Menu

Basis

Bewaakt worden en waakzaam zijn

Leven in een midden-amerikaanse gevangenis

‘Vertrouw op God, maar bind wel je kameel vast.’ Deze bekende uitspraak die aan de profeet Mohammed wordt toegeschreven, neem ik zeker ter harte bij het betreden van een gevangenis. Voor mij heeft het duidelijk met het thema ’waken’ te maken. Ik zal alert en wakker moeten zijn en waken over mezelf en mijn spullen, maar tegelijkertijd mag ik mij toevertrouwen aan God. Hij die immers in Zijn liefdevolle aandacht over ons allen waakt en ook mijn Hoeder wil zijn.

Bewaken

In alle gevangenissen die ik bezoek of bezocht heb, gaat bewaken gepaard met machtsvertoon. Inmiddels laat ik me niet meer imponeren door iemand met een karabijn en ben ik nog nauwelijks onder de indruk van een repressieve houding van een bewaker of portier, maar het roept de vraag op in hoeverre bewaking echt veiligheid biedt. Voor de bewakers zelf, voor de mensen die vastzitten en voor bezoekers. Ter illustratie in dit artikel een impressie van een van mijn bezoeken aan een gevangenis in Midden-Amerika.

Binnenkomst

Achter het tafeltje staat een magere, slungelige jongeman in lichtgrijs uniform. Over zijn rechterschouder bungelt nonchalant een geweer. Terwijl hij mij afwezig aankijkt, vertel ik hem in mijn beste Spaans wat ik kom doen, zo helemaal vanuit Nederland. Hier, de papieren. Ik toon ze hem en herhaal mijn verzoek om toelating. Zijn blik blijft onverschillig, een collega wordt erbij gehaald en beiden staren naar het papier. Ik wijs het aan. Dit is mijn naam, hier het stempel van de ambassade, daar de namen van de mensen die ik graag wil spreken. Regel voor regel loopt mijn vinger mee. Verderop, achter een hek, speelt een groep gevangenen een potje voetbal. Het oogt gezellig, maar ik weet dat dat schijn is. In deze overbevolkte gevangenis met zijn vele paviljoens en barakken waar zo’n 7000 man verblijven, heerst het recht van de sterkste. Als je geluk hebt, heb je een bed tot je beschikking. Anders is het de grond. Aan een matras moet je zelf zien te komen. Water is schaars, maar ratten en kakkerlakken krijg je er gratis bij. Ziektes in overvloed, een doktersbezoek mag je aanvragen, een consult krijg je zelden. Het is allemaal wel te dragen. Als de angst er niet was. De angst om een ernstige ziekte te krijgen, de angst om overvallen of in elkaar geslagen te worden, de angst voor schieten steekpartijen. De angst hier nooit meer levend vandaan te komen.

Als ik binnen ben, gaat het vooral om een andere alertheid

Traangas

Ik ben benieuwd hoe ik de mannen die ik ga bezoeken vandaag zal aantreffen en kijk naar de bewakers die nog steeds naar mijn papieren staren. Kom op jongens, Dan dringt het tot mij door dat ze het echt niet begrijpen. Dat ze waarschijnlijk amper kunnen lezen. Met een glimlach pak ik de papieren uit hun handen en al wijzend naar de barakken in de verte doe ik nogmaals een poging mijn missie over te brengen. Ik zet twee passen richting het toegangshek, lach vriendelijk en wijs naar de controlepost in de verte. Daar wil ik naartoe en vastberaden pak ik de klink van het hek. Is het omdat ik een oudere vrouw ben, of kan het ze niets schelen? Ze leggen zich neer bij mijn optreden en de lange slungel pakt traag een sleutelbos die aan zijn broekriem hangt.

Wat beduusd loop ik even later door de geopende poort. Over een betonnen paadje tussen twee grasvelden ga ik richting de barak waar ik wil zijn. Levenslink, flitst het door mij heen. Voetballende gedetineerden links van het pad, rondlummelende groepjes mannen rechts. Op dit stuk is geen bewaking te zien. Als de pleuris uitbreekt, begin ik niets. Niemand die zich om mij zal bekommeren.

Maar ik kom veilig bij de volgende post en mag weer door, de trap op. Onderweg zie ik nog meer. Een paar mensen vastgeketend aan de muur. iemand met amper kleren aan zijn lijf. Als ik boven ben op de veranda waar ik de Nederlanders zal ontmoeten, is er beneden een steekpartij. De bewaking komt aanstormen met traangas, een laatste redmiddel om in te zetten als de chaos te groot dreigt te worden. De dampen bereiken mij en hoestend en benauwd vlucht ik samen met andere bezoekers en wat gedetineerden naar de rand van de veranda om de traangaswolk die naar boven drijft te ontwijken.

Waakzaam uitzien

In bovenstaand, vrij heftig voorbeeld, is het duidelijk dat ik alert moet zijn. Mijn kameel goed vastbinden dus, enom me heen blijven kijken. Als ik echter binnen ben en de mensen waarvoor ik kom te spreken krijg, gaat het vooral om een andere alertheid, ‘waakzaamheid’ als kern van het pastoraat. Welk land ik ook bezoek, onder wat voor omstandigheden ik de mensen ook spreek, steeds probeer ik waakzaam te zijn en ruimte te scheppen in de hoop en het vertrouwen dat er altijd, in iedere situatie, een glimp van Gods Aanwezigheid kan oplichten. Op zulke momenten lopen vertrouwen en waken hand in hand, als twee metgezellen op de innerlijke weg.

Uithouden, soms ook met een zeer ernstig delict, ik kan dat niet alleen

Eindelijk, daar zijn ze, ‘mijn’ mannen. Ze houden vol in deze ellende. Ondanks alles. Ze hebben zich gewapend tegen de uitzichtloosheid en de angst en houden moed. Om de beurt, terwijl de anderen een eindje verder op de veranda wachten, komen ze bij me. Vertellen. Zeven mannen met zeven verhalen. Verhalen over wat ze gedaan hebben, over ‘de feiten’ waardoor ze hun gezin, de mensen die ze liefhebben, jaren moeten missen. We cirkelen om de vragen ‘Hoe houd je het vol?’ ‘Zijn er tekenen van hoop?’ ‘Waar haal je je kracht vandaan?’

Het zijn ontmoetingen waarin ik ook probeer de ander tot waakzaamheid aan te zetten. Samen graven we naar tekens van hoop, naar woorden voor dat wat diep van binnen leeft. Soms leidt het luisterend aanwezig zijn van mij tot bewustwording bij de ander. In een ‘verklooid’ leven, zoals ze zelf zeggen, blijkt dan toch iets positiefs te ontdekken. Lichtpuntjes in de chaos, zicht op een andere toekomst. Het is als een nieuwe melodie die plotsklaps doorklinkt en kracht geeft om verder te kunnen gaan. Misschien zelfs de toon zet voor een nieuw begin.

Gods waken

Maar vooral is waken wachten en uithouden. Voor de gedetineerde die letterlijk en figuurlijk gevangen zit in een uitzichtloze situatie, voor mij om trouw te blijven en de volgende keer weer terug te komen en met geduld aanwezig te zijn. Uithouden, soms ook met een zeer ernstig delict, ik kan dat niet alleen. Er zijn gesprekken die we afsluiten met een tekst uit de Bijbel of met gebed. Een enkele keer doet de mogelijkheid zich voor met meerdere mensen te vieren en te bidden. In mijn onbeholpenheid en gebrekkigheid hoop ik dat Gods waakzame Aanwezigheid onze kleinmenselijke waakzaamheid stut. En dat Hij het uithoudt om met geduld en liefde ons nabij te blijven. Door alles heen.

Na de gesprekken ontdekken we ineens een aparte ruimte die we mogen gebruiken. Met elkaar zetten we wat spullen aan de kant, vinden een bezem en maken de vloer snel schoon. We vormen een kring. Ik heb een eenvoudige liturgie meegenomen. We slaan het kruisteken en danken God voor zijn liefde. We bidden. Vragen om ontferming en vergeving. In eigentijdse, verstaanbare woorden lees ik het oude verhaal over de geboorte van Jezus. Alle bravoure die sommige mannen daarvoor nog ten toon spreidden is verdwenen. Ze luisteren. Stille aandacht.

Dan pak ik de hosties, vertel hoe hij die alles deelde, zelfs zijn leven, voor de laatste keer het brood brak en deelde. We ervaren hoe hij aanwezig is. In en door zijn brood dat waarlijk leven geeft. Overal. Ook hier en nu. Juist hier en nu, in deze onmenselijke chaos.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken