Als horen en zien je vergaan
10e zondag van de zomer (Jesaja 51,1-6, Psalm 138, Romeinen 11,25-36 en Matteüs 16,21-27)

Mensen (en dieren) staan bloot aan trauma. Leven is breekbaar en wij krijgen allemaal te maken met ervaringen die ons welzijn en soms zelfs ons leven bedreigen. Wanneer dat gebeurt, zijn we erop ingericht om te reageren met een heel arsenaal aan reacties die ons leven en welzijn beschermen. Eén van die automatische reacties is dat horen en zien ons, letterlijk, vergaan.
Wanneer we overweldigd raken door moeilijke en mogelijk levensbedreigende omstandigheden, sluiten onze zintuigen zich af. We zien minder of horen minder. Soms nemen we zelfs even helemaal niets meer waar. We sluiten ons – automatisch – af om de druk te verlichten en onszelf te beschermen tegen te grote belasting. Dat is soms te zien na een ongeluk, bij een ramp of in oorlogsgebieden, waar mensen verdwaasd om zich heen kijken en moeite hebben om adequaat te reageren of zich uit te drukken.
Spiegel je aan Abraham en Sara
Het is tegen deze achtergrond dat Jesaja 51 gelezen moet worden. Tegen de achtergrond van diepe, langdurige en overweldigende tegenspoed. Oorlog, vernietiging van land, van heiligdommen, van godsdienst en cultuur. Mensen die weggevoerd zijn en gezien hebben hoe alles wat hun dierbaar en vertrouwd was met de grond gelijkgemaakt werd. Ze zijn gedesoriënteerd geraakt en hebben een nieuw thuis moeten zoeken in een vreemde en vijandige omgeving, als vluchtelingen die hun plaats in de wereld verloren zijn. Het is tegen die achtergrond dat het ‘Luister!’ en ‘Kijk!’ klinkt bij Jesaja (51,1.2.4.6.7). Open je oren, open je ogen, maak contact met Mij, jullie die gerechtigheid najagen en de Heer zoeken.
Jesaja biedt de lezer een nieuwe oriëntatie. Abraham en Sara, oervader en oermoeder, worden ten tonele gevoerd. De verbinding met hun geschiedenis en identiteit wordt hersteld. Vervolgens wordt het verhaal van het verdrietige verleden onderbroken met uitzicht op een nieuwe toekomst en de belofte dat God onderweg is om verandering, orde en gerechtigheid te brengen. Ten slotte worden verleden, heden en toekomst geplaatst in de kosmische context van hemel en aarde, alle volken, en de eeuwigheid van Gods trouw die dat alles omvat.
Abraham, de rots waaruit het volk gegroeid is, werd geroepen om huis en haard te verlaten voor een nieuw land en een ander geloof. Door de wildernis vond hij een weg naar vernieuwd leven en welzijn. Sara, die zo heel lang moest wachten eer de belofte tastbaar werd, werd moeder van een volk aan wie God zijn wetten heeft toevertrouwd. De mensen tot wie Jesaja zich richt, worden nu geroepen zich te spiegelen aan Abraham en Sara, en te vertrouwen dat zij, opnieuw, eenzelfde reis met God zullen kunnen maken. Geroepen tot een rotsvast geloof en diep vertrouwen dat ook zij in hun situatie gezegend zullen kunnen worden.
‘Luister,’ zegt God, ‘kijk, hier ben Ik, de oorsprong van de Wet, degene wiens recht een licht is voor alle volken. Geloof het maar. De tijden zijn al aan het veranderen, de redding is onderweg.’ ‘Zo hoog als de hemel, zo diep als de aarde, Ik ben erbij, mijn gerechtigheid blijft en is met jullie die mijn wetten ter harte willen nemen.’ De lezing uit Psalm 138 zingt de lof van die God, en de Wet en weg die Hij schenkt aan wie in Hem geloven en de hele aarde. ‘De genade die God schenkt neemt Hij nooit terug,’ zegt Romeinen 11.
Lijden hoort bij het leven
In het evangelie van vandaag schrikt Petrus terug voor de weg die Jezus gaan moet. ‘God verhoede het, Heer!’ (Mat. 16,22). Het is de stem van een vriend die terugschrikt voor wat Jezus te wachten staat. Is het niet al te menselijk om, wanneer een vriend, een inspirerend en bijzonder mens zegt: ‘Het gaat verkeerd aflopen met mij,’ te schrikken en te proberen het onheil af te wenden of te minimaliseren?
In het voorafgaande wist Petrus het nog zo zeker met zijn belijdenis over wie Jezus is: ‘de Messias, de Zoon van de levende God’ (16,16). Maar nu moet hij een paar stappen terug doen en zijn belijdenis opnieuw bezien. Wat hij tot nog toe van Jezus gezien heeft, is blijkbaar niet het hele verhaal. Er komt nog meer: lijden is deel van de weg waartoe Jezus geroepen is. Jezus weet dat er een omslag gaat komen. Na zijn succesvolle werk in Galilea wacht de vijandigheid van Jeruzalem. Hij gaat die toekomst met open ogen tegemoet. Vertrouwend op de God die keer op keer leven uit de dood tevoorschijn heeft geroepen en mensen door de wildernis redding heeft gebracht. Vertrouwend op de God wiens recht zal winnen, zelfs tegen de wanorde van dood en geweld.
‘Jij bent de rots,’ zei Hij tegen Petrus, ‘de rots waarop mijn gemeenschap gebouwd gaat worden’ (16,18). In de lezing voor vandaag voegt Hij wat toe, alsof Hij wil zeggen: ‘Nu moet je nog even achter Mij blijven. Het is moeilijk genoeg om dat vertrouwen vast te houden en niet te wijken van de weg waartoe God Mij geroepen heeft. Lijden hoort bij het leven. Zo zal het ook deel zijn van mijn leven. Zodat je zult kunnen zien dat het Pasen wordt, en dat er water uit de rots kan ontspringen, zelfs in het midden van de woestijn, dat er leven, recht en gerechtigheid zonder grenzen kan worden gevonden.’
Deze exegese is opgesteld door Anneke Oppewal.