Menu

None

Brood

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

In het Midden-Oosten werd reeds in bijbelse tijden op grote schaal graan verbouwd. Brood was derhalve het hoofdvoedsel voor het gehele gebied dat zich uitstrekte rondom de Middellandse Zee. Zo functioneerde Egypte, samen met andere streken in Noord-Afrika, als korenschuur voor de metropool die Rome in het begin van de jaartelling was geworden. Of toentertijd in de wereld van de bijbel rijst al bekend was als voedsel is onwaarschijnlijk. Zeker is dat het verder naar het Oosten in Azië al vanaf de vroegste tijden het belangrijkste volksvoedsel was en nog altijd is. Wanneer de bijbel niet in het Midden-Oosten, maar in het Verre Oosten was geschreven dan had de bekende bede uit het Onze Vader ongetwijfeld als volgt geklonken: geef ons heden ons dagelijkse (portie) rijst.

Grondtekst

Het gewone, alledaagse brood heet in het Hebreeuws lèchèm en in het Grieks artos. Beide woorden komen veelvuldig voor: lèchèm 297x (o.a. Gen. 14:18; 18:5; Ex. 29:23; 1 Kon. 18:4,13; 2 Kon. 6:22) en artos ruim 90x, vooral in de vier evangeliën (o.a. Mat. 6:11; 14:17; 15:33-34; 26:26; Mar. 2:26; 14:22; Luc. 4:3; 14:1; Joh. 6:1-15, 22-59; Hand. 2:42,47; 1 Kor. 10:16-17; 11:23-28).

In de oudtestamentisch-joodse traditie dient de volgende onderscheiding te worden gemaakt: chameets (gezuurd brood) dat niet gegeten mocht/mag worden ten tijde van Pesach (Ex. 12:15; 13:3,7; Deut. 16:3); op sommige plaatsen wordt verteld dat het geofferd werd (Lev. 7:13,23,17; Am. 4:5), terwijl andere teksten dat verbieden (Ex. 23:18; 34:25; Lev. 2:11); se’orbetekent eveneens ‘gezuurd brood’ (Ex. 12:15,19; 13:7; Lev. 2:11; Deut. 16:4). In de periode van Pesach werd/wordt matstsach (in onze tijd nog steeds als matze bekend) gegeten, ongezuurde broden, gebakken zonder zuurdeeg (of zuurdesem/gist) (o.a. Ex. 12:8,39; Num. 9:11; Joz. 5:11).

Letterlijk en concreet

a.Eerdergenoemde bede uit het Onze Vader (Mat. 6:11) laat zien dat het brood zo’n belangrijk voedingsmiddel was dat het woord ook gebruikt kon worden als aanduiding voor alle voedsel dat een mens dagelijks nodig heeft (1 Sam. 20:34). Het volgende onderstreept dat nog. In de vroeg-joodse traditie ontwikkelde zich het ritueel bij maaltijden – vooral die maaltijden die een feestelijk karakter droegen en waaraan gas ten deelnamen – te beginnen met een dankzegging uitgesproken door de gastheer, of door een belangrijke gast, die vervolgens het brood brak en het ronddeelde onder degenen die aan tafel gezeten waren. In de beschrijving van het leven van de vroeg-christelijke gemeente vertelt Lucas: ‘zij braken het brood bij iemand aan huis, gebruikten samen hun maaltijden in blijdschap en eenvoud van hart, loofden God en stonden in de gunst bij heel het volk’ (Hand. 2:46).

b.Het gewone, dagelijkse brood had een ronde vorm. Tijdens de maaltijd werd het niet met een mes gesneden, maar met de hand in stukken gescheurd of gebroken. Over de samenstelling van het meel is weinig met zekerheid te zeggen. Het verschilde waarschijnlijk van plaats tot plaats. Gerstebrood was het goedkoopst en zal dus het brood voor de armen zijn geweest (vgl. 2 Kon. 4:44; Joh. 6:9). Tarwebrood was een luxe.

c.Voor het gebruik om eenmaal per jaar gedurende een periode van een week ongezuurd brood te eten, moeten we ver teruggaan in de geschiedenis. Het bestond vermoedelijk al voor de exodus uit Egypte en werd vanaf die tijd in het oude Israël verbonden met de viering van Pesach/Pascha (Ex. 12:14-15; 13:3,7; vgl. Mar. 14:12). Het gebeuren doet denken aan zoiets als een voorjaarsschoonmaak. Een ritueel dat jaarlijks terugkeert en samenhangt met de wisseling der seizoenen. Na de winter is het voorjaar teken van een nieuw begin. Het oude zuurdeeg/gist waarmee een jaar lang het brood werd gebakken, wordt weggegooid – soms zelfs verbrand -vervolgens eet men een week lang ongezuurd brood en daarna komt het gewone brood weer terug dat nu met nieuw zuurdeeg is gebakken.

d.In dit verband mag tenslotte het ‘manna’ niet onvermeld blijven. Het is het voedsel dat het volk Israël na de exodus uit Egypte in de woestijn aantrof (Ex. 16; Num. 11:4-9). Veertig jaar lang lag het op de grond en kon het gegeten worden. Het verdween toen het volk het beloofde land in bezit had genomen (Joz. 5:12). In de strikte zin van het woord was het manna geen brood, maar zoete korrels die door bepaalde schildluizen in grote hoeveelheden werden afgescheiden. In de herinnering van Israël leefde dit manna voort als ‘het brood der engelen’ of ‘het brood uit de hemel’ (Ps. 78:25; 105:40).

Beeldspraak en symboliek

a.Het gegeven dat het brood een zo belangrijke plaats innam in het voedingspatroon van de mens in het gehele Midden-Oosten, leidt als vanzelf tot de eerste symbolische betekenis. Het ‘dagelijks brood’ (Mat. 6:11) is al het voedsel dat de mens nodig heeft om ‘vandaag’ te leven. Anders gezegd: zonder brood (en water!) is er geen leven mogelijk.

b.Vooral in het evangelie van Johannes wordt bovengenoemde symboliek christologisch nader uitgewerkt. In aansluiting op het verhaal over de spijziging van de vijfduizend (Joh. 6:1-15) wordt, met een verwijzing naar de traditionele voorstelling van het manna als ‘het brood uit de hemel’ (Joh. 6:31), Jezus zowel ‘het ware brood uit de hemel’ als ‘het brood Gods’ genoemd (Joh. 6:32-33). Hij kan dan ook zeggen: ‘Ik ben het brood des levens’ (Joh. 6:35,48). De zin van de metafoor is evident: zoals brood noodzakelijk is om te leven, zo is geloof in Jezus van beslissende betekenis voor het ‘eeuwige leven’ (Joh. 6:48:51).

c.In de woorden die volgens de drie synoptische evangeliën werden gesproken tijdens de laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen – de sedermaaltijd die het begin vormt van Pesach -krijgt het traditionele ritueel, bestaande uit dankzegging en het breken en ronddelen van het ongezuurde brood (de matzes), een nieuwe inhoud. De herinnering aan de exodus uit Egypte wordt verbonden met het lijden en sterven van Jezus: ‘Neemt, (eet), dit is mijn lichaam’ (Mar. 14:22; Mat. 26:26). Lucas en Paulus geven een iets andere formulering: ‘Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt’ (Luc. 22:19; 1 Kor. 11:24). Het gebroken en rondgedeelde brood symboliseert het lijden en sterven van Jezus als een lijden en sterven ‘voor u’; dat is ter wille van hen of het komt hen ten goede, die aanzitten en eten van het brood dat wordt rondgedeeld.

d.In de oudtestamentische tempelcultus moet het brood dat in de tempel dienst doet, altijd ongezuurd brood zijn (Ex. 23:18; Lev. 2:4-14). Blijkbaar wordt zuurdesem/gist niet rein genoeg geacht om in de tempel te functioneren. In het Nieuwe Testament kan het zuurdesem in symbolische zin op verschillende manieren worden gebruikt. In een korte gelijkenis van Jezus is het positief bedoeld: een klein stukje zuurdeeg is voldoende om een grote hoeveelheid deeg te doen gisten (Mat. 13:33; vgl. 1 Kor. 5:6). Het kan echter ook een negatieve betekenis krijgen. Het zuurdeeg wordt dan het beeld van de opvattingen van Farizeeën en Herodianen (Mar. 8:15; Mat. 16:6,11). Paulus grijpt terug naar de oorspronkelijke betekenis wanneer hij de gemeente opwekt het oude zuurdeeg weg te doen – dat wil zeggen: de oude, zondige gebruiken en opvattingen (1 Kor. 5:7-8).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 78; 132; Gezang 4 (= Gezangen: 510; Liturgie: 554); 22; 50; 57; 73; 112; 178; 348-363; 369; 479; 488; 21; Alles I: 19; III: 12; 14; 19; Bijbel II: 56; III: 25; Droom: 9; 14; 21; Eerste: 4; Eva I:16; II: 43; Evangelie I: 38; 82; II: 36; Gezangen: 750; 753 (= Liturgie: 502); 756; 759; 760; Gezegend: 44; 54; 137; 239; Hoop: 81; Land: 19; Liefde: 21; 58; Liturgie: 585; ZAD III: 15; IV: 20; Zingend I-II: 22; 34; 131-135; 141; IV: 67; V: 20; VI: 51; 71; Zleven: 14; 24; 38; Zlicht: 11; 40; Zolang: 7 (= Gezangen: 771; Liturgie: 570; Zingend III: 54); 16 (= Gezangen: 755; Liturgie: 457).

b.Poëzie:

J.C. Bloem, Verzamelde gedichten, Amsterdam 199110, blz. 54: ‘Het brood’. J.C. Bloem, Verzamelde gedichten, Amsterdam 199814, blz.54: ‘Brood’. Gerrit Achterberg, Verzamelde gedichten, Amsterdam 19848, blz. 929: ‘Brood en spelen’. Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1980, blz. 282: ‘Disgenoten’; 397: ‘Het brood. Van der Graft,Mythologisch, Baarn 1997, blz. 373: ‘Geef het brood aan elkaar…’. Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 28: ‘Emmaüs.

c.Verwerking:

Een verrassende manier om het bijbelse woord brood in te leiden, is het inventariseren van de diverse betekenissen ervan in het Liedboek (en andere bundels). Brood als dagelijks voedsel, brood als leven, brood als gemeenschap, brood als offer, brood als. We zullen zien dat dit min of meer aansluit bij het gebruik van dit woord door de bijbelschrijvers. Zij dragen er verschillende thema’s voor geloof en leven mee aan, onder meer: kracht, (eeuwig) leven, goddelijke zorg, lijden en sterven van Jezus, geloof en Avondmaal.

Verwijzing

Het woord brood is in zijn oorsprong verstrengeld met ‘graan‘ (koren). Daarnaast nemen we raakvlakken waar met ‘hongersnood‘, ‘dauw’ (B-a, over manna), ‘water’ en ‘maaltijd‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken