons. Het alfabet stijgt boven de feitelijkheid uit. Letters vertegenwoordigen min of meer de goddelijke wereld, in elk geval verwijzen zij naar die wereld.
b.In het latere jodendom komen we dat ook tegen. De Hebreeuwse alef, eerste letter, en de taw, laatste letter, duiden het geheel. Van alef tot taw betekent van het begin tot het einde. De joodse traditie wijst erop dat deze eerste en laatste letter samen met de middelste (niet exact) letter van het alfabet, de mem, het woord ‘èmèt, ‘waarheid’, vormen. Aldus verwijst het alfabet naar de waarheid van de Eeuwige. De rabbijnen schrijven aan de letters van het alfabet een heiligheid toe. Als door het woord van God de hemelen zijn geschapen (Ps. 33:6), dan moeten de letters van het woord wel heilig zijn. Telkens vernemen we van de rabbijnen dat het Hebreeuwse alfabet bij de schepping een essentiële rol heeft vervuld. Zo is de letter bet, tweede van het alfabet, bewust tot eerste letter van de bijbel gekozen. De bet is daar zeer geschikt voor, omdat hij de eerste letter van het woord voor zegening, berakah, vormt. Bovendien onthult de vorm van de bet het nodige over de weg die de mens moet gaan. De letter is van alle kanten gesloten, behalve van voren, zodat de mens toekomstgericht moet kijken en leven (vgl. Midrasj Rabbah Gen. I,1). De alef, de eerste letter, wordt geprezen om zijn bescheidenheid, omdat hij bij God niet klaagde dat de Tora met de tweede letter, de bet, begint. De alef kreeg als beloning de eerste plaats in de Tien Geboden (Ex. 20:2) en vormt de beginletter van de drie woorden van de onuitsprekelijke godsnaam (Ex. 3:14). We hebben nu iets van de eerste letters van het alfabet gezegd. Maar alle letters hebben symbolische betekenis. Allemaal hebben zij ook een getalswaarde: alef is duizend, bet is één, gimèl is twee enzovoorts. Ook aan de getalswaarde wordt veelal bijzondere waarde toegekend. Zelfs de manier waarop de letters zijn geschreven, symboliseert iets. Het haakje aan de letter chet bijvoorbeeld verwijst naar de verblijfplaats van de Eeuwige. Zie tegen deze achtergrond het woord van Jezus, dat er niet één jota of één tittel van de Tora zal vergaan eer de hemel en de aarde vergaan (Mat. 5:18). Met deze beeldspraak duidt Jezus de onveranderlijkheid en duurzaamheid van de Tora aan; zelfs de kleinste letter en het minuscule streepje aan sommige letters blijven bestaan in de wijze waarop Jezus de Schrift uitlegt en doet. Wellicht ligt in het woord jota nogiets anders: de jota is de tiende letter van het Griekse alfabet en is ook het begin van de naam Jezus; tien duidt de volkomenheid aan en Jezus’ werk is evenzeer volkomen. Vooral letters van de godsnaam JHWH hebben altijd tot de verbeelding gesproken en de fantasie aangewakkerd. De letter he die God later aan de naam Abram toevoegt (Gen. 17:5), verwijst naar de godsnaam. We zouden nog tal van voorbeelden kunnen geven van de rijke symboliek van de Hebreeuwse letters in het jodendom – vooral ook in de mystieke stromingen -, maar dat zou op deze plaats te ver voeren.
c.In dit verband vermelden we de zogenaamde numerieke lezing van het Oude Testament. Dat is een exegetische methode die de woorden, letters en formules van een teksteenheid telt en die combineert met de getalswaarde van de Hebreeuwse letters. Daardoor zou men de structuur van de teksten op het spoor komen die de kern van de boodschap verbergt. Zo zouden bijvoorbeeld de getallen 26 en 17 steeds terugkeren in de bijbel. Dat zijn bijzondere getallen, omdat beide de optelsom zijn van de getalswaarde van de godsnaam JHWH. Bij deze lezing verschijnt in de tekst de godsnaam, zonder dat hij expliciet voorkomt. In Nederland heeft de bijbelgeleerde C.J. Labuschagne zich sterk gemaakt voor deze methode.
d.De rabbijnen hebben het alfabet wel als metafoor voor de Tora gezien. De letters zijn het gewaad van de Tora, geweven van alle kleuren, aldus de Zohar. Dit wetend verbaast het ons niet dat zij groot gewicht toekennen aan de bijbelteksten waarvan de verzen alfabetisch gerangschikt zijn: onder meer Psalm 119; Klaagliederen 1-4; hoofdstuk 5 sluit daarbij aan met het aantal verzen dat gelijk is aan het aantal van het alfabet. In Klaagliederen geeft de alfabetische rangschikking enerzijds de samenhang en eenheid van de verschillende liederen weer, anderzijds beeldt zij de totaliteit van wat beschreven staat uit, in dit geval de totaliteit van de nood. De alfabetische structuur in Psalm 119 symboliseert wellicht de gedachte dat de Tora in haar geheel moet worden nagevolgd, maar zij geeft ook de samenhang tussen de verschillende aspecten weer.
e.Als Paulus in zijn brief aan de Galaten aan het slot aandacht vraagt voor de grote letters waarmee hij hun de brief schrijft (6:11; vgl. Jes. 8:1), moeten we dat niet primair letterlijk opvatten. De ‘grote letters’ symboliseren de kracht en het gewicht van zijn boodschap. De grote letters zeggen: jullie kunnen er niet omheen, de boodschap is helder en duidelijk. Met grote letters schrijven is met stemverheffing spreken. Nog op een heel andere manier brengt de apostel letters te berde, namelijk door letter naast of tegenover Geest te plaatsen en dat in de context van de omgang met de Tora. De letter fungeert als metafoor voor wetticisme, formalisme, buitenkant, institutionalisme en beknelling. De Geest staat voor dynamiek, creativiteit, vrijheid, binnenkant en ruimte. De letter maakt dood, de Geest brengt tot leven. Zie Romeinen 2:25-29; 7:6; 2 Korintiërs 3:1-7.
f.Binnen de spanning tussen letter en Geest symboliseert inkt de facetten van uitwisbaarheid en vergankelijkheid. Daarentegen zijn de woorden die de Geest van de levende God in onze harten schrijft onuitwisbaar en dus duurzaam (2 Kor. 3:3). In de brieven van Johannes benadrukken ‘inkt en pen’ en ‘inkt en papier’ het onpersoonlijke contact in tegenstelling tot het persoonlijke spreken van mond tot mond (2 Joh. 12; 3 Joh. 13). De psalmist vergelijkt zijn tong met de pen van een vaardig schrijver (45:2). De oude uitdrukking ‘de tong is de pen van het hart’ sluit daarbij aan. Een leugenpen is de pen in de hand van een bedrieger; Jeremia doelt op de priesters uit zijn tijd die zeggen in naam van God voorschriften op te stellen, maar dat doen uit eigenbelang (17:1). Job schreeuwt wanhopig de wens uit, dat zijn klacht tot God en mensen met ijzeren stift en lood zou worden ingegrift (19:24). Hij spreekt daarmee de hoop uit dat zijn klacht nooit in de vergetelheid zal geraken, maar voor altijd bewaard zal blijven.
Praxis
a.Liederen:
Liedboek: Psalm 45; 48; Gezang 1; 30; 57; 75; 102; 115; 150; 157; 169; 274; 357; 404; 421; 482; EvangelieI: 49; III: 11; Gezangen: 767; Hoop: 110; Kinderen: 41; Woorden: 14; Zingend I-II: 42; III: 49 (= Zolang: 98; Liturgie: 646); Zolang: 76 (= Gezangen: 793; Liturgie: 593); Ztijd: 17.
b.Poëzie:
Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1980, blz. 129: ‘Alfa en Omega’. Van der Graft, Mythologisch, Baarn 1997, blz. 313: ‘Gedichten schrijven’. Jan Willem Schulte Nordholt, Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 194: ‘Hartschrift’. Gabriël Smit, Gedichten, Baarn 1975, blz. 76: ‘Alpha en omega’.
c.Verwerking:
In menig kerkgebouw treffen we de letters alfa en omega aan als symbool van Christus’ zorg en leiding over ons leven, bijvoorbeeld op de ante-pendia of op de muur van het gebouw. Hierbij kunnen we aansluiten bij de uitleg van de symboliek van letters. Verder kunnen we denken aan de volgende thema’s: aan het begin en einde van ons leven staat de Eeuwige (wat betekent dit voor ons leven nu?), wetticisme en vrijheid (kunnen letters knechten?), beperking en openheid (hoe verhouden bijbelgetrouwheid en de dynamiek van de Geest zich tot elkaar?).
Verwijzing
Letters en het schrijven ervan maken deel uit van het woord- en beeldmateriaal waartoe ook ‘woord‘ en ‘brief‘ behoren. Voor vollediger informatie dienen we die begrippen erbij te betrekken. Aangezien de letterwaarde in het Hebreeuws een rol speelt, vooral in buiten-bijbelse tijd, verwijzen we ook naar ‘getal‘.