Menu

Premium

Beker

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

kelk

Een beker is in de allereerste plaats een gewoon en alledaags huishoudelijk voorwerp. Zowel de inhoud van de beker als de omstandigheden waarin wordt gedronken kunnen aan dit voorwerp een bijzondere betekenis verlenen. Uit de klassiek-Griekse literatuur is het verhaal bekend van de wijsgeer Socrates die geduldig op de gifbeker wachtte. Hij was door de leiders van Athene ter dood veroordeeld en zou op deze onbloedige wijze worden geëxecuteerd. In de loop der eeuwen zijn tallozen door het drinken van een gifbeker gedood. Mede onder invloed van bijbelse verhalen heeft de zinsnede ‘de beker drinken’ een serieuze klank gekregen: de beproeving aanvaarden die ons is opgelegd.

Een subtiele Nederlandse uitdrukking is: ‘van de beker houden’. Een nadere verklaring is feitelijk overbodig. De ‘verslaving’ van degene die men op het oog heeft, is met deze summiere omschrijving voldoende belicht. Beeldend is de volgende zegswijze: tussen beker en lippen kan veel gebeuren. Daarmee wordt bedoeld dat we zelfs niet weten wat het volgende ogenblik kan gebeuren. Het onderscheid tussen ‘beker’ en ‘kelk’ is niet groot. In het algemeen zou gezegd kunnen worden dat het woord ‘kelk’ een plechtstatiger klank heeft. Dat geldt ook voor een uitdrukking als ‘de kelk des levens’: alles wat het leven aan vreugde en verdriet schenkt.

Grondtekst

Het Hebreeuwse woord masjqèh heeft een collectieve betekenis: het drinkgerei (1 Kon. 10:21; 2 Kron. 9:20). Daarnaast komen in het Oude Testament een aantal woorden voor die met ‘beker’ en/of ‘kelk’ vertaald kunnen worden: meestalkos (o.a. Gen. 40:21; Ps. 11:6; 23:5; 75:9; Jer. 16:7; 51:7; Klaagl. 4:21; Ez. 23:32), en voorts slechts een enkele keer gaviea’ (Gen. 44:2,12,16; Jer. 35:5); qoebba’at (Jes. 51:17,22) en kef or (1 Kron. 28:17; Ezra 1:10; 8:27).

De Septuaginta vertaalt bovenstaande woorden over het algemeen met potèrion. In het Nieuwe Testament is dit Griekse woord de gangbare term voor ‘beker’ (o.a. Mar. 7:4; 9:41; 10:38-39; 14:23,36; Joh. 18:11; 1 Kor. 10:16,21; 11:25-28; Op. 17:4; 18:6).

Letterlijk en concreet

a.Mensen moeten op gezette tijden eten en drinken. Honger is erg, maar dorst is een nog grotere kwelling. Zonder water kan het menselijk lichaam slechts korte tijd. Drinken is derhalve van levensbelang. Archeologische opgravingen bewijzen keer op keer dat alle eeuwen door bekers tot de populairste huishoudelijke artikelen hebben behoord. Vanzelfsprekend zijn er altijd bekers in soorten en maten geweest. Ze zijn te vinden in de huizen van zowel rijk als arm. Ter illustratie een voorbeeld uit de bijbel. Na de scandaleuze liefdesaffaire van David met Batseba (2 Sam. 11:127) komt de profeet Natan en vertelt een verhaal: ‘Twee mannen leefden eens in dezelfde stad; de een was rijk, de ander arm. De rijke bezat heel veel schapen en runderen; de arme had niets, behalve één enkel lammetje dat hij gekocht had. Hij had het in leven kunnen houden en het was bij hem opgegroeid tussen zijn kinderen; het dier at van zijn bord, het dronk uit zijn beker en sliep op zijn schoot; het was als een dochter’ (2 Sam. 12:1-3). Rijk versierd zal de beker van deze arme sloeber niet zijn geweest: een eenvoudige nap, meer niet. Heel anders hebben de bekers er uit gezien die in het verhaal over Jozef in Egypte worden genoemd (Gen. 40:11,13,21; 44:12,16). Farao en andere hoogwaardigheidsbekleders dronken uit fraai bewerkte bekers.

b.De grens tussen de letterlijke en de symbolische betekenis van het woord beker kan moeilijk scherp getrokken worden. In Israël werd bij tal van bijzondere gelegenheden gegeten en gedronken. Na zijn succesvolle actie die resulteerde in de bevrijding van Lot, wordt Abraham gastvrij ontvangen door Melchisedek, de koning van Salem, die hem brood en wijn aanbiedt (Gen. 14:18). Over de zeventig oudsten die Mozes vergezellen bij de beklimming van de berg Sinaï, wordt verteld dat zij God mochten aanschouwen – vervolgens ‘aten en dronken zij’ (Ex. 24:11). De dank voor bevrijding of genezing wordt tot uitdrukking gebracht in een maaltijd (Ps. 22:26-27; 23:5). Na een begrafenis aten en dronken de bedroefden met elkaar. Op die wijze zochten en vonden zij steun en troost (Jer. 16:7). De viering van het jaarlijkse Pascha werd begonnen met een uitvoerige maaltijd. Tijdens die sedermaaltijd werden verscheidene bekers wijn genuttigd (vgl. de beschrijvingen van de laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen in de evangeliën: Mar. 14:17-25; Mat. 26:20-29; Luc. 22:14-23; en de traditie die door Paulus wordt geciteerd, 1 Kor. 11:23-26).

c.Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat de omstandigheden waaronder werd gegeten en gedronken aanzienlijk konden verschillen – verdriet over de dood van een geliefde of vreugde bij de herinnering aan de uittocht uit Egypte en het verlangen naar bevrijding in heden en toekomst. Het ligt voor de hand dat die sterk uiteenlopende omstandigheden er in hoge mate toe hebben bijgedragen dat de symbolische betekenis van het woord beker rijk geschakeerd mag worden genoemd.

Beeldspraak en symboliek

a.De beker die tijdens een rouwmaaltijd werd gedronken, heeft de veelzeggende naam ‘troost-beker’ gekregen (Jer. 16:7). Na alle doorstane emoties – ziekte en overlijden van een geliefde, vervolgens de begrafenis van de betreurde dode -keren de nabestaanden in de werkelijkheid terug. Lichaam en geest hebben behoefte aan versterking, aan zowel eten als drinken. In een situatie van rouw en verdriet schieten woorden dikwijls tekort, maar kan voedsel ‘troost’ bieden.

b.In een der Psalmen wordt gesproken over ‘de beker der verlossing’ (Ps. 116:13). Dat is de beker die bij een godsoordeel door diegene gedronken wordt die klaarblijkelijk vrijuit mag gaan.

c.In het Oude Testament wordt de beker het zinnebeeld van het lot dat mensen moeten ondergaan. Dat geldt ook voor de goddelozen: ‘De HEER doorziet een rechtvaardige en een zondaar, Hij verafschuwt degenen die zweren bij geweld. Vuur en zwavel giet Hij over die schurken, Hij onthaalt hen op een verzengende zandstorm’ (een letterlijke vertaling van de laatste zin luidt: ‘een verzengende zandstorm is het deel van hun beker’, Ps. 11:5-6). Van lot naar noodlot en naar gericht is geen grote stap: ‘In de hand van de HEER dreigt een beker vol schuimende, bittere wijn; Hij schenkt hem uit tot de droesem toe en de boze slurpt hem leeg tot de laatste druppel’ (Ps. 75:9).

d.In de profetische literatuur klinken soortgelijkegeluiden, die nu niet meer alleen tot de goddelo-zen, maar ook tot Israël zelf zijn gericht: ‘Ontwaak, ontwaak, sta op, Jeruzalem; u hebt uit de hand van de HEER de beker van zijn toorn gedronken, de kelk van de bedwelming leeggedronken, tot op de bodem’ (Jes. 51:17). Het hoopgevende van deze profetische tekst is dat uit het vervolg blijkt dat God deze beker zal wegnemen: ‘Zo spreekt uw Heer, de Heer uw God, die opkomt voor zijn volk: Zie, Ik neem de beker van de bedwelming uit uw hand, en u drinkt niet meer uit de kelk van mijn toorn’ (Jes. 51:22).

e.Het Nieuwe Testament staat in de traditie van het Oude Testament. De beker die mensen moeten drinken, symboliseert het lot dat zij moeten ondergaan. Twee van Jezus’ leerlingen, Jakobus en Johannes, stellen hem de volgende vraag: ‘Dat een van ons rechts en de ander links van U mag zitten, als U in uw heerlijkheid gekomen bent’ (Mar. 10:37). Op die vraag reageert Jezus afwijzend: ‘Je weet niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die Ik drink, of gedoopt worden met de doop waarmee Ik gedoopt word? Zij zeiden tot Hem: Ja, dat kunnen wij. Jezus zei hun: De beker die Ik drink, die zullen jullie drinken… ‘ (Mar. 10:38-39). In het verhaal over Jezus’ worsteling in Getsemane keert ditzelfde beeld terug: ‘Abba, Vader, U kunt alles. Neem deze beker van Mij weg. Maar niet wat Ik wil, maar wat U wilt’ (Mar. 14:36).

f.Ook in het laatste bijbelboek wordt gebruik gemaakt van traditionele voorstellingen om de apocalyptische verschrikkingen uit te beelden: ‘Iedereen die het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of zijn hand laat aanbrengen, die zal de wijn drinken van Gods toorn, onverdund geschonken in de beker van zijn toorn’ (Op. 14:9-10; vgl. Jer. 25:15); ‘de grote stad viel in drie stukken uiteen en de steden van de volken stortten in. En God herinnerde zich Babylon, de grote stad, en Hij gaf haar de beker met de wijn van zijn grimmige toorn te drinken’ (Op. 16:19; vgl. 17:4; 18:6).

g.Het Nieuwe Testament is enerzijds traditioneel, maar kent anderzijds ook een nieuwe betekenis toe aan het woord beker. In hun beschrijving van de laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen spreken Marcus en Matteüs over ‘een beker waarover het dankgebed wordt uitgesproken’ (Mar. 14:23; Mat. 26:27). Het verhaal van Lucas is complex, want hij vertelt over een tweetal bekers, die bij die gelegenheid zouden zijn rondgegaan(Luc. 22:17,20). Paulus verbindt aan het woord over de beker die rondgaat de aansporing dit te doen, te herhalen, ‘blijf dit doen om Mij te gedenken, telkens wanneer jullie eruit drinken’ (1 Kor. 11:25). Aan deze heilzame, positieve woorden voegt de apostel enkele waarschuwingen toe: ‘Telkens als u dus dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer totdat Hij komt. Wie dan op onwaardige wijze het brood eet of uit de beker van de Heer drinkt, bezondigt zich aan het lichaam en bloed van de Heer. Iedereen moet zichzelf onderzoeken alvorens van het brood te eten en uit de beker te drinken. Wie eet en drinkt zonder het lichaam te onderkennen, eet en drinkt zijn eigen vonnis’ (1 Kor. 11:26-29). In de loop van de kerkgeschiedenis zijn deze woorden vaak misverstaan en leidden zij tot mijding van het Avondmaal. De angst was groot. Men kon zich immers een vonnis (‘oordeel’ in de NBG-vertaling) eten en drinken. Paulus is overtuigd van de ernst van de situatie in de gemeente te Korinte. Hij heeft ontdekt dat daar op een merkwaardige wijze het Avondmaal wordt gevierd: ‘met als gevolg dat sommigen honger lijden en anderen dronken zijn’ (1 Kor. 11:21). Men heeft kennelijk niet geleerd met elkaar te delen. Dat bedoelt Paulus in de allereerste plaats wanneer hij waarschuwt dat men zich een vonnis (oordeel) kan eten en drinken wanneer men het lichaam niet onderkent, dat wil zeggen, wanneer men geen oog heeft voor het wel en wee van deandere leden van de gemeente van Christus (vgl. 1 Kor. 12:12-31).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 16; 23; 75; 90; 116; Gezang 166; 178-180; 230; 347; 364; 366; 398; 452; Hoop: 41; 69; 95; Liturgie: 517; Zingend V: 50.

b.Poëzie:

Geert Boogaard, Brood en wijn, Nijkerk 1975, blz. 7: ‘Brood en wijn’. Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 44: ‘De doortocht’; 45: ‘Avondmaal’. Jan Willem Schulte Nordholt, Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 222: ‘Gedaanten van Jezus – Ontmoeting’.

c.Verwerking:

Het bijbelse spreken over de beker en kelk roept thema’s op als oordeel, troost, verdriet, gemeenschap, identiteit. Om het begrip in te leiden, kunnen we het gebruik van de beker bij het Avondmaal toelichten. Daarbij kunnen we enkele uitdrukkingen de revue laten passeren: uit één kelk drinken is eenheid; de kelk van Christus is Christus’ liefde die in zijn dood tot ons komt; mijn kelk is mijn leven.

Verwijzing

De beker als voorwerp om uit te drinken verwijst naar ‘bron‘ (water) en ‘wijn‘. Ook ligt er een verbinding met ‘maaltijd‘ en het aspect van de gemeenschap herinnert aan ‘lichaam‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken