Menu

Premium

Bron

 

water, put, cisterne, (val)kuil

Velerlei bronnen zijn ons bekend. Oliebronnen, gasbronnen, energiebronnen, nieuwsbronnen, waterbronnen, voedselbronnen, geldbronnen enzovoort. Wat al deze bronnen gemeen hebben, is dat het eerste deel van de samenstelling een oorsprong heeft. Olie, gas, geld…komen ergens vandaan. Dat geldt ook voor geloof en inspiratie. In onze veelkleurige samenleving, met haar uiteenlopende religieuze belevingen en stromingen, is het van belang te beseffen uit welke bron mensen hun inspiratie halen. Niet elke bron is immers gelijk. En de bron waaruit we putten is medebepalend voor de weg die we gaan. Onze bron en ons perspectief hangen zeer nauw samen.

Voor het oude Israël was de waterbron echt van levensbelang. Juist vanwege deze essentiële plaats van de bron, ontleende de bijbelse mens daaraan kleurrijke beelden om zijn geloof en inspiratie uit te drukken.

Grondtekst

De oudtestamentische talen kennen diverse woorden voor bronnen en putten. Daar is allereerst ‘ajin, dat meestal ‘oog’ en soms ‘bron’ (23x) betekent. In de laatste zin komen we het vooral tegen in verhalende teksten, zoals de aartsvaderverhalen (Gen. 24). Verbonden met majim, ‘water’, luidt de vertaling ‘waterbron’ (Gen. 16:7; Ex. 15:27; 2 Kron. 32:3). Dezelfde betekenis heeft ma’jan (dezelfde stam; ruim 20x), alleen treffen we dit woord vooral aan in poëzie (o.m. Ps. 74:15; 84:7; 87:7). De maqor is de bron(plaats), etymologisch onzeker, misschien van een stam voor ‘naar water graven’. Het verschijnt 18x, voornamelijk in poëtische teksten (o.a. Spr. 5:18, 10:11; 13:14). Een ander woord voor bron is mabboea’ (Jes. 35:7; 49:10; Pred. 12:6); het verwante werkwoord nb’ betekent ‘opborrelen’, wat aangeeft dat het om natuurlijke bronnen gaat. Dat geldt waarschijnlijk voor alle bovengenoemde bronnen. Daarnaast bestaan er enkele woorden die eerder wijzen op bronnen die kunstmatig zijn aangelegd. We noemen: bor, ‘cisterne’ of ‘graf, dodenrijk’; ca. 70x komt het voor, waarvan 7x in Genesis 37, 7x in Jeremia 38 en 8x in Ezechiël 31-32; be’er, ‘put’, 23x in de aartsvaderverhalen en 14x daarbuiten; sjachat, ‘kuil’ (Ez. 19:4, 8; Ps. 7:16; 9:16; 35:7; 94:13; Spr. 26:27; Klaagl. 4:20) en ‘graf in de zin van verblijfplaats van doden (o.a. Jes. 38:17; Jona 2:7); sjoecha of sjiecha doelt op de levensbedreigende kuil (Jer. 2:6; 18:20, 20; Ps. 57:7; 119:85; Spr. 22:14; 23:27). Het Arameese gov is de ‘put’, bekend als de ‘leeuwenkuil’, waar Daniël in gegooid wordt (Dan. 6).

Het Nieuwe Testament heeft voor ‘bron’, pègè (Mar. 5:29; Joh. 4:6, 14; Jak. 3:11; 2 Petr. 2:17; Op. 7:17; 8:10; 14:7; 16:4; 21:6), en voor ‘put’ frear (Luc. 14:5; Joh. 4:11, 12; Op. 9:1-2). Deze twee worden in Johannes 4 door elkaar gebruikt.

Letterlijk en concreet

a.Voor de bijbelse mens is de permanente aanwezigheid van water noodzakelijk, zowel rond zijn woning als onderweg langs de karavaanroutes. Het bronlied in Numeri 21:16-18 laat zien hoe verheugd mensen onderweg zijn over bronnen. Vooral natuurlijke bronnen zijn voor hem van levensbelang. Daarnaast vermeldt de bijbel zelfgemaakte putten, doorgaans in rotsachtige bodem uitgehouwen (2 Kron. 26:10). Deze vangen in de regentijd het water op, maar komen in de zomer dikwijls droog te staan. Het is stilstaand water, in tegenstelling tot natuurlijke bronnen waarvan het water leeft. Het verzamelde regenwater kan op den duur vies worden.

b.Bronnen geven niet alleen water, in hun buurt is veelal ook schaduw door aanwezige bomen, koelte, voedsel en vegetatie. Daardoor is de bron tevens een plek van ontmoeting, rust en kruispunt der wegen (1 Sam. 19:22). Bronnen dragen wel de naam van de in de buurt liggende plaats (Joz. 15:7). Wanneer bronnen worden vernietigd of dichtgegooid, wat het geval is in oorlogstijd, ontstaat een rechtstreekse levensbedreiging (2 Kon. 3:19, 25).

c.Wie een regenput graaft of uithouwt, moet de put zorgvuldig afsluiten, zodat niemand er invalt (Ex. 21:33-34; vgl. Josefus, Joodse Geschiedenis IV, 283). Het is een weldaad als er in de nieuwe woonomgeving al putten zijn (Deut. 6:11). De (droogstaande) regenput dient in de bijbelse tijd ook wel om vijanden of boosdoeners in te werpen.

d.God is de schepper van waterbronnen (Op. 14:7; 1 Clemens 20:10). Hij heeft de macht over het afsluiten en openbreken van bronnen (Ps. 74:15; 104:10).

Beeldspraak en symboliek

a.Meer dan eens treffen we de bron aan als metafoor voor God. De psalmist zingt ervan (36:10) en de profeet getuigt ervan (Jer. 17:13). Wie de Heerverlaten en dus niet meer uit deze hemelse bron hun levenswater putten, zullen verdorren. Hun eigengemaakte bronnen – afgoderij – zijn verre van duurzaam (Jer. 2:13; vgl. Barnabas 11:2). Droogte en uiteindelijk de dood zal hun lot zijn. Als bron geeft Hij alle dorstigen water ten leven. Aldus ziet Johannes aan het eind van zijn visioenen de toekomst (Op. 21:6; vgl. Ps. 114:10). Hij ziet en weet: er komt een einde aan alle dorst, aan alle lijden.

Water scheppen uit de bronnen van bevrijding is een metafoor voor het leven uit Gods goedheid in vrijheid. Soms is dat scheppen van water nog geen realiteit; het beeld bemoedigt de mens en houdt hem staande (Jes. 12:3; vgl. 41:18). Christus brengt de zijnen naar bronnen van levend water, profeteert Johannes ter bemoediging van allen die met de dood in de schoenen lopen (Op. 7:17). Deze waterbronnen duiden God als de levende. Water vertegenwoordigt het goede leven, droogte staat voor lijden. Degene die leeft in verbondenheid met de goddelijke bron, groeit zelf uit tot een bron in dorre streken, zoals de pelgrims naar Jeruzalem ervaren (Ps. 84:7; vgl. Gen. 49:22). Jeruzalem is door de presentie van de Eeuwige aldaar zelf een bron van leven (87:7; Joël 4:18[3:18]). Alles wat in verbinding staat met of verwijst naar God wordt zelf evenzeer levensbron. De wijsheidsliteratuur spreekt daar graag over: de rechtvaardige, het onderricht, de vreze van de Heer en de wijsheid zijn levensbronnen (Spr. 10:11; 13:14; 14:17; 16:22). Om de mensen van zijn tijd een hart onder de riem te steken, wijst de profeet op Abraham en Sara, die respectievelijk ‘rots’ en ‘holte van de put’ heten (Jes. 51:1). Deze metaforen geven de elementen kracht en levenswaterweer. Volgens sommige uitleggers verwijzen rots en waterbron in deze tekst naar de Heer, bij wie de gelovigen bescherming en permanent leven vinden.

b.Aangetaste bronnen symboliseren leven dat lijdt onder dreiging en doodsmachten. In zijn visioenen ziet Johannes hoe de verdrukking op aarde toeneemt. Hij schildert dat met het beeld van een neerstortende meteoor op rivieren en waterbronnen (Op. 8:10-12). Even later gebeurt iets dergelijks; nu wordt er bloed op het water gegoten (16:4). Kortom, de primaire levensbehoefte, water, wordt verziekt; het bestaan balanceert op de rand van de afgrond.

c.Dwaalleraars zijn bronnen zonder water; zij leiden naar de dood in plaats van naar het leven (2 Petr. 2:17). Met de beeldspraak dat hun bronnen zullen opdrogen, kondigt de profeet het oordeel over de onrechtvaardigen aan (Hos. 13:15). De opgedroogde bron symboliseert het naderende einde.

d.Opmerkelijk is het aantal ontmoetingen tussen mensen bij een bron: Hagar-God; Abrahams knecht-Rebekka; Jakob-Rachel; Mozes-dochters van de priester van Midjan; (zie respectievelijk Gen. 16; 24; 29; Ex. 2). Wat deze ontmoetingen gemeen hebben, is de context van liefdesgeschiedenissen. We kunnen eenvoudig zeggen dat de bron een ontmoetingsplaats is, dus de kans om een partner te vinden ligt vooral daar. Toch is de vraag relevant of de schrijvers meer hebben willen zeggen door hun verhaal bij de bron te situeren. Zou de bron wellicht verwijzen naar vruchtbaarheid en nageslacht, wat toekomstperspectief biedt? Van de bron gaat een onthullende werking uit, mensen gaan zien, gaan elkaar zien. Gebeurtenissen bij de bron springen daardoor in het oog, roepen verwachtingen op en zijn hoopgevend. Het verhaal draagt in al zijn facetten de kleur van de bron.

Een bijzondere ontmoeting bij de bron is die tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw (Joh. 4). De zojuist genoemde oudtestamentische bron-verhalen klinken mee op de achtergrond. De gebruikelijke aanduiding ‘levend water’ voor bronwater buigt Jezus om naar water in geestelijke zin. Jezus vertelt over levend water dat de dorst voor eeuwig wegneemt. Hij doelt op dorst naar levensbestemming, naar innerlijke vrede en naar ontmoeting met God. Voor Jezus is de Tora als levend water, dat de innerlijke dorst van mensen kan lessen (vgl. Ps. 1; Jes. 55:1). Dat water biedt Hij de vrouw en via haar de wereld aan. Vers 28 verhaalt dat de vrouw haar kruik laat staan. Zonder kruik gaat zij haar weg. Met andere woorden, de échte dorst van de vrouw is door de ontmoeting met Jezus gelest. Is hier, net zoals in de andere bronverhalen, geen sprake van een ‘liefdesgeschiedenis’? Wordt de vrouw niet de bruid van Christus?

e.Bijna steeds staat de ene metafoor in verbinding met de andere, waardoor zij elkaar kleuren. Met name in de liefdespoëzie. Zo zien we dat in Hooglied 4:12-15 de metafoor bron deel uitmaakt van de metafoor tuin. Gezien het feit dat waterbronnen werkelijk onmisbaar zijn en dat een tuin met bronnen het allermooiste is, tekent de jongeman met deze beelden zijn liefje als het allergrootste geluk. Aangezien zulke tuinen hoofdzakelijk voor koningen zijn weggelegd, krijgt het meisje koninklijke trekken. Zij is een bron van levend water. Dat wil zeggen: zij is levendig, fris, verkwikkend. De ‘verzegelde bron’ doelt, net als de ‘gesloten tuin’, op het aspect van de ontoegankelijkheid. De jonge vrouw blijft met geheimenisvolle afstand omgeven; ook dat behoort tot het liefdespel. De Targoem interpreteert de relatie man-vrouw als de relatie tussen de Tora en Israël. De Tora is de bron van levend water waaruit Israël mag putten. Spreuken 5:15-18 bevat eveneens de metafoor bron in de context van liefde en seksualiteit. Nadat de wijsheidsleraar de man heeft gewaarschuwd voor vreemdgaan, tekent hij diens eigen vrouw met het beeld van waterbronnen. Het water dat overvloedig stroomt, wijst op de rijkdom van de trouw aan de eigen vrouw, onder meer door de kinderzegen. Ook is het denkbaar, mede op grond van ‘de vrouw van je jeugd’ (vs. 18), bij bron aan wijsheidslessen te denken. De vreemde vrouw symboliseert de dwaasheid, de eigen vrouw de wijsheid.

f.Met het beeld van de put of valkuil schilderen de auteurs ook levensbedreigende situaties. Profeten en psalmisten brengen de dreiging van vijanden in beeld met de uitgegraven kuil (Jer. 8:20-22; Ps. 57:7; 119:85). Als perspectief voor de onderdrukte geldt het zogenaamde boemerangeffect: de vijand die een kuil voor de onschuldige graaft, zal er zelf in vallen (Ps. 7:16; 9:16; 35:7; Spr. 26:27). Deze oerervaring vinden we nog terug in ons spreekwoord ‘Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in.’ De mens in nood bidt tot God om te vragen ofde machten die hem onderdrukken, ondergaan in een kuil van verderf (Ps. 55:24); dat wil zeggen dat zij verdwijnen, voorgoed. Het beeld is ontleend aan de jacht, waarbij de jager een gat graaft, dit bedekt met natuurlijk materiaal en vervolgens de prooi opjaagt in de richting van de kuil. Zo ervaren de godsmannen van Israël de pogingen van hun vijanden om hen uit te schakelen. De kuil heeft de sfeer van een graf. De grafdelvers zijn degenen die zich tegenover de Heer en zijn Tora stellen. In de wijsheidsliteratuur heet de hoer een nauwe put en diepe kuil (Spr. 23:27), een groot gevaar voor mannen. De mond van de vreemde vrouw is een kuil, gevaarlijk en dodelijk (22:14).

g.Interessant zijn de teksten die vertellen over mensen in de put. We kennen drie belangrijke verhalen: Jozef in de put (Gen. 37), Jeremia in de put (Jer. 38) en Daniël in de put (Dan. 6). Alle drie worden door vijanden de diepte ingeworpen, de dood tegemoet. De put heeft het karakter van een graf. De put wil verbergen, verhullen en tenietdoen. De drie in de put zijn ten dode opgeschreven, omdat hun boodschap of levenswijze ergernis opwekt. Tegelijkertijd blijken alle drie een cruciale rol te spelen in het voortbestaan van Israël. Het onderste komt boven, de torens vallen om. Putverhalen zeggen meer dan dat iemand in een kuil wordt gesmeten. Zij vertellen van weerstand tegen Gods verhaal met mensen en van redding uit de duisternis. Het zijn verhalen ter bemoediging. Zij verwijzen indirect naar uittocht en verrijzenis.

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 7; 23; 42-43; 57; 68; 78; 94; 104; Gezang 75; 109; 115; 171; 224; 237; 247; 358; 390; 426; 472; Bijbel II: 18; Droom: 9; Eva I: 32; Evangelie II: 4; Gezegend: 283; Liederen: 42; Liturgie: 36; 456 (= Zolang: 2; Liturgie: 816); Psalmschrift: 36; ZAD I: 9; Zingend I-II: 271; III: 22; 35; Zlicht: 51.

b.Poëzie:

Remco Campert, Dichter, Amsterdam 1995, blz. 7: ‘Credo’. Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1980, blz. 90: ‘Springbron’; blz. 265: ‘De wellen’; blz. 315: ‘Lichtbak’; blz. 331: ‘Verjaarswensen’. Sonja Prins, Vrijheid om te zijn, Amsterdam 1977, blz. 66: ‘Put’. Jan Willem Schulte Nordholt, Verzamelde gedichten, Baarn 19963, blz. 109: ‘Water. Jacq Vogelaar, Inktvraat,Amsterdam 1998, blz. 117: ‘Geest van de put’. Elly de Waard, Anderling, Amsterdam 1998, blz. 83: ‘In de put van de nacht… ‘

c.Verwerking:

De bron als letterlijke schenker van water behoort niet meer tot onze dagelijkse levenservaring. Maar in overdrachtelijke zin praten we regelmatig over bronnen. In geestelijk opzicht zoekt menigeen in onze cultuur naar kracht- en inspiratiebronnen. Vanuit het bijbelse spreken over bronnen kunnen we daar op inhaken. Voor sommigen is de bron waarmee zij zijn opgegroeid – de christelijke traditie bijvoorbeeld -verre van inspirerend. Integendeel. Die bron is in hun beleving slechts een droge put, waaruit alle leven is verdwenen.

Een geheel ander thema welt op bij het woord put. Mensen kunnen letterlijk en figuurlijk gevangen zitten. De uitdrukking ‘in de put zitten’ is in onze samenleving heel actueel. In de put zitten betekent niet verder kunnen, geen uitzicht hebben.

Verwijzing

Bij bron denken we allereerst aan ‘water’ in levendmakende zin. Verder bestaat er verwantschap met ‘tuin‘. Zowel bij bron als bij put of kuil lopen er lijnen naar ‘woestijn‘ en ‘vogel‘ (vogelnet of valstrik). Voor put als plaats voor gevangenen, zie ‘gevangenis‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken