Menu

Premium

Maaltijd

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

tafel

Het is een eeuwenoude wijsheid: mensen hebben mensen nodig. We leven in verscheidene sociale verbanden: gezin, familie, vrienden en vriendinnen; we zijn lid van een of meerdere verenigingen en onderhouden contacten met collega’s op het werk. Dat is heden ten dage het geval, maar het was in het verleden niet veel anders. Blijkbaar vindt de mens het van oudsher van belang zijn/haar leven met anderen te delen. Tegen die achtergrond is het begrijpelijk dat de maaltijd een belangrijke rol speelt in de cultuur. De ervaring heeft ons geleerd dat we genoodzaakt zijn twee of driemaal per dag voedsel tot ons te nemen. In tegenstelling tot dieren hebben mensen de behoefte gezamenlijk te eten. Dat gebeurt over het algemeen dagelijks, maar daarbij blijft het meestal niet. Bij tal van bijzondere gelegenheden worden familieleden, vrienden en bekenden uitgenodigd deel te nemen aan een maaltijd. Dat gebruik is oud en wereldwijd verspreid.

Grondtekst

In het Oude Testament komen verschillende termen voor die met ‘maaltijd’ vertaald kunnen worden. Vergelijkingen zijn snel gemaakt en overeenkomsten gemakkelijk gevonden, maar juist bij de meest alledaagse gewoonten en gebruiken dienen we te beseffen dat er verschillen bestaan tussen de oud-oosterse wereld en de maatschappij van onze dagen. Weliswaar wordt het Hebreeuwse sjoelchan meestal met ‘tafel’ of ‘dis’ weergegeven (Ps. 23:5), maar dat betekent niet dat we daarbij als vanzelfsprekend aan een tafelblad en vier tafelpoten moeten denken. De oorspronkelijke betekenis van sjoelchan is ‘de huid van een dier’. Wanneer de tijd was gekomen om te eten spreidde men een dierenhuid uit op de grond en daarop werden borden en schalen neergezet. De deelnemers/sters aan de maaltijd schaarden zich vervolgens om de sjoelchan en aten. Ondanks de eenvoudige achtergrond kreeg het woord sjoelchan ook de betekenis van tafel voor het slachten van offerdieren (Ps. 69:23; Jes. 65:11). Twee andere termen die met ‘maaltijd’ kunnen worden weergegeven, werden afgeleid van het voedsel dat een belangrijke plaats innam op de ‘tafel’: lèchèm herinnert ons eraan dat in de oud-oosterse wereld brood een hoofdbestanddeel van vrijwel elke maaltijd was; misjtèh heeft met ‘drinken’ te maken en wordt vooral gebruikt wanneer er sprake is van een feestelijke maaltijd waaraan gasten deelnemen (Gen. 19:3; Jes. 25:6; Ester 1:3,5,9; 2:18; 5:4,8,12; 6:14).

In het Nieuwe Testament wordt het Griekse deipnon veelvuldig gebruikt (Luc. 14:12,16,17,24; Joh. 12:2).

Letterlijk en concreet

a.Onder normale omstandigheden is eten een dagelijks terugkerende bezigheid van mensen. Hoe vaak er in bijbelse tijden werd gegeten, is moeilijk met zekerheid te zeggen. Het lijdt geen twijfel dat rekening gehouden dient te worden met grote verschillen tussen rangen en standen, tussen rijk en arm (Luc. 16:19-31; 1 Kor. 11:2021). Bovendien zijn de geschriften van Oude en Nieuwe Testament ontstaan in een periode die vele eeuwen omspant. In die honderden jaren zijn gewoonten en gebruiken vanzelfsprekend niet zelden ingrijpend veranderd. Terwijl in vroeger tijden eenvoudig een huid van een dier op de grond werd uitgespreid en als ‘tafel’ dienst deed – in het milieu van de armen zal die gewoonte veel langer zijn gehandhaafd dan in de kringen van de rijken -, werden later lage tafels gebruikt. Toen de behoefte aan comfort verder toenam, zat men niet meer op matten op de grond, maar op divans. Bij bijzondere gelegenheden – de aanwezigheid van gasten – en bij een feestelijke maaltijd als de sedermaaltijd aan het begin van het Pascha – nam men de tijd en at in alle rust. Met recht kon dan gezegd worden dat ‘zij aanlagen en aten’ (NBG-1951: Mar. 14:18).

b.Over het eten dat op tafel werd gebracht, bestaan weinig concrete beschrijvingen. Voor de eenvoudigen was er nauwelijks keus. Zij moesten met weinig tevreden zijn: water, brood, fruit en soms vlees of vis. Op de tafels van de rijken zal zonder enige twijfel een grotere verscheidenheid aan spijzen hebben gelegen en werd ook veel meer wijn gedronken.

c.Bij bijzondere gelegenheden werd vrijwel altijd gegeten. Zonder overdrijving kan worden gezegd dat maaltijden het mensenleven begeleidden van de wieg tot het graf: na de geboorte werd gegeten en gedronken en dat gebeurde ook na de besnijdenis, een bruiloft zonder een feestelijke maaltijd was ondenkbaar en na de begrafenis kwamen de nabestaanden bijeen om bij het breken van het brood en het drinken van de troost-beker elkaar te troosten en te bemoedigen (Jer. 16:5-7). In een wereld waarin cultische handelingen een voorname rol speelden, was het niet vreemd dat in een dergelijk kader ook werd gegeten en gedronken (Gen. 14:18-20; Ex. 24:11).

d.De laatste maaltijd die het volk Israël in grote haast hield in de nacht voorafgaande aan de uittocht uit Egypte (Ex. 12:1-28), leidde tot de instelling van het Pascha (Ex. 12:43-51), een jaarlijks terugkerend ceremonieel gebeuren waarbij niet alleen werd gegeten, maar ook werd herinnerd aan de bevrijding uit de slavernij in Egypte en tevens het geloof tot uitdrukking werd gebracht dat God ook in heden en toekomst zijn volk zou verlossen uit onderdrukking en vervolging. In de latere joodse traditie zou deze maaltijd die de ouverture vormt van het Pascha de naam seder krijgen. Volgens de drie synoptische evangeliën heeft Jezus tijdens deze maaltijd de woorden gesproken die in de kerkelijke traditie bekend staan als de instellingswoorden van het Avondmaal (Mar. 14:12-25; Mat. 26:17-29; Luc. 22:7-23).

e.Dankzij de evangeliën hebben we ook enig idee van het verloop van een maaltijd in de periode rondom het begin van de jaartelling. Nadat de handen waren gewassen (Mar. 7:3-4) -vermoedelijk ook de voeten (Joh. 13:1-20) schaarde men zich om de lage tafels. De huisvader – of een belangrijke gast – sprak de zegen uit, brak het brood en deelde het rond (Mar. 6:41; 14:22; Luc. 24:30). Met een dankgebed werd de maaltijd beëindigd (Mar. 14:23; 1 Kor. 10:16).

f.Men at met de handen. Het ‘breken van het brood’ vervulde een duidelijke functie (Hand. 2:46). Met behulp van stukken brood werden andere, min of meer vloeibare spijzen opgeschept en genuttigd.

Beeldspraak en symboliek

a.Zonder op geregelde tijden – dagelijks – voedsel tot zich te nemen, is een mens snel ten dode opgeschreven. In tegenstelling tot de meeste dieren geeft het menselijk wezen er de voorkeur aan samen met anderen te eten en te drinken. Wie een partner heeft verloren, voelt de eenzaamheid het meest wanneer het etenstijd is. In elke leefgemeenschap vervult de maaltijd een belangrijke rol in het instandhouden en versterken van de onderlinge band.

b.De evangelisten vertellen dat Jezus regelmatig at met mensen van allerlei slag. Gelet op zijn farizeese achtergrond wekte het geen verwondering dat Hij door Farizeeën werd uitgenodigd om met hen de maaltijd te gebruiken (Luc. 14:1-24). Farizeeën legden grote nadruk op reinheid en op het eten van voedsel dat in overeenstemming met de geboden van de Tora was bereid en dus als rein kon gelden. Zij weigerden tafelgemeenschap met mensen die het minder nauw namen met de geboden. Dat Jezus door hen werd uitgenodigd, is veelzeggend: Hij was blijkbaar één van hen. Vanuit hun standpunt gezien is het begrijpelijk dat Farizeeën zich van Hem distantieerden toen zij tot ontdekking kwamen dat Hij die zij als een geestverwant hadden gezien, aan één tafel plaatsnam met mannen en vrouwen die zij als onreinen beschouwden en om die reden zoveel als maar enigszins mogelijk was uit de weg gingen: zondaren en tollenaren (Mar. 2:1517).

c.Jezus zocht ‘de verloren schapen’ (Luc. 15:110). Daarbij was Hij niet kieskeurig. Hij at met ‘Jan en alleman’. In de heuvels van Galilea brak Hij het brood en deelde het uit aan duizenden. Hij deed dat ‘uit medelijden’ (Mar. 8:1-10) of omdat Hij ‘met ontferming werd bewogen’ en al die mensen die hem onvermoeibaar volgden, zag als schapen zonder herder (Mar. 6:34). Hij stelde geen bijzondere eisen. Zijn uitnodiging gold iedereen. In die opeenvolging van ‘tafelgemeenschappen’ moet tenslotte ook de laatste maaltijd geplaatst worden die Jezus met zijn volgelingen hield. Tijdens die traditionele sedermaaltijd – zoals altijd vol herinneringen en vol verlangens – sprak Jezus, althans volgens de drie synoptische evangeliën, woorden die een nieuwe dimensie verleenden aan het aloude gebeuren. Op een wijze die moeilijk precies in alledaagse woorden is te vatten, maakte Hij de aanwezigen duidelijk dat zij voorgoed met hem verbonden waren – zo hecht dat zelfs zijn dood daaraan niets zou veranderen, maar de band veeleer zou bevestigen (Mar. 14:22-25; Mat. 26:26-29; Luc. 22:14-20).

d.In het boek Handelingen schetst de schrijver een ideaalbeeld van de vroeg-christelijke gemeente te Jeruzalem: ‘Dagelijks gingen ze trouw en eensgezind naar de tempel, braken bij iemand aan huis het brood, gebruikten samen hun maaltijden in blijdschap en eenvoud van hart’ (Hand. 2:46). Het gemeenschappelijk ‘breken van het brood’ karakteriseert de eenheid en eensgezindheid van deze volgelingen van Jezus van het eerste uur. Zo zou het moeten zijn. De realiteit was dikwijls anders. Dat wist de schrijver van Handelingen en hij verzwijgt het niet (Hand. 6:1).

e.In zijn correspondentie met de gemeente te Korinte moet de apostel Paulus ook de harde werkelijkheid onder ogen zien. Zelfs tijdens ‘het eten van de maaltijd van de Heer’ worden de verschillen tussen rijk en arm pijnlijk zichtbaar (1 Kor. 11:20-21). In die situatie citeert Paulus met nadruk de ‘instellingswoorden van het Avondmaal’ (1 Kor. 11:23-26). Hij waarschuwt voor een ‘onwaardige wijze’ van eten en drinken (1 Kor. 11:27). In de loop der eeuwen zijn deze woorden dikwijls niet ter zake geïnterpreteerd. Men meende dat Paulus in de allereerste plaats opriep tot zelfonderzoek resulterend in de erkenning van de zondigheid van de mens. In tegenstelling tot veel van zijn uitleggers was de apostel veel concreter. Het ergerde hem in hoge mate dat ‘het eten van de maaltijd van de Heer’ geschiedde zonder dat het leidde tot het ontstaan van een hechte gemeenschap waarin men op een volstrekt vanzelfsprekende wijze oog had en kreeg voor de noden van anderen. Aan het einde van dit gedeelte schrijft de apostel dan ook: ‘Daarom zijn er onder u zo velen ziek en zwak, en is een aantal van u gestorven’ (1 Kor. 11:30).

f.Zoals we zagen richt de sedermaaltijd zich niet alleen op het verleden, maar ook op heden en toekomst: God die het volk Israël uit Egypte bevrijdde, zal zijn volk niet in de steek laten. In de woorden die de evangelisten hebben overgeleverd sprak Jezus tijdens zijn laatste maaltijd met zijn volgelingen over het Koninkrijk van God. De oudtestamentische profeten benadrukten het al. Als God ingrijpt in de geschiedenis dan zal er meer dan ooit gegeten en gedronken worden: ‘een feestmaal met uitgelezen gerechten, een feestmaal met belegen wijnen, verrukkelijke, uitgelezen gerechten, belegen, gelouterde wijnen’ (Jes. 25:6). In dit eschatologische perspectief kan in de christelijke gemeente uiteindelijk ook het Avondmaal worden gevierd.

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 69; 107; 128; Gezang 9; 11; 22; 27; 33; 73; 74; 112; 123; 203; 242; 256; 319; 321; 346; 348; 355; 358; 360; Bijbel I: 71; Eerste: 36; Eva I: 15; 16; II: 43; 44; Geroepen: 200-203; Gezangen: 757; 760; Gezegend: 172; Hoop: 95; Liturgie: 228; 587; 628a; 628b; MAW: 18; ZAD III: 32; Zingend I-II: 130-151; IV: 29a; Zlicht: 41.

b.Poëzie:

Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1980, blz. 283: ‘De disgenoten’ (als lied in Gezangen: 760). Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 24: ‘Wonderbare spijziging’; 137: ‘Maaltijd’. H. Oosterhuis, Nieuw bijbels dagboek, Baarn 1986, blz. 166: ‘Lied van Paulus’. Huub Oosterhuis, Levende die mij ziet, Kampen/Tielt 1999, blz. 28: ‘Wij leefden rond één tafel…’; blz. 107-118: ‘Om de tafel’ (tafelgebeden). Jean Pierre Rawie, Geleende tijd, Amsterdam 1999, blz. 19: ‘Dis’. Jan Willem Schulte Nordholt, Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 189: Avondmaal’; 222: ‘Gedaante van Jezus – III Ontmoeting’.

c.Verwerking:

In de inleiding kwam al even ter sprake dat er verschillende gelegenheden zijn waarbij mensen een maaltijd houden. De inhoud en betekenis van de maaltijd worden mede bepaald door die gelegenheid. Als introductie op het bijbelse begrip maaltijd zouden we kunnen inventariseren bij welke gelegenheden wij een maaltijd houden èn welke rol de maaltijd daarbij speelt. Ook is het mogelijk ervaringen, gevoelens en gedachten rondom de viering van het Avondmaal te verzamelen en te delen; hoe mensen de maaltijd van de Heer beleven, zegt veel van hun geloofsbeleving. Eveneens is denkbaar dat we in gesprek gaan over het gebruik van sobere maaltijden in geloofsgemeenschappen gedurende de Veertigdagentijd. Een maaltijd is vaak meer dan eten en drinken tot ons nemen. Zo ook in de bijbel. De bijbelse maaltijd herbergt vele thema’s in zich, onder meer deze: gemeenschap, ontmoeting, uittocht en Avondmaal, rein en onrein, rijk en arm, gastvrijheid en toekomst.

Verwijzing

Het begrip maaltijd is nauw verwant met ‘manna‘, ‘brood‘ en ‘wijn‘ . Zie verder ‘graan en koren’ en het tegenbeeld ‘hongersnood‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken