Menu

Premium

15.2. Met Christus gestorven en opgestaan

Zie ook

Heidelbergse Catechismus

Zondag 27

Vraag 72: Is dan het uiterlijke waterbad de afwassing van de zonden zelf?

Antwoord: Nee, want alleen het bloed van Jezus Christus en de Heilige Geest reinigen ons van al onze zonden.

Vraag 73: Waarom noemt de Heilige Geest de doop dan het bad van de wedergeboorte en de afwassing van de zonden?

Antwoord: God zegt dit niet zonder goede reden, namelijk niet alleen om ons daarmee te leren dat, zoals de onzuiverheid van het lichaam door het water, ook onze zonden door het bloed en de Geest van Jezus Christus weggenomen worden; maar vooral om ons door dit goddelijke onderpand en teken ervan te verzekeren dat wij even daadwerkelijk van onze zonden geestelijk gereinigd zijn als wij uiterlijk met het water gewassen worden.

Relatie van het thema tot het hoofdthema

In de vorige preekschets ging het om de bijbelse verbinding tussen de doop en het water. Nu wordt deze gedachte verder uitgediept. Het kloppende hart ervan vormt Romeinen 6:3-4: de doop beeldt af dat we met Christus begraven zijn en met Hem opstaan in een nieuw leven. De doop kan worden gezien als een bezegeling van de woorden uit antwoord 1 van de HC: ‘Ik behoor niet mij zelf toe, maar mijn getrouwe Zaligmaker Jezus Christus.’

De leefwereld van de hoorder

Veel gemeenteleden leven in een omgeving waarin de doop weinig of geen betekenis heeft. Men vindt het soms bepaald eng om gedoopt te zijn. Een stap verder gaat de beslissing om zich te laten ‘ontdopen’ (www.ontdopen.nl). De visie van J.A. Wormser: ‘Leer dan der natie haar doop verstaan en waarderen en kerk en volk zijn gered’, ligt als kenmerk van het corpus christianum ver achter ons. Toen was de doop een ‘entreebiljet tot de Europese cultuur’ (H. Heine). Daar komt bij dat heel wat gemeenteleden van huis uit nauwelijks hebben geleerd om als gedoopt mens te leven. Er is sprake van een crisis als het gaat om de doop. Maar precies deze crisis schept mogelijkheden om de kern van het gedoopt zijn aan de orde te stellen. Het gaat om niets minder dan om de identiteit van een christen.

Met het oog op de tieners

Gedoopte tieners komen dagelijks niet-gedoopte leeftijdsgenoten tegen, en komen dan met vragen in aanraking als: Wat maakt het uit of je wel of niet gedoopt bent?

Met het oog op de kinderen

Kinderen denken bij de doop vaak concreet aan een doopdienst, aan kinderen in een doopjurk, aan het naar voren komen in de kerk en het gesprekje over de doop dat de predikant met hen heeft.

Uitleg

De doop wordt in het Nieuwe Testament vooral gezien als een handeling die uitbeeldt dat we delen in het heil dat Jezus Christus tot stand bracht. Indringend schrijft Paulus daarover in Romeinen 6:3-4. De doop beeldt een begrafenis af. We mogen het in het geloof voor waar houden dat wij met Christus begraven zijn. Het ondergaan in het water maakt dat zichtbaar. Maar de doop beeldt ook een opstanding uit. We staan met Christus op in een nieuw leven, om tot eer van God te leven. Het weer opstaan uit het water maakt dat zichtbaar. Zo betekent de doop een radicale breuk met het oude leven in de zonde (doop als onteigeningsrite, CD, p. 546) en is hij teken en zegel van een algehele vernieuwing van ons leven door de Geest van Jezus Christus.

De doop is er ook een teken en zegel van dat we behoren bij de christelijke gemeente. Zie artikel 34 van de NGB (1561): door de doop worden wij in de kerk van God opgenomen. We zien dat op het Pinksterfeest in Handelingen 2 (vs. 41): ‘Zij nu die zijn woord met vreugde aannamen, werden gedoopt; en ongeveer drieduizend zielen werden er op die dag aan hen toegevoegd.’ In de vroege kerk liep men via het doophuis – het baptisterium – als nieuwgedoopten de kerk binnen. In oude kerken treft men soms nog de doopvont bij de ingang van de kerk aan. De doop is dus geen puur individueel gebeuren, maar altijd ingebed in een gemeenschap. Als we bij Christus als het Hoofd behoren, behoren we – onlosmakelijk daarmee verbonden – bij Zijn lichaam, dat is Zijn gemeente (incorporatie in het lichaam van Christus, CD, p. 545). Gedoopt worden en geheiligd worden zijn met elkaar verbonden, en beide zijn weer met de gemeente verbonden. Gedoopten zijn heiligen en heiligen zijn gemeenteleden (1 Kor. 1:2).

In de vragen en antwoorden 72 en 73 gaat de HC in op de betekenis van de doop. De verbinding met Romeinen 6 is duidelijk zichtbaar. In antwoord 66 had de HC gezegd dat sacramenten heilige zichtbare tekenen en zegels zijn van de beloften van het Evangelie. Zo is het ook met de doop. Twee lijnen lichten op. De ene lijn legt de betekenis van de doop als teken uit. Zoals het water ons lichaam reinigt, zo reinigen het bloed en de Geest van Christus ons van het vuil van onze zonden. (Over de doop, de zalving en verzegeling met de Heilige Geest: zie schets 13.2.) De andere lijn legt de betekenis van de doop als zegel uit. Zo zeker als het water ons lichaam reinigt, zo zeker reinigen het bloed en de Geest van Christus ons van het vuil van onze zonden. De termen ‘bloed en Geest van Christus’ wijzen op het offer van Christus voor ons, en op de inwoning van Zijn Geest in ons. Zo betekent en bezegelt de doop onze rechtvaardiging én heiliging. De doop is het bad van onze wedergeboorte (Tit. 3:5), de totale vernieuwing van ons leven.

Het moet duidelijk zijn dat deze betekenis van de doop alleen in het geloof verstaan kan worden. Buiten het geloof om verliest het gedoopt zijn zijn betekenis. Op de vraag: ‘Hoe dan en wanneer hebben de sacramenten hun uitwerking?’ antwoordt Calvijn: ‘Wanneer men ze in geloof ontvangt, door slechts Jezus Christus en Zijn genade te zoeken’ (Catechismus van Genève, 317).

Relevantie van het thema

We dienen ons twee dingen te realiseren: ten eerste dat veel gemeenteleden leven in een wereld waarin de doop niet meer in beeld is, en ten tweede dat er binnen de gemeente vaak sprake is (geweest) van een chronische onderwaardering van de (kinder)doop. Dit heeft geleid tot een grotere waardering van de volwassendoop. Ook worden geloof en wedergeboorte door velen los gezien van de doop. Deze en andere factoren hebben geleid tot de negatieve spiraal waarin de relevantie van de doop verkeert. Wil de doop vandaag nieuwe relevantie krijgen, dan zal de gemeente zich moeten begeven in een grondig leerproces over de bijbelse betekenis van de doop. In dat leerproces zijn naar mijn inschatting voor vandaag de volgende punten van belang:

  • De doop dient gezien te worden als het kenmerkende van de identiteit van een christen. Gedoopt zijn betekent bij Jezus Christus behoren en de regie van het leven in Zijn handen te leggen. Daardoor is men als gedoopt mens wel in de wereld, maar niet van de wereld (Joh. 17:11). Onze wereld is vol religie: moslims, joden, hindoes enzovoort, maar ook religieuze stromingen als spiritisme en occultisme. Te midden van al die religieuze en ook niet-religieuze, zelfs agnostische en atheïstische bewegingen, wordt de doop steeds meer de identity marker van een christen.

  • Gedoopt zijn mag de functie hebben van een houvast in het leven. Dan gaat het om de troost uit Zondag 1, dat wil zeggen het fundament van het leven. Veel dingen zijn in beweging, veel verandert er, veel vertrouwde patronen en structuren wankelen. Een christen zou geestelijk gezien de kluts kwijtraken. Er is daarom soms sprake van sterke geloofsaanvechtingen. Te midden daarvan is er de doop als houvast – het houvast van Gods belofte van heil, van Zijn onwankelbare trouw. O. Noordmans schreef ooit: ‘Ik fietste eens door een donker bos. Ik raakte in de ban van angst. De ban werd gebroken toen ik uit het bos kwam en het kerkje van Al

    men zag liggen met daarin het massieve doopvont. Na die ervaring van de doop kon ik verder.’

  • De relevantie van de doop staat ook in een missionair perspectief. Een voorbeeld daarvan was het armbandje met de tekst ‘Ik draag Gods watermerk’, dat de hgjb in 2009 uitgaf. Het gedoopt zijn, het bij Jezus behoren, mogen we laten zien. Het houvast dat daarin gelegen is, mag worden uitgestraald naar mensen zonder hoop om ons heen, in dienende liefde.

Deze drie kernen van relevantie kunnen richting geven aan een gemeentebrede doopcatechese. De relevantie van de doop zonder doopcatechese zal een fictie blijken te zijn. De slogan van de ‘Wormser van de 21e eeuw’ is dan ook: ‘Leer dan de gemeente haar doop verstaan en waarderen.’

Met het oog op de tieners

Voor tieners kan de doop aan relevantie winnen als zij zicht krijgen op de vastheid van Gods trouw, te midden van teleurstellingen en onzekerheden. Ze zijn door God aanvaard.

Met het oog op de kinderen

De kindertijd is bij uitstek geschikt om het geheimenis te leren kennen van het wonder dat men gedoopt is, dat wil zeggen: dat men van Jezus is.

Relevante bijbelgedeelten

  • Mattheüs 3:13-17: Jezus laat Zich dopen om één te zijn met Zijn volk en alle gerechtigheid te vervullen (vers 15).

  • Handelingen 8:26-40: De kamerheer van de kandakè wordt gedoopt. Hij deelt – ook al is hij geen Jood – door het geloof in het heil van Christus.

  • Romeinen 6:1-6: Gedoopt zijn is sterven en opstaan met Christus. Deze identiteit van een christen kent ook een ethische component.

  • 1 Korinthe 12:12-20: Gedoopt zijn is niet alleen iets persoonlijks. Men is lid van de gedoopte gemeente als het lichaam van Christus.

Aanwijzingen voor de leerdienst

Doelstelling

De gemeente heeft na deze dienst zicht gekregen op het gedoopt zijn als identiteit van een christen. Het is duidelijk geworden dat de doop gave en opgave is. Gedoopt zijn als het bij Christus behoren (gave) kent de twee kanten van de bekering: het sterven van de oude mens en het opstaan van de nieuwe mens (opgave). De doop biedt ook houvast. Te midden van aanvechtingen schreef Luther op zijn schrijftafel: baptisatus sum (ik ben gedoopt).

Homiletische aanwijzingen

De preek kan worden begonnen met te vertellen hoe een gezin de doopdatum van een van de kinderen kan vieren. Te denken valt aan bijbellezing, zingen, de doopkaart en indien aanwezig een video van de doopdienst bekijken, een zinvol presentje. Een dag met de gouden rand van Gods trouw.

Deze nieuwe aandacht voor de doop is nodig, want op allerlei manieren verkeert de doop in een negatieve spiraal. Noem voorbeelden. Zoals: een predikant vroeg aan zijn catechisanten om hun doopkaart mee te nemen. Iedereen nam het geboortekaartje mee.

In de daaropvolgende uitleg van de betekenis van de doop, kan men denken aan de volgende leerpunten:

  • Gedoopt zijn betekent: ik behoor bij Jezus. In Handelingen 2:38 spreekt Petrus over de doop in de naam van Jezus Christus. Hij heeft de regie over ons leven. Zo vormt de doop de identiteit van een christen. Trek een lijn naar antwoord 1 van de HC: ik behoor niet mij zelf toe, maar Jezus Christus, met lichaam en ziel, in leven en sterven.

  • Vanuit Romeinen 6:3-5 wordt uitgediept dat de doophandeling twee kanten kent: het ondergaan in het water symboliseert het sterven met Christus en het opstaan uit het water symboliseert het opstaan in een nieuw leven. Toen ds. Gerretsen prinses Juliana doopte, zei hij tot ieders verbazing: ‘We gaan prinses Juliana begraven.’

  • Vanuit vraag en antwoord 72 en 73 van de HC komt de versterkende functie voor het geloof van de doop als sacrament aan de orde. Het gaat om twee dingen. De doop is een teken, uitbeelding van het heil van Christus. Zoals water het vuil van ons lichaam af wast, zo wast het bloed van Jezus Christus het vuil van onze zonde af. Maar de doop is ook een zegel, bezegeling van het heil van Christus. Zo zéker als het water het vuil van ons lichaam af wast, zo zeker wast het bloed van Christus het vuil van onze zonden af. De doop is zodoende een houvast in ons leven. Hier kan worden ingegaan op de betekenis van het verbond. Deze notie komt in preekschets 15.4 uitvoeriger aan de orde.

  • De doop raakt ook de gemeente. In 1 Korinthe 12:13 is de gedoopte mens lid van de gedoopte gemeente, het lichaam van Christus. De betekenis van de gemeenschap van de gemeente wordt nader uitgewerkt.

  • Vraag en antwoord 73 van de HC spreken over de betekenis van het bloed en de Geest van Christus in de doop. Bij het bloed van Christus gaat het om onze rechtvaardiging, en bij de Geest van Christus om onze heiliging. Daarmee krijgt de doop een ethische component, waarover Romeinen 6 spreekt. De doop is ook het bad van de wedergeboorte (Tit. 3:5): de algehele vernieuwing van ons leven.

Vervolgens komt aan de orde hoe wij leren leven als gedoopt mens, als een levenslang leerproces. Gedoopt leven moet geleerd worden. Luther leert ons ‘dagelijks uit onze doop te kruipen’. Wijs op de mogelijkheden die in de gemeente als ‘leermiddelen’ geboden worden.

Gedoopt zijn betekent niet dat we automatisch delen in het heil. Het is een compleet wonder van Gods liefde en genade dat we gedoopt zijn, of gedoopt kunnen worden. Wie zijn wij dat God naar ons toe komt om ons het eigendom van Christus te maken? Maar dat vraagt wel om ons geloof. Dan alleen is er reden tot diepe verwondering en vreugde. Dan zijn we weer terug bij de kamerheer van de kandakè, van wie we lezen dat hij als gedoopt mens zijn weg met blijdschap vervolgde (Hand. 8:39).

Met het oog op de tieners

In het bovenstaande zitten voldoende aanknopingspunten om het onderwerp van deze leerdienst ook op het leven van tieners te betrekken. Belangrijk is dat er niet alleen óver de tieners gesproken wordt, maar dat de tieners ook direct aangesproken worden. In deze levensfase zal het ‘gekend zijn door Christus’ sterk aanspreken, mogelijk meer dan het ‘sterven aan de zonde en opstaan tot een nieuw leven’. Vanuit het gekend zijn door Christus, als de kern van je identiteit, kan deze diepe betekenis van de doop geleidelijk bij hen groeien.

Met het oog op de kinderen

Zie ook bij Met het oog op de tieners. De symboliek van het sterven in Christus en het opstaan tot een nieuw leven is voor kinderen nog moeilijker dan voor tieners. Kinderen denken heel concreet, en ze zijn over het algemeen nog slecht in staat om wat meer abstracte redenaties in de zin van ‘x staat voor y’ te begrijpen. Doodgaan en sterven op zich zijn voor hen al zeer moeilijk voor te stellen. Het beeld van schoongewassen worden is wat dat betreft al een stuk concreter, omdat het bij de doop (bijna) letterlijk zichtbaar is. Ook het bij de naam genoemd zijn (letterlijk hoorbaar bij de doop) is voor hen concreet. God kent je! Als het gaat om de betekenis van de doop, zal naar kinderen toe met name hier het accent kunnen liggen.

Pastorale aanwijzingen

Wanneer we door middel van de leerdienst leidinggeven aan het leven van de gedoopte gemeente, dienen we ons te realiseren dat gemeenteleden het gedoopt zijn heel verschillend kunnen beleven: van (nog) niet gedoopt zijn tot en met de keus voor de geloofsdoop. Ook zijn er gemeenteleden die opgevoed zijn in de sfeer van: de doop zal eenmaal ‘tegen je getuigen’, wanneer je niet bekeerd wordt. De preek mag best appellerend zijn, het talent van de doop mag niet begraven worden. Maar de preek dient zeker ook bemoedigend te zijn. Een mens met een aangevochten geloof mag houvast vinden in Gods belofte van heil, betekend en bezegeld in de doop.

Met het oog op de tieners

Houd rekening met de geestelijke zoektocht van tieners. Preek niet wettisch, maar laat het positieve van de doop prevaleren. Zie ook onder ‘Homiletische aanwijzingen’. Het zoeken naar wie je bent (identiteit) is sterk aanwezig in de tienerjaren. Iets van die zoektocht kan in de preek verwoord worden. ‘Welke keuzes maak je? Wat vind je zelf belangrijk? En waar ben je eigenlijk goed in? Wat een bemoediging dat je in die zoektocht je steeds meer mag realiseren dat je van Christus bent en dat je vanuit de rust die dat geeft in het leven mag staan.’

Met het oog op de kinderen

Zie ook onder ‘Homiletische aanwijzingen’. Kinderen denken concreet. Concrete zaken als de doopvont, het water, de witte doopjurk enzovoort kunnen kinderen helpen om iets van het wonder van de doop te ervaren.

Liturgische aanwijzingen

  • Psalmen in de oude berijming: 25:6, 7; 85:1, 3; 95:1, 4; 100:2, 4; 119:3, 25, 65.

  • Psalmen in de nieuwe berijming: 51:4, 5; 87; 90:1, 8; 103:1, 4, 5; 139:1, 2, 14.

  • Liedboek voor de Kerken Gezang 78; 217; 303; 339; 343.

Helpende vormen

  • Geef een samenvatting van de preek mee, met enkele gespreksvragen of stellingen voor het gesprek thuis of in een kring.

  • Werk uit hoe een doopdag thuis kan worden gevierd.

  • Houd een gemeenteavond, waarop gemeenteleden van drie generaties vertellen wat de doop voor hen betekent.

Met het oog op de tieners

  • Leg een verbinding tussen de leerdienst over de doop en de catechisatie.

  • Laat jongeren participeren in de dienst, bijvoorbeeld door een gedicht over de doop voor te dragen of door hen iets te laten vertellen over wat het voor hen betekent om gedoopt te zijn.

  • Betrek catechisanten bij de keuze van liederen en dergelijke.

Met het oog op de kinderen

Aan kinderen kan gevraagd worden of ze hun doopnaam kennen (en eventueel of ze weten wat die betekent). Naar aanleiding van deze vraag kan een gesprekje ontstaan over het krijgen van een naam, hoe fijn het is als iemand je bij je naam noemt (in plaats van ‘jij daar’), en hoe bijzonder het is dat God ons allemaal bij de naam kent en dat we bij Hem mogen horen.

Er kan een verbinding gelegd worden tussen de leerdienst over de doop en de kindernevendienst, catechese aan kinderen of andere vormen van kinderwerk.

Thuis kunnen kinderen betrokken worden bij de invulling van de viering van de doopdag. Als er gezinnen zijn waarvan bij de predikant bekend is dat zij thuis de doopdagen van de gezinsleden vieren, kan aan een of meerdere van hen (in verschillende leeftijdscategorieën) gevraagd worden hier iets van te delen. Dit kan in de dienst, maar ook in een gesprekje of brief naar de predikant die de inhoud hiervan dan met de gemeente kan delen.

Literatuur

  • G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding. Zoetermeer, 2012, p. 542 vv. (CD)

  • B. Wentsel, Grote Protestantse Katholieke Catechismus. Vijftig gesprekken met en over God. Utrecht, 2012, p. 570 vv.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken