Menu

Premium

4. Profetie en vervulling

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Read my lips

In de campagne van 1988 voor het presidentschap van de Verenigde Staten van Amerika, deed George Bush sr. een bekend geworden belofte: ‘Read my lips. No new taxes.’ Deze belofte om de belastingen niet te verhogen, speelde een centrale rol in de verkiezingscampagne. Halverwege zijn termijn van vier jaar, kreeg Bush sr. te maken met een enorm begrotingstekort. Dat werd onder andere veroorzaakt door de kosten van de Amerikaanse betrokkenheid bij de Golfoorlog. Het op de been brengen en houden van een grote troepenmacht kostte vele miljoenen dollars. Om die reden moest de president overgaan tot verhoging van de belastingen. Bush sr. ging er vanuit dat de kiezers de reden van die verhoging wel zouden begrijpen en hem daarom het breken van de belofte zouden vergeven. De grote overwinning die Clinton in 1992 behaalde bij de presidentsverkiezingen, wees uit dat Bush sr. zich ernstig had vergist. Als presidentskandidaten belastingverlaging beloven, is het voor de kiezer van belang niet op de woorden te letten, maar op de daden. ‘While voters listen to candidates promise tax cuts, don’t read their lips. Watch their feet.’ Vrij vertaald, luidt deze zin van een Amerikaanse politieke commentator: ‘Als politici belastingverlaging beloven, moet je letten op hun daden, niet op hun woorden.’ Want, wat je met woorden beloofd hebt, moet je in daden omzetten.

‘Opdat vervuld zou worden’

God gaat een relatie aan met concrete mensen, met Israël. Die relatie ontwikkelt zich door de tijd heen en krijgt vorm in een keten van beloften en vervullingen. God brengt voortdurend met dadenin praktijk wat Hij met woorden belooft. Deze keten mondt in de ‘volheid van de tijd’ uit in de vervulling van de beloften in Christus (Galaten 4:4). De belofte aan Abraham van land en nakomelingschap, de belofte van een land dat vloeit van melk en honing, de belofte aan David en zijn huis aangaande het koningschap zwelt in de loop van de tijd steeds verder aan. Uiteindelijk nemen deze beloften de gestalte aan van Hem die komt in de naam des Heren. ‘Waar belofte was, komt vervulling. Het schaduwbeeld wordt vervangen door de zaak zelf, zoals een verloving wordt tot huwelijk.’

Trimp 1986, 53.

De Schriften zelf reiken het begrippenpaar ‘belofte en vervulling’ aan. We lezen in het Nieuwe Testament dat Jezus de beloften van het Oude Testament heeft vervuld. Met name de evangelist Mat-teüs laat geen gelegenheid onbenut om aan te tonen dat in de woorden en daden van Jezus de Schriften in vervulling zijn gegaan. De verwijzingen naar het Oude Testament laat Matteüs voorafgaan door een (min of meer) vaste formule: ‘Opdat vervuld zou worden hetgeen de Here gesproken heeft …’ Daarop volgen dan meestal de woorden ‘door de profeet, toen hij zei …’

Vgl. het excurs ‘Die Erfüllungszitate’ bij Luz 1985, 134-141.

In het eerste hoofdstuk maakt de evangelist direct al gebruik van deze formule wanneer overtuigd wordt van het bijzondere karakter van de zwangerschap van Maria (1:2v).

Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het die zijn volk zal redden van hun zonden. Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden hetgeen de Here door de profeet gesproken heeft, toen hij zeide: Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en men zal Hem de naam Immanuel geven, hetgeen betekent: God met ons.

Zo heeft het begrippenpaar ook zijn weg in de hermeneutische literatuur gevonden.

Vgl. Zimmerli 1952/53; Bultmann 1952.

Al gauw in de kerkgeschiedenis kreeg het begrip belofte daarbij de lading van voorzegging. Die voorzegging werd op haar beurt weer tot ‘voorspelling aangaande Jezus’. Het begrip vervulling kreeg daardoor de klank van ‘het uitkomen van de voorspelling’. Deze visie klinkt zowel in de theologische reflectie als in de praktijk van de prediking. Zo verscheen er in 1941 een boek met de titel De Christus-verwachting in het Oude Testament. De eerste zinnen daarvan luiden:

Edelkoort 1941, 5 (spelling aangepast).

Het Oude Testament is het boek der verwachting. Het is als de onvoltooide symfonie, die wacht op de meesterhand, die er het passende slot aan zal toevoegen.

Wat verwacht het Oude Testament dan? Het antwoord, dat als vanzelf op deze vraag gegeven wordt, luidt: de Messias.

De interpretatie van deze visie gaat er vanuit dat de oudtestamentische profeten boven hun eigen werkelijkheid uit hebben gesproken. In de praktijk van de prediking werden de profeten gezien als mensen die de komst, de woorden en de daden van Jezus Christus expliciet en soms gedetailleerd voorspelden. Zo zijn er als het ware ‘checklisten’ samen te stellen met de oudtestamentische voorspelling en het uitkomen daarvan in het Nieuwe Testament.

Over het gebruik van deze zogeheten testimonialijsten in het Nieuwe Testament vgl. Greer 1989, 138-140.

Profetie/Voorspelling

Oude Testament

Nieuwe Testament

De Messias zal: geboren worden in Betlehem

Micha 5:1

Matteüs 2:1; Lucas 2:4-7

bewonderd worden door belangrijke mensen

Psalm 72:10-11

Matteüs 2:1-11

als vluchteling uit Egypte komen

Hosea 11:1

Matteüs 2:15

zijn werk doen zonder veel vertoon

Jesaja 42:1-4

Matteüs 12:18-21

op een ezel Jeruzalem inrijden

Zacharia 9:9

Marcus 11:1-10; Matteüs 21:1-11; Lucas 19:28-40; Johannes 12:12-19

verkocht worden voor dertig zilverlingen

Zacharia 11:12

Matteüs 26:15

gegeseld worden

Jesaja 50:6

Marcus 14:65

verlaten worden door vrienden en familie

Psalm 38:12; 69:9

Marcus 14:50

begraven worden in het graf van een rijke.

Jesaja 53:9

Marcus 15:42-47

Het zijn uiteraard vooral preken naar aanleiding van profetische teksten waar dit model is te vinden. En binnen dat corpus treffen we dit model vooral aan in preken naar aanleiding van teksten uit het boek Jesaja. Maar ook in preken naar aanleiding van teksten uit andere genres is dit model aan te treffen, zij het minder frequent. Dat is te illustreren aan de hand van een fragment uit een preek naar aanleiding van Psalm 98:9.

Holwerda IKON 1045, 4.

De tekst voor de preek is: ‘Want Hij komt om de aarde te richten’, het thema is: ‘Advent, moet je daar blij mee zijn?’

Het eerste wat uit onze tekst te zeggen is, luidt: het komen van God, wat de Psalmdichter voorziet, is voor ons realiteit geworden aan het begin van onze jaartelling in Betlehem.

Door de ‘realiteit’ van de tekst te verbinden met Jezus Christus, verdampt impliciet de betekenis die deze woorden voor Israël hadden en hebben.

God schrijft van tevoren zijn reportage

In dit model is Jezus Christus niet alleen het ‘passende slot’ van Mozes en de profeten, maar alles in het Oude Testament is een voorbereiding op en verwijzing naar Hem. In de hele Schrift gaat het ten diepste allemaal om de komende Messias. Het Oude Testament ziet uit naar zijn komst en het Nieuwe Testament getuigt van die komst. De prediking bekijkt de oudtestamentische beloften niet op de inhoud of waarde die het voor Israël had of heeft maar op hun geestelijke gehalte. En dat laatste moet dan in christologische zin worden verstaan, namelijk de wijze waarop de teksten verwijzen naar de komende Christus.

De manier waarop deze hermeneutische sleutel in de praktijk van de prediking aan de dag treedt, is te illustreren aan de hand van een fragment uit een preek naar aanleiding van het laatste lied aangaande de knecht des Heren uit Deuterojesaja.

Borgers, MG 73, 47-57.

De tekst is Jesaja 53:10, ‘Maar het behaagde de Here Hem te verbrijzelen. Hij maakte Hem ziek. Wanneer Hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des Heren zal door zijn hand voortgang hebben.’

Wie zijn geloof belijdt in God de Vader, de almachtige Schepper, zegt: wat machtig is onze God, dat Hij zóveel honderden jaren van tevoren zó duidelijk Zijn Zoon gaat uitbeelden.

Door de hand van Zijn dienaar Jesaja laat Hij Hem tekenen, trek voor trek. Hij Die de geschiedenis leidt, kan van tevoren Zijn reportage schrijven.

Eeuwen vóór Zijn komst zegt Hij tot Israël: Zie Mijn Knecht, zie uw Verlosser, zie Hem, in Wie de verlossing is van Jesaja 52 en 54, zie Hem in Wie alle verlossing mogelijk wordt.

In het Nieuwe Testament kunnen we lezen hoe de oudtestamentische beloften/profetieën/voorspellingen in Jezus Christus zijn uitgekomen. De profeten worden op deze wijze door God geïnspireerde toekomstvoorspellers. Vele eeuwen vooruit zien zij de geboorte, het leven, het lijden en de opstanding van Jezus Christus. En ook als de woorden van de profeet in eerste instantie betrekking zouden hebben op de eigen tijd en omgeving van de profeet, dan nog gaat de diepere en uiteindelijke strekking van de belofte/profetie/voorspelling verder, namelijk tot Jezus Christus. Dit element treedt aan de dag in een preek naar aanleiding van Maleachi 1:2a. De tekst van de preek is: ‘Ik heb u liefgehad, zegt de Here.’

Griffioen, MG 1982, 146.

Weliswaar kan Maleachi, als hem gevraagd wordt, waarin God ons liefheeft, niet antwoorden: door Christus. Hij kent Christus naar het vlees nog niet. Maar het antwoord, dat hij vijfhonderd jaar vóór Christus’ geboorte geeft, is een profetische heenwijzing naar de Messias.

Het is evident dat ‘profetische heenwijzing’ in de context van deze preek verstaan moet worden als voorspelling. Daardoor absorbeert Christus de tekst. Dat blijkt ook in een preek naar aanleiding van Habakuk 2:1-4.

Schoep, MG 1974, 159.

Daar sluit de predikant de preek als volgt af:

Zo is in Jezus Christus de profetie van Habakuk vlees geworden. In levende lijve, als menselijke werkelijkheid, staat nu Habakuks geschreven boodschap in Jezus voor ons. Wie de levensregel voor de relatie met God wil verkondigen, dat de rechtvaardige uit geloof zal leven, zal nu voor alles naar Jezus Christus kijken.

De blik van de hoorders wordt van de oudtestamentische tekst naar Christus gericht.

De hoorder als toeschouwer

Na het voorgaande is tegelijk duidelijk welke rol de hoorders ten opzichte van de tekst hebben. Door de christologische absorptie is er in feite geen rol voor de hoorders weggelegd in de tekst zelf. Want het eigenlijke heil voor de hoorders ligt niet in de oudtestamentische tekst maar in Degene in wie de beloften/profetieën/voorspellingen zijn uitgekomen. De waarde voor de hoorders is gelegen in de betrouwbaarheid van God en van de Schrift: God houdt woord en de Schrift komt uit. Dit model van omgaan met het Oude Testament wordt in het verlengde daarvan door sommige predikanten nog weleens gehanteerd om de betrouwbaarheid van de Bijbel aan te tonen onder het motto: ‘De Bijbel heeft toch gelijk.’

Dat is de titel van het opmerkelijke boek van Keller 1964. Er zijn nogal wat websites te vinden die door deze gedachte zijn geïnspireerd. Deze hebben overwegend een Amerikaanse achtergrond. Zie bijvoorbeeld de site van de Christian Apologetics and Research Ministry (carm.org) met links naar veel gelijkgestemde sites.

De tekst krijgt op die manier een plaats in een apologetisch getint gedeelte waarin de predikant de hoorders laat zien dat God betrouwbaar is. Hij doet wat Hij toezegt. Dat is te illustreren aan de hand van een fragment uit een preek naar aanleiding van Jesaja 63.

Mulder, MG 1983, 55.

Op roerende wijze spreekt de profeet van de jonge vrouw die zwanger zal worden en een Zoon in de wereld binnendraagt wiens naam zal zijn: Immanuël, God met ons. U kunt het bewijs van de vervulling vinden in Matteüs. In Hem zal de wereld vrede vinden, want Hij is de vorst van de Vrede; het grote wereldbestuur rust op Zijn schouders.

Het evangelie naar Matteüs is het ‘bewijs’ voor de betrouwbaarheid van de woorden van de profeet. En daar ligt de betrouwbaarheid van God weer als fundament onder.

Het Oude Testament is onvolkomen in zichzelf en wacht op de laatste afronding die in Jezus Christus is verschenen. Zo is het eenoude gewoonte om op Goede Vrijdag te luisteren naar het lied over de lijdende Knecht des Herenuit Jesaja 53. Preken naar aanleiding van dit lied suggereren regelmatig dat het lijden van Christus in dit lied wordt voorzegd en voorspeld. ‘Het gevaar is dan levensgroot dat het lied van de lijdende Knecht zelf niet echt meer aan bod komt, maar slechts dient als klankbord voor het evangelie.’

Renkema 1985, 81.

In al deze gevallen is de hoorder toeschouwer van een gebeuren tussen Oude Testament en Jezus Christus in. De hoorder heeft daar zelf geen deel aan. Hij wordt uitgenodigd zijn geloofsvertrouwen te versterken op basis van dat wat hij heeft gehoord.

De oudtestamentische dienst kan afgeschaft worden

In preken die gebruik maken van het schema belofte en vervulling speelt Israël een marginale rol. Omdat alles is toegespitst op de komst van Christus, rest ook in dit schema voor Israël slechts de rol van toeleverancier van de Messias. Dat treedt aan de dag in een preek naar aanleiding van Jeremia 32:6-15.

Kats, MG 1983, 197/8.

De vervulling van Jeremia’s profetie kwam allereerst na de ballingschap. Toen is het gewone leven met kopen en verkopen weer op gang gekomen.

We zien echter ook een Messiaans perspectief in de tekst. In Christus komt er pas goed vrijheid en vrede. De nieuwe wereld is in principe bij Hem begonnen. Het Koninkrijk is nabij gekomen! Een nieuwe toekomst ligt nu open.

Wie in Hem gelooft, is een nieuwe schepping.
Nieuwe tijden breken aan, want de Heer is opgestaan.
En het is Pinksteren geweest: het heil van Christus moest naar alle kanten!
Zo worden Gods beloften vervuld.

Israël is als het ware een ‘intermezzo’ in Gods weg door de geschiedenis. Gods omgang met Israël is te zien als de verloving, een fase in de relatie die niet alleen vervuld wordt in het huwelijk (dat is: in Jezus Christus) maar er ook door wordt ingehaald. Na Pasen en Pinksteren rest er voor Israël eigenlijk geen aparte rol meer inGods weg. De beloften aan Israël zijn overgegaan op de kerk. De kerk is in de plaats van Israël gekomen.

Hoewel geen preek, beschrijft Trimp kort en krachtig de implicaties van het model ‘belofte en vervulling.

Trimp 1986, 33.

Wanneer nu sprake is van ‘vervulling’ als kenmerk van nieuwtestamentische bedeling, dan heeft zo’n woord in ieder geval twee betekenissen:

a.Veel van het Oude Testament wordt nu vol en echt; het heeft zijn doel bereikt.

b.Diverse vormen van de oudtestamentische dienst van God hebben hun funktie vervuld en kunnen afgeschaft worden. () Wanneer () de trouwdag aanbreekt, heeft de verloving haar doel bereikt. Zij wordt in het huwelijk vervuld. Maar juist daarom wordt een hulpmiddel uit de liefdesgeschiedenis tot dusver, bijvoorbeeld de liefdesbrief, uit de circulatie genomen. Wie tijdens het huwelijk klaagt over het wegvallen van de liefdesbrief, is een dwaas. In bijbeltaal gezegd: wie het ‘lichaam’ heeft, verlangt toch niet terug naar de ‘schaduw’?

Het verbond van God met Israël (de verloving) vindt zijn doel in het verbond van God met de kerk (huwelijk). Wie dan nog waarde toekent aan de liefdesbrief, is een dwaas. We zouden overigens ook kunnen zeggen dat zo iemand de romantiek mist!

Gods belofte wordt heerlijk vervuld

Het model ‘belofte en vervulling’ komt ook in het Liedboek regelmatig terug. Zo zegt Gezang 102 dat het Oude Testament de woorden bevat die ‘vanouds door de profeten gesproken’ zijn. In het Nieuwe Testament zien we die woorden uitkomen.

God heeft vanouds gesproken
door der profeten woord.
Hij ging onafgebroken
met onze vaadren voort.
En elke nieuwe spreker
verhief zijn eigen stem.
Toch gaven zij een zeker
getuigenis van Hem.

Nu aan het eind der dagen
heeft God de tijd vervuld,
en al zijn welbehagen
is door de Zoon onthuld.
Wat de profeten zeiden,
voor ons maakt Hij het waar.
‘t Geheim der oude tijden
is heden openbaar.

Jan Wit heeft in de bundel Ministeriale dit gedicht de titel ‘Vervulling’ gegeven.

Compendium, 310.

Volgens de dichter past dit lied goed ‘wanneer het thema Christus als profeet en als vervuller en voleinder der profetie’ aan de orde komt.

Ibidem.

Wanneer in de kerstnacht Gezang 143 wordt gezongen, dan klinken daar dezelfde tonen in door.

Stille nacht, heilige nacht!
Vreed’ en heil wordt gebracht
aan een wereld, verloren in schuld;
Gods belofte wordt heerlijk vervuld.
Amen, Gode zij eer!

Ad den Besten laat geen spaan heel van dit lied. Het is ‘een afschuwelijk versje!’, het is ‘natuurlijk grotendeels rimram’ en het komt ‘in geen enkel kerkelijk gezangboek dat zichzelf respecteert’ voor. Het ‘kan en mag toch welbeschouwd met Kerstmis niet meer worden gezongen, althans niet in de kerk’.

Compendium 392v.

Ondanks dit fulmineren, komt dit lied tot op de huidige dag voor in menige kerstliturgie. Dit lied voldoet volgens Den Besten aan de ‘wet van ons in mythische vanzelfsprekendheden versterkte innerlijk’. In dit verband moet ook gezegd worden dat dit lied bij rand- en kernleden van de kerk de klassieke apologetische omgang met het Oude Testament voedt waarbij het Oude Testament tot voorspelling wordt gedegradeerd.

Evaluatie

In de klassiek kerkelijke apologetische omgang met het Oude Testament wordt dit Testament samengevat onder de term ‘belofte’, waarbij ‘belofte’ wordt verstaan als ‘voorspelling’. Die benadering is te vinden in meditatieve of piëtistische lectuur en uiteraard in de apologetische publicaties: de Bijbel heeft toch gelijk. Zo heeft dit model zijn weg gevonden naar kinderbijbels.

De invloed van de theologie in en van kinderbijbels op de ‘gemeente-theologie’ kan nauwelijks overschat worden.

Deze benadering drukt ook nog steeds een stempel op de praktijk van de prediking.

Oeming stelt ‘daß der “Weissagungsbeweis” immer noch der in der Praxis am meisten verbreitete hermeneutische Schlüssel zum Alten Testament ist’. Dat geldt zowel voor de praktijk van de prediking als de toonzetting van de wetenschappelijke commentaren (Oeming 1985, 84).

Voor een evaluatie van dit model en het gebruik ervan in de praktijk keer ik nog even terug naar de structuur van het eigen oudtestamentische spreken over deze twee begrippen.

Zimmerli 1952/53, 34-59.

God is een belovende God. De kern van die beloften is gegeven met zijn Naam: Ik ben die Ik ben (Exodus 3:14). Een Naam die tegelijk ongrijpbaar is en nabijheid toezegt. De concrete geschiedenis staat onder de spanningsboog van deze belofte. De kern daarvan, Gods Naam, heeft als het ware zoveel kracht in zich dat die niet uitgeput is wanneer een concrete vervulling zich aandient. Er zit altijd een surplus in de belofte die de desbetreffende vervulling weer doet uitzien naar volgende vervullingen. De belofte van land omvat het tastbare land maar heeft tegelijk op méér betrekking dan alleen op land. En dat méér verwijst naar het verbond tussen de Heer en Israël dat in het land geleefd kan worden.

Zimmerli 1952/53, 73.

Vanuit deze overwegingen moet het positief gewaardeerd worden dat dit model de woorden van God serieus neemt. Zij vallen niet leeg ter aarde (Jesaja 55:10-11). Deze woorden zijn nog steeds bij machte om hoorders Gods heil aan te zeggen en aan hen te voltrekken. Daar hangt mee samen dat deze sleutel Gods trouw aan zijn Woord en woorden accentueert.

Tegenover deze positieve punten staat echter een reeks aan kritische kanttekeningen. Allereerst moet gezegd worden dat de veelkleurigheid van het Oude Testament niet samen te persen is binnen het Procrustesbed van de theologische term ‘belofte’.

Deze overweging geldt in versterkte mate wanneer belofte opgevat wordt als een te voorspellen toekomst.

Aan de ene kant is het Oude Testament veelkleuriger. Daar zijn immers ook wetten, gedichten, gebeden en verhalen te vinden. Aan de andere kant zijn naast de door God gegeven beloften ook in het Oude Testament reeds vervullingen te vinden. En omgekeerd is in het Nieuwe Testament niet alles onder de noemer ‘vervulling’ te rangschikken. Het boek Openbaring eindigt zelfs met de belofte van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Het spreken over belofte en vervulling als begrippenpaar om de verhouding Oude en Nieuwe Testament te tekenen, doet dan ook geen recht aan de dynamiek van zowel Oude als Nieuwe Testament.

Ten tweede moeten we opmerken dat lang niet alle beloften in het Oude Testament hun focus hebben in de komst van de Messias. Het gaat om de komst van Gods koningschap (Psalm 98), om de bedevaart van de volkeren naar Jeruzalem (Jesaja 2:1-5), om het herstel van de schepping (Jesaja 65:17-25).

Vervolgens gaat dit model er vanuit dat Mozes, de profeten en David in hun eigen tijd een gebrekkig inzicht hebben gehad in dat wat ze zelf hebben gezegd en gezongen. Profeten die zich ingezet hebben voor een waarachtig vertrouwen op de Heer en die gewezen hebben op de noodzaak van recht en gerechtigheid in hun eigen maatschappij, worden met deze sleutel tot waarzeggers van Je-zus.

Hertzsch 1997, 9.

Dit model houdt dan ook een feitelijke depreciatie van Gods concrete omgang met Israël in.

In dit model is de vervulling het einde van de belofte. Dat houdt in de praktijk van de prediking in dat het Oude Testament alleen waard is gelezen te worden omdat het betrokken kan worden op het nieuwtestamentische getuigenis aangaande Jezus Christus. De eigen waarde van het Oude Testament verdampt, zowel voor Israël als voor de christelijke kerk.

In de praktijk van de prediking blijft de betekenis van een tekst zweven tussen het Oude Testament en Christus.

Engemann stelt terecht dat dit model de Schrift behandelt als ‘geschlossener Verweisungssamenhang’ (Engemann 2002, 284)

De woorden van de tekst raken de hoorders niet. Hun rest slechts de rol van toe-schouwers.

‘Der Nachweis, daß Ereignisse des Neuen Testaments im Alten Testament vorgeschattet sind, trifft mich nicht in meiner Existenz, vielmehr: es drängt mich in die Rolle des intellektuellen Zuschauers’ (Baumgär-tel 1952, 138).

We lezen in het Oude Testament wat we sinds Christus eigenlijk al lang weten en wat we sinds Hem vooral beter weten. Op die manier is het lezen van het Oude Testament te vergelijken met het lezen van een detective waarbij de lezer kennis heeft van de ontknoping in het laatste hoofdstuk. Als hoorders in de prediking geïnformeerd zijn over het vervuld zijn van de oudtestamentische belofte in Christus, zouden zij over de zeggingskracht van de oudtestamentische woorden voor hun eigen bestaan kunnen opmerken: ‘nou en?’

De vraag is dan: ‘Aha! – na und?’ (Gunneweg 1977, 181; vgl. Preuß 1989, 128).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken