Menu

Premium

15.4. Kinderdoop: echt waar?!

Zie ook

Heidelbergse Catechismus

Zondag 27

Vraag en antwoord 74: Moet men ook de kleine kinderen dopen?

Antwoord: Ja, want zij behoren even goed als de volwassenen tot het verbond van God en tot Zijn gemeente, en niet minder dan aan de volwassenen worden hun de verlossing van de zonden door het bloed van Christus en de Heilige Geest, die het geloof werkt, beloofd. Daarom moeten ook zij door de doop, als het teken van het verbond, in de christelijke kerk ingelijfd en van de kinderen van de ongelovigen onderscheiden worden, zoals dit onder het Oude Testament of Verbond door de besnijdenis gebeurde, in plaats waarvan onder het Nieuwe Verbond de doop is ingesteld.

Relatie van het thema tot het hoofdthema

Dit hoofdthema gaat over de doop. In deze preekschets gaat het om de betekenis van de kinderdoop. Het vraagteken achter het thema van deze schets zal hopelijk plaats kunnen maken voor een uitroepteken. Hoewel het onderscheid met de volwassendoop aan de orde komt, zal de preek niet polemisch zijn. De opdracht is veel meer om er de rijkdom van te laten zien dat ook de kleinste kinderen van de gemeente mogen delen in de belofte van Gods heil in Jezus Christus. Een houvast voor het hele leven, van de kinderen, van de ouders en van de gemeente.

De leefwereld van de hoorder

Veel van wat aan de orde kwam bij de beschrijving van de leefwereld in schetsen 15.2 en 15.3, speelt ook in deze schets een rol. De kinderdoop heeft voor veel gemeenteleden iets ambivalents. Aan de ene kant beeldt ze onovertroffen uit dat God de eerste is in ons leven. Ver voordat wij tot Hem komen, is Hij allang tot ons gekomen met de belofte van Zijn heil. Dat geeft grond onder de voeten. Aan de andere kant groeit het aantal christenen dat kiest voor de volwassendoop. Bij sommigen is dat om redenen van emancipatie en individualisme. Er zijn ouders die hun kind niet laten dopen, zodat ze vrij zijn om daar later zelf over te beslissen. Maar bij anderen is het omdat ze niets over de kinderdoop in de Bijbel lezen. Tegelijk zijn zowel de kinderdoop als de volwassendoop in onze geseculariseerde cultuur buiten beeld geraakt. In deze situatie zijn gemeenteleden gebaat bij heldere, bijbelse en pastorale hulp met het oog op het beleven van hun eigen doop, die zij als kind ontvingen.

Met het oog op de tieners

Tieners voelen zich op hun zoektocht naar identiteit als gelovige nogal eens aangetrokken door het enthousiasme van jongeren die zich bewust laten (over)dopen. Ze zijn zich er veelal niet van bewust dat afwijzing van de kinderdoop ook samenhangt met andere theologische verschillen met de gereformeerde traditie: bijvoorbeeld een sterkere nadruk op persoonlijke keus, de leer van de vrije wil, de mate waarin de mens in staat geacht wordt een heilig leven te leiden (de antropologie), en de manier waarop de Bijbel wordt gelezen. Ze laten zich hierin ook sterk meeslepen door charismatische leiders en diensten die meer aansluiten bij hun eigen levensgevoel. Met andere woorden: het is een uitdaging hun duidelijk te maken dat de dooptheologie veelzeggend is voor de hele theologie en spiritualiteit van een gemeenschap. De kans is groot dat de betekenis van de doop voor henzelf nog niet zo groot is.

Met het oog op kinderen

In de kindertijd liggen er mogelijkheden voor het leggen van een verbinding tussen de kinderdoop en een basic trust (Erikson) als basis voor het geloof. Zowel kinderen als jongeren hebben behoefte aan rituelen; daarom biedt de doop hier enorme kansen. Het is aan te bevelen in een doopdienst sterke nadruk op het doopritueel te leggen, en er niet te veel omheen te doen wat daarvan afleidt. Doopwater is afwaswater! Zie ook Handelingen 2:38 (laat een ieder van u gedoopt worden tot vergeving van zonden) en Romeinen 6:4 (wij zijn begraven in Zijn dood door de doop). Hier staat niet: bij wijze van spreken. Het is modern om het symbolische van de doop te benadrukken, maar het is goed ook te benadrukken dat het een werkelijk heilsgebeuren is waarin er echt wat gebeurt. Het water in Bethesda reinigde ook echt toen de engel het aanraakte (Joh. 5), en bij occultisme geloven we immers ook dat krachten overgedragen kunnen worden door stoffelijke media.

Uitleg

  • In vraag en antwoord 74 van de HC worden argumenten genoemd die de bijbelse basis voor de kinderdoop aangeven. Een belangrijk uitgangspunt vormt het verbond. In Genesis 17 lezen we over het wonder dat God Zijn verbond opricht met Abra(ha)m. God wil in een genadevolle relatie met hem leven. Hij belooft hem het (messiaanse) heil en vraagt hem Zijn belofte te beantwoorden met geloof en bekering.

    Opvallend is dan dat niet alleen Abraham tot het verbond behoort, maar ook zijn gezin en zijn personeel. Teken daarvan is de besnijdenis, waarmee niet alleen Abraham, maar ook bijvoorbeeld Izak wordt onderscheiden van de heidense omgeving. In Handelingen 2:39 volgt Petrus deze lijn als hij zegt dat het volk Israël deze belofte van het (messiaanse) heil toekomt, en ook hun kinderen. In de doop als het nieuwe teken van het verbond komt de betekenis van de besnijdenis als het oude teken van het verbond tot vervulling. Dat wil niet zeggen dat de doop de vervanging is van de besnijdenis. Voor de messiasbelijdende jood blijft de besnijdenis een eigen betekenis houden, zoals dat ook voor de joodse christenen in het Nieuwe Testament het geval was. Christus heeft Zijn bloed gestort; daarom hoeft er geen bloedstorting meer plaats te vinden. Daar wijst het water van de doop op. Als Petrus zegt dat ook ‘allen die veraf zijn’ in deze belofte delen (vs. 39), dan bedoelt hij dat niet alleen de joden die buiten Israël wonen in het beloofde heil delen, maar ook de gelovigen uit de heidenen, die bij Israël worden ingelijfd. Dat de uitdrukking ‘veraf’ (eis makran) op hen duidt, leren we bijvoorbeeld uit Efeze 2:17, waar deze uitdrukking betrokken wordt op de heiden-christenen. Ook zij mogen delen in het heil dat Christus tot stand heeft gebracht. (Zie J. Hoek en W. Verboom, Eeuwige vriendschap. Om de waarde van Gods verbond. Zoetermeer, 2010, p. 35 vv.)

  • Het gegeven dat we in de Bijbel nergens letterlijk lezen over de doop aan kleine kinderen, laat zich vanuit het bovenstaande verklaren. Als iemand tot geloof komt en gedoopt wordt, dan worden ook zijn gezin en zijn personeel en anderen incluis gedoopt. Het hele ‘huis’ gaat het doopwater in. (Vgl. Hand. 10:48; 16:15, 31-34; 1 Kor. 1:16.) Zoals het in de gemeente van Israël ondenkbaar is dat wanneer ouders delen in de belofte van het heil, de kinderen er niet in zouden delen, zo is het ook in de gemeente van het Nieuwe Testament ondenkbaar dat wanneer ouders delen in de belofte van het heil van Jezus Christus, hun kinderen er niet in zouden delen. We lezen nergens in de Bijbel dat wanneer huisgezinnen worden gedoopt, er een uitzondering gemaakt wordt voor de kinderen.

  • Kinderen worden in het Nieuwe Testament (en dus in HC 74) gezien als kinderen van de gemeente. Een mooi voorbeeld biedt de brief aan Efeze. In Efeze 1:1 worden gemeenteleden ‘heiligen en gelovigen’ genoemd. In Efeze 6:1 worden hun kinderen direct aangesproken. De uitdrukking ‘in de Here’ betekent daar dat ze bij de gemeente van de Heer, van Christus behoren. In 1 Korinthe 7:14 worden ook kinderen ‘heilig’ genoemd: ze behoren tot de gemeente.

  • Een belangrijk punt is dat de doop aan kleine kinderen niet los staat van het geloof. HC 74 zegt dat ook aan de kinderen de Heilige Geest die het geloof werkt, is beloofd. Hij wil kinderen leren als gedoopte kinderen te leven. Precies daarom beloven ouders die hun kindje laten dopen, het te onderrichten in het geloof. In de kerkorde van de Palts (1563) vormt de HC de leerweg tussen Gods belofte van heil in de doop en het geloofsantwoord daarop van het kind.

Relevantie van het thema

De relevantie van de kinderdoop speelt voor veel gemeenteleden vooral een rol in de ontmoeting met voorstanders van de geloofsdoop. Vaak wordt de doop dan gezien als een daad van de dopeling, die de keus gemaakt heeft zijn of haar leven aan Jezus te geven. De doop is dan een expressie van deze geloofskeus. De kinderdoop heeft een andere inhoud. In de doop gaat het primair om een daad van God en niet van de dopeling. Zoals de besnijdenis van Abraham geen zegel was van zijn geloof, maar van de gerechtigheid van het geloof (Rom. 4:11), zo is het ook bij de doop. De doop bezegelt niet ons geloof, maar Gods belofte van heil.

Toch blijft het een belangrijke vraag hoe het zit met de verhouding tussen de doop en het geloof. In het Nieuwe Testament zijn zij met elkaar verbonden. Denk bijvoorbeeld aan de doop van de kamerheer van de kandakè (Hand. 8:36-38). Zo is het nog. De doop vindt plaats te midden van de gelovende gemeente, en het zijn gelovige ouders die hun kind ten doop houden. HC 74 zegt dat de doop in de naam van de Heilige Geest betekent dat de Heilige Geest belooft het geloof in het hart van het kind te werken. De doop vraagt om het geloofsantwoord van de dopeling. Daarom is catechese aan gedoopte kinderen onmisbaar. Kinderen dienen het geloof te leren, de Drie-enige God te leren kennen, om zo als gedoopt kind te leven. De beantwoording van het verbond vindt plaats als een openbare belijdenis van het geloof. Overigens blijft het hele leven een groot leerproces om als gedoopt mens te leven.

Er zijn ouders die ervoor kiezen hun kind niet te laten dopen, maar het op te dragen c.q. te laten zegenen. Zie voor de redenen hiervoor ook onder ‘De leefwereld van de hoorder’. Het beroep hiervoor op Lukas 2:22-24 is zwak, omdat hier sprake is van een toewijding van de eerstgeborene en de reiniging van de moeder, zoals voorgeschreven in Leviticus 12. Het opdragen is geen sacrament en kan daarom geen alternatief voor, hoogstens een bijkomend onderdeel van, de kinderdoop zijn.

Een belangrijk punt in verband met de relevantie van de kinderdoop wordt verwoord in de Dordtse Leerregels I.17. Daar wordt beleden dat de ouders van een kind dat jong sterft, getroost mogen zijn, omdat ze er niet aan hoeven te twijfelen dat hun kind als kind van het verbond deelt in het heil van Christus en behouden is.

Een ander belangrijk punt betreft de ernstig verstandelijk gehandicapte kinderen van de gemeente. Deze kinderen zouden nooit gedoopt kunnen worden als zij eerst hun geloof zouden moeten belijden, want dat kunnen zij niet. Dat Gods heil ook aan hen beloofd is, is vast en zeker. Precies daarvan is hun doop een getuigenis. Daarin komt de kern van het Evangelie tot uiting, dat God het kleine, kwetsbare, wat niet meetelt, heeft uitverkoren (1 Kor. 1:25).

Met het oog op de tieners

Het is van belang dat de tieners van de gemeente het gevoel hebben dat zij erbij horen, ook als zij soms ‘afwijkend gedrag’ vertonen. Tieners laten zich in het geloof vaak leiden door het gevoel. Het is ook goed hun te laten zien dat ze voor eens en voor altijd gedoopt zijn: Christus heeft voor hen gekozen, dat kan niemand meer ongedaan maken. Het fundament van de redding is wat Christus gedaan heeft en wat zichtbaar wordt in de doop, niet hun eigen bekering. Dit zou hen kunnen helpen als ze twijfelen of ze wel genoeg geloven. Het is veelzeggend dat in satanskerken bij het zogenaamde ontdopen het teken en zegel uiterst serieus genomen wordt. Men ziet een kruisteken op het voorhoofd van de gedoopte en probeert dat met zout te verwijderen.

Met het oog op de kinderen

De kinderdoop is van grote betekenis in de geloofsopvoeding van kinderen. God heeft ‘ja’ tegen hen gezegd. God heeft een ‘doopplan’ met ze. Kinderen mag voorgehouden worden dat ze als gedoopten door het leven gaan. Concreet in het leven van jonge kinderen kan dat betekenen dat ze het verschil maken, door bijvoorbeeld op te komen voor de zwakke, voor kinderen die er niet bij horen in de klas, voor rechtvaardigheid.

Relevante bijbelgedeelten

  • Genesis 15:7-21 en 17:1-14: over het verbond met Abraham en de instelling van de besnijdenis.

  • Richteren 13: de moeder van Simson gelooft dat hij ‘tot op de dag van zijn dood’ iemand zal blijven die door God apart gezet en aan Hem toegewijd is.

  • Jeremia 31:27 vv.: over de profetie van het nieuwe verbond.

  • Lukas 2:21-24: over de besnijdenis en de voorstelling van Jezus.

  • Handelingen 2:37-39: over de belofte aan Israël en de heidenen en aan hun kinderen.

  • Handelingen 16:30-34: over de doop van het gezin van de gevangenbewaarder in Filippi.

  • 1 Korinthe 7:10-16: over de kinderen van de gemeente die heilig zijn (vs. 14).

  • Efeze 6:1-4: over de opvoeding van kinderen ‘in de Here’.

Aanwijzingen voor de leerdienst

Doelstelling

De gemeente heeft na deze dienst (opnieuw) zicht gekregen op de bijbelse betekenis van de doop aan kleine kinderen. Ouders hebben gehoord van de gave en opgave van het verbond. De gave betreft Gods liefde voor hun kinderen, in Zijn belofte van heil. De opgave duidt op de taak om hun kinderen als kinderen van het verbond op te voeden. De doopvont van de gemeente is het centrum van het gezin.

Homiletische aanwijzingen

  • Men kan de preek beginnen met te vertellen over de ouders van een ernstig gehandicapt kind. Zij vonden troost in de doop van hun kind. Hoewel het nooit aan de belijdenis van geloof was toegekomen en zelfs geen teken van geloof kon geven, had het kind het teken van Gods belofte van heil ontvangen. Men kan ook het verhaal vertellen van de kinderen van een ernstig demente vader. Zij vonden troost in de doop van hun vader. Hoewel hij geen teken meer kon geven van zijn vroegere geloof, droeg hij het teken van Gods belofte van heil.

  • Vanuit vraag en antwoord 74 van de HC kunnen de volgende zegeningen van de kinderdoop worden uitgelegd:

  • kleine kinderen behoren bij het verbond van God;

  • kleine kinderen behoren bij de christelijke gemeente;

  • aan kleine kinderen is de verlossing door het bloed van Christus beloofd, in de volle betekenis van toezeggen, toerekenen, op naam zetten van;

  • aan kleine kinderen is de Heilige Geest die het geloof werkt, beloofd;

  • het volk Israël kende in het Oude Testament de besnijdenis als teken van het Verbond;

  • de christelijke gemeente kent het teken van de doop als de vervulling van de besnijdenis.

Trek hier vooral de bijbelse lijnen en breng vooral het positieve ervan voor onze tijd naar voren.

  • Hierna kan worden ingegaan op de groeiende belangstelling voor de geloofsdoop, en op de bijbelse argumenten die men daarvoor naar voren brengt. Maar ook op de diepere motieven, zoals het verlangen naar een authentieke beleving van de doop, en op de schaduwzijde daarvan: het subjectieve gaat weer voorbij. Ga eerlijk in op de praktijk dat de kinderdoop wel met de mond wordt beleden, maar toch van geringe betekenis is in geloof en gemeente-zijn. Hier kan ook aandacht worden besteed aan het opdragen c.q. inzegenen van kinderen als ‘alternatief’ voor de kinderdoop.

  • De doop van kleine kinderen en het geloof kunnen en mogen niet van elkaar worden losgemaakt. Maar de volgorde is principieel: eerst Gods keus voor ons (de doop) en daardoor onze keus voor God (geloof). De doop vindt plaats te midden van de gemeente die haar geloof belijdt, ook voor het kleine kind. Ook de ouders belijden hun geloof als zij hun kind laten dopen. Kinderen ontvangen na de doop geloofsonderricht in opvoeding en catechese. Het onderricht is erop gericht om in het geloof het verbond te beantwoorden en als gedoopt mens te leven. Dit is een levenslang leerproces. Doopcatechese aan ouders is van eminent belang. Door hierop te wijzen kan de gedachte voorkomen worden dat een kerkenraad onzorgvuldig omgaat met de bediening van de heilige doop en ‘alles doopt wat in het doophuis wordt gebracht’.

  • De christelijke gemeente heeft en behoudt een eigen taak ten aanzien van haar gedoopte kinderen. In meerdere gemeenten belijdt de gemeente bij de doop van een kind haar geloof mee met de ouders en draagt zo hun jawoord. Men kan ook de gemeente de vraag laten beantwoorden: ‘Belooft u deze kinderen te ontvangen in uw midden, te dragen in uw gebeden en samen met hen de weg van het Koninkrijk te gaan, door hen te bewaren bij het heil van Jezus Christus opdat zij hun doop leren beamen?’ (W. Markus, Watermerk. Jij en je doop. Zoetermeer, 2009). Ze gedenkt daarmee ook zelf haar doop (doopgedachtenis) en weet zich – met name door gebed en meeleven met de ouders en de kinderen – verantwoordelijk voor het geestelijk welzijn van een nieuwe generatie. (Over doopgedachtenis, zie: Om de rijkdom van de doop. Een bijdrage aan de discussie over doopgedachtenis. Notitie van de Confessionele Vereniging en het Confessioneel Gereformeerd Beraad in de PKN, april 2010.)

  • De preek kan worden besloten met het noemen van enkele pastorale situaties. Bijvoorbeeld wanneer een kind van de gemeente op heel jonge leeftijd is overleden. Dan mogen de ouders in hun verdriet en gemis met de Dordtse Leerregels I.17 de troost ontvangen dat zij niet behoeven te twijfelen aan het eeuwig behoud van hun kindje, vanwege de betrouwbaarheid van Gods belofte van heil voor het kindje.

Met het oog op de kinderen

Als inleiding voor kinderen kunt u beginnen met verschillende zaken uit te leggen die met de doop te maken hebben, bijvoorbeeld de doopvont (we doen bij de doop alsof het een rivier is), het water (we doen alsof we erin ondergaan), de witte doopjurk (als teken van reinheid), of het aansteken van een doopkaars als dat in uw kerk aan de orde is. U kunt de kinderen ook vragen thuis aan hun ouders te vragen naar hun doopkaart of dooptekst.

Met het oog op de tieners

Het volgende verhaal van een predikant kan tieners aan het denken zetten over hun doop. ‘Tijdens het kennismakingsrondje vraag ik de catechisanten om zich voor te stellen met hun doopnaam en te vertellen wat hun doopdatum is. De catechisanten reageren daarop met verbaasde reacties: “Ik heb geen doopnaam.” Anderen die wel een doopnaam hebben, zuchten. Zij hebben namen die ze liever niet hardop uitspreken in deze groep: ouderwetse namen waarmee ze vernoemd zijn naar opa of oma. In alle groepen waar ik deze vraag stelde, was er slechts één catechisant die zijn of haar doopdatum wist, omdat de doopkaart in de slaapkamer hing’ (bron).

U kunt ook aan de jongeren vragen wanneer ze vinden dat ze bij de kerk horen. Vaak zullen ze dan denken: ‘Als ik belijdenis doe.’ Ze zullen niet zo snel aan de doop denken.

Pastorale aanwijzingen

Zie de pastorale aanwijzingen in de beide vorige schetsen (15.2 en 15.3). Denk aan ouders die hun kinderen (nog) niet hebben laten dopen. En aan ouders van kinderen die zich lieten overdopen: dit kan de ouders veel pijn doen, terwijl ze tegelijk zien hoe oprecht hun kinderen het bedoelen. Denk ook aan gemeenteleden die geen kinderen of kleinkinderen hebben. Bijzondere pastorale aandacht dient er te zijn voor ouders van adoptie- of pleegkinderen. Doordat deze kinderen in een gezin van de gemeente zijn opgenomen, zijn ze ook in de gemeente zelf opgenomen. Daarom mogen zij ook het teken en zegel daarvan in de doop ontvangen. Hier is blijvende begeleiding op zijn plaats. Bemoedig ouders van kinderen die andere wegen zijn gegaan. ‘Neem de doopvont mee naar huis.’ Pleit op Gods beloften van heil als het enige houvast.

Met het oog op de tieners

Laat de catechismuspreek voor de tieners een steun in de rug zijn. ‘God was de Eerste, Hij koos voor jou. Hij laat je niet los.’ Christus’ werk en wat daarvan zichtbaar wordt in de doop is ten diepste het fundament van hun redding. Als antwoord daarop wordt geloof en gehoorzaamheid verwacht, in deze volgorde. Bedenk dat er tieners zijn die – soms als enige van een gezin – nog participeren in een gemeente in de gereformeerde traditie, terwijl de hele familie is herdoopt. Bedenk ook dat de doop als afwassing van zonden voor donkere adoptiekinderen moeilijke associaties kan oproepen. Soms proberen ze in de pubertijd hun donkere kleur onder de douche af te wassen.

Met het oog op de kinderen

Bij het naar bed brengen kan een vader of moeder de hand op het voorhoofd van het kind leggen en zeggen: ‘Mijn kind, ik zegen je op de plaats waar je werd gedoopt. God heeft je lief.’

Liturgische aanwijzingen

  • Psalmen in de oude berijming: 25:2, 5, 6; 87; 105:1, 5; 111:1, 2, 5.

  • Psalmen in de nieuwe berijming: 34:1, 5; 81:8, 9; 105:1, 3; 139:1, 2; 146:1, 3.

  • Enige Gezangen 3:1, 2 (Lofzang van Zacharias).

  • Liedboek voor de Kerken Gezang 225; 336; 337; 338; 440.

– Zie ook de liturgische aanwijzingen in de schetsen 15.2 en 15.3.

Helpende vormen

  • Geef een samenvatting van de preek mee, met enkele gespreksvragen of stellingen voor het gesprek thuis of in een kring.

  • Raad ouders aan om hun vrienden, buren en familie uit te nodigen voor de dienst waarin hun kindje gedoopt wordt.

  • Bied ouders doopcatechese aan rondom de doop van hun kindje.

Met het oog op de tieners

Leg een verbinding tussen de leerdienst over de doop en de catechisatie. Bekijk en bespreek samen een video van een dienst waarin de doop aan een kindje van de gemeente bediend wordt. Het eerdergenoemde boekje Watermerk kan aan de tieners gegeven worden.

Leg een verbinding tussen de leerdienst over de doop en de catechisatie of jeugdvereniging, waarin beeldmateriaal van zowel de kinderdoop als de volwassendoop bekeken en besproken wordt.

Laat jongeren participeren in de dienst, bijvoorbeeld door het voordragen van een gedicht over de doop en/of het kiezen van liederen.

Met het oog op de kinderen

Kinderen kunnen bij de dienst betrokken worden door het opzeggen van enkele relevante vragen en antwoorden uit De catechismus voor kinderen (W. Verboom, Heerenveen, 2011).

Ouders kunnen na de leerdienst thuis een gesprekje met hun kinderen hebben naar aanleiding van de doopkaart of doopkaars van de kinderen.

In de kindernevendienst en crèche zouden de doopdata van de kinderen gevierd kunnen worden.

Literatuur

  • J.H. van de Bank e.a. (red.), Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking van de Heidelbergse Catechismus. Zoetermeer, 1993, p. 239-249.

  • G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding. Zoetermeer, 2012, p. 545-548.

  • B. Wentsel, Grote Protestantse Katholieke Catechismus. Zoetermeer, 2012, p. 579-585.

  • J.P. Versteeg, ‘De doop volgens het Nieuwe Testament’, in: W. van ’t Spijker e.a. (red.), Rondom de doopvont. Leer en gebruik van de heilige doop in het Nieuwe Testament en in de geschiedenis van de westerse kerk. Goudriaan, 1983, vooral §2: ‘De wortels van de doop’.

  • C. Graafland, Volwassendoop, kinderdoop, herdoop. Amersfoort, 1979. Gratis te downloaden via www.izb.nl.

  • W. Dekker, Marginaal en missionair. Kleine theologie voor een krimpende kerk. Zoetermeer, 2011, p. 151-153.

  • A. van de Beek, Gemeente van Christus. Schetsen voor de praktijk. Zoetermeer, 2013, p. 42-62.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken