Menu

Basis

De visionaire werkelijkheid van Openbaring

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

In apocalyptische literatuur spelen dromen en visioenen een belangrijke rol. De twee canonieke teksten die tot het genre van de apocalyptiek gerekend mogen worden, het boek Daniël en het boek Openbaring, maken bij uitstek gebruik van dit middel. Hier zal het laatstgenoemde boek centraal staan en het zal de moeite waard blijken eens naar Openbaring te kijken vanuit het perspectief van de ziener: Johannes ziet en hoort van alles en schrijft zijn ervaringen neer.

Een tekst die over het algemeen ook tot dit genre van apocalyptische literatuur wordt gerekend, is de Herder van Hermas. Het gaat hierbij om een geschrift uit de tweede eeuw, dat in de vroege kerk mateloos populair was. Het beschrijft het leven en de bekering van ene Hermas, die in Rome opgegroeid is en christen wordt. In de openingshoofdstukken raakt hij bevangen door de schoonheid van zijn eigenaresse, Roda. Terwijl hij in gebed is, ziet hij de hemel opengaan en verschijnt deze schone dame aan hem. Het is het begin van een serie van visioenen waarin Hermas gaandeweg tot het inzicht komt dat de vrouw die hij ziet geen menselijke vrouw is, maar de Kerk.

De verschijningen gaan Hermas niet in de koude kleren zitten. Hermas Visioen 2,1 beschrijft hoe hij reageert op wat hij ziet: ‘Zodra zij deze woorden gesproken had, sloten de hemelen zich en ik was aan het trillen en totaal ontzet’. De tekst bevat nog meer van dergelijke aanwijzingen dat het ervaren van een dergelijk visioen geen neutrale activiteit was die de ziener ongemoeid liet. Integendeel: het lijkt erop dat het een uitputtende ervaring was.

Er zijn aanwijzingen dat het ervaren van een dergelijk visioen geen neutrale activiteit was die de ziener ongemoeid liet

We beginnen deze bijdrage met een blik op Hermas, omdat daarmee duidelijk wordt dat visioenen en dromen, het zien van een wereld die normaal gesproken onzichtbaar is, iets is wat in veel geschriften uit het vroege christendom te vinden is. Hier zal het boek Openbaring centraal staan en kijken we vanuit het perspectief van de ziener: Johannes ziet en hoort van alles en schrijft zijn ervaringen neer.

Visioenen in Openbaring: echt of literair?

Laten we van start gaan met een vraag: hoe moeten we de visioenen van Openbaring lezen? Het is lang gebruikelijk geweest ze te beschouwen als letterlijke weergaven van wat Johannes daadwerkelijk gezien had. De negentiende-eeuwse Britse schrijver George Bernhard Shaw kwam er op die manier toe dit geschrift te typeren als ‘een merkwaardig verslag van de visioenen van een drugsverslaafde, dat belachelijk genoeg is opgenomen in de canon’. In de 20e eeuw keerde het tij evenwel.

De bestudering van apocalyptische geschriften van het vroege jodendom leidde tot nieuwe inzichten. Geschriften als 1 Henoch, 2 Baruch, de Sibyllijnse Orakels en 4 Ezra, literatuur met doorgaans een hoge mate van ondoordringbaarheid, bleken allemaal gebruik te maken van visioenen en dromen als literair instrument en aldus werd ook het boek Openbaring steeds meer gelezen als primair een literair werk. Of Johannes zijn visioenen nou wel of niet beleefd had, werd in toenemende mate een onbelangrijke vraag. Waar het om ging, was wat hij doet in zijn beschrijvingen.

Intussen is de visionaire werkelijkheid terug op de wetenschappelijke agenda. Ja, Openbaring is een literaire tekst en bestaat vooral uit literaire beschrijvingen van wat Johannes zag, maar hoe waarschijnlijk is het dat een genre als dit, waarin dromen en visioenen zo belangrijk zijn, zo populair werd wanneer de kringen waarin dat het geval was nooit iets met visoenen hadden?

Anders gezegd: de sociale setting van apocalyptische geschriften moet er een geweest zijn waarin visoenen actief werden gepraktiseerd en opgeroepen. Het al eerdergenoemde 4 Ezra, een apocalyps geschreven aan het eind van de eerste eeuw, beschrijft hoe de figuur Ezra rouwt om de val van de tempel en de verwoesting van Jeruzalem. Babylon heeft de heilige stad met de grond gelijk gemaakt en Ezra schreeuwt vertwijfeld tot God: hoe kan het dat U uw eigen volk verlaten hebt en de heidenen de ruimte gegeven hebt om deze verwoesting uit te voeren?

Het is een van de meest existentiële geschriften uit deze periode en de pijn van de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen, uitgevoerd onder Titus, de zoon en generaal van keizer Vespasianus en bovendien zijn latere opvolger, is op iedere pagina te voelen. In dit geschrift komen diverse passages voor waaruit blijkt dat Ezra door te vasten en bepaalde kruiden en bloemen te eten, visionaire ervaringen diende op te wekken. Deze details hebben geen enkele literaire functie en moeten om die reden worden opgevat als weerspiegeling van de feitelijke leefwijze van de voor het overige volstrekt onbekende auteur(s) van dit geschrift.

Het boek Openbaring wijkt op een belangrijk punt af van de conventie van veel joodse apocalyptische geschriften. De Ethiopische apocalyps van Henoch, een verzameling teksten bekend als 1 Henoch, beschrijft visioenen en ontmoetingen met engelen van de hoofdpersoon Henoch, waarbij helder is dat deze figuur een held uit Israëls verleden is. De beschrijvingen die dit geschrift biedt van de loop van de geschiedenis zijn daarom voor de auteur en zijn beoogde lezers feitelijk beschrijvingen van hun verleden en hun heden, terwijl het vanuit het perspectief van Henoch gaat om de toekomst. Hetzelfde middel wordt gebruikt in 2 Baruch, een in het Syrisch overgeleverde apocalyps uit de tweede eeuw, en ook in 4 Ezra.

Steeds is de hoofdpersoon dus een held uit het verleden van Israël en die held krijgt onder meer visioenen over de toekomst. Dat die visioenen vanuit het perspectief van de held gaan over de toekomst, maar vanuit het perspectief van auteur en lezers grotendeels betrekking hebben op hun verleden en heden, maakt dat de beschrijvingen van die toekomst voor de lezers een reactie van herkenning opgeroepen zullen hebben. Dit element ontbreekt in de Openbaring van Johannes. Hier gaat het om een ingewikkelde reeks van visioenen die door elkaar heen gevlochten zijn en deels een herhaling van patronen vertonen. Bovendien is Johannes geen grote held uit het verleden van Israël. Wie was deze Johannes eigenlijk?

Johannes en zijn publiek

In de tweede eeuw wordt de Johannes van Openbaring door Justinus de Martelaar gelijkgesteld aan Johannes de apostel, die verantwoordelijk zou zijn voor het Evangelie en de Brieven van Johannes. Al in de oudheid werd deze identificatie door kerkelijke auteurs betwijfeld en tegenwoordig wordt door vrijwel iedereen aanvaard dat het bij de auteur van Openbaring gaat om iemand anders dan de evangelist/apostel Johannes. Wie het Grieks van Openbaring vergelijkt met het Johannesevangelie en de brieven van Johannes ziet direct grote verschillen in stijl en in taalregister. Het Grieks van Openbaring is doorspekt met semitismen, uitdrukkingen die vanuit het Aramees of Hebreeuws in het Grieks terechtgekomen zijn. Het is duidelijk dat Grieks niet de primaire taal van de ziener Johannes was.

Hier gaat het om een ingewikkelde reeks van visioenen die door elkaar heen gevlochten zijn en deels een herhaling van patronen vertonen

Toch is het frappant dat Johannes veelvuldig verwijst naar de Griekse versie van de Hebreeuwse bijbel, de Septuaginta. Het lijkt er dan ook op dat Johannes een ons verder onbekende joodse auteur uit een Griekstalige omgeving was, die thuis Aramees sprak. De kerkvader Irenaeus (Adv. Haer. V.30.3) dateert het boek Openbaring in de regeringsperiode van keizer Domitianus, die regeerde van 81 tot 96. Hoogstwaarschijnlijk dateert het boek in de huidige vorm uit het laatste decennium van de eerste eeuw.

In het openingshoofdstuk van het boek beschrijft Johannes hoe hij een ontmoeting met Christus heeft:

Op de dag van de Heer raakte ik in vervoering. Ik hoorde achter me een luide stem, die klonk als een bazuin… (1,10)

Het Grieks spreekt hier letterlijk van ‘in de geest raken’, een uitdrukking die ook in 4,2 gebruikt wordt als Johannes bij het volgende deel van zijn beschrijving aankomt. In 1,10 gaat het om een ontmoeting met Christus, een theofanie dus. Hiermee begint de passage waarin Christus aan Johannes de brieven dicteert voor de zeven kerken in Klein-Azië: Efeze, Smyrna, Pergamum, Tyatira, Sardes, Filadelfia en Laodicea. Deze brieven beslaan de hoofdstukken twee en drie van Openbaring en gaan telkens in op de situatie van ieder van deze zeven groepen. Hiermee is de kring van beoogde lezers van Openbaring bepaald: zeven groepen van volgelingen van Christus in Klein-Azië en aangezien het getal zeven in Openbaring symbool staat voor de volheid, lijkt het geschrift gericht aan de volgelingen van Christus in het algemeen, via de zeven genoemde gemeenschappen.

Een aaneenschakeling van visioenen

In 4,1-2 begint de serie van visioenen die Johannes in de rest van het boek beschrijft. De NBV vertaalt het Grieks hier heel expliciet, net als de Willibrordvertaling 2012: ‘Hierna had ik een visioen’. De Herziene Statenvertaling blijft dichter bij het Grieks: ‘Hierna zag ik en zie, er was een deur geopend in de hemel’. Opnieuw is het een visionaire ervaring en opnieuw gebruikt Johannes de terminologie van 1,10 inzake geestesvervoering. Het beeld in 4,1 is helder: de hemel wordt geopend. Dit is een wijze van uitdrukken die ook bijvoorbeeld gebruikt wordt als Marcus de visionaire ervaring van Jezus beschrijft bij zijn doop door Johannes de Doper:

Op het moment dat hij uit het water omhoogkwam, zag hij de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen. (Marcus 1,10)

Vanaf het begin van hoofdstuk 4 tot aan het einde van hoofdstuk 22 beschrijft Johannes een serie van visionaire ervaringen en telkens gebruikt hij het werkwoord ‘zien’ om de aandacht van de lezers te vestigen op fenomenen die hij voor het voetlicht wil brengen. Hij doet dit na de beschrijving van de troonzaal waarin vier wezens de Eeuwige omringen, een impliciete verwijzing naar Ezechiël 1,5 en Jesaja 6,2. Na de beschrijving van de hemelse glorie van de troon van God wendt Johannes de aandacht van de lezer in 5,1: ‘Toen zag ik dit’. De beschrijving vervolgt met een scène waarin één van de engelen vraagt wie er de boekrol met zeven zegels vermag te openen.

Eén van de mooiste voorbeelden van de symboliek van Openbaring geeft het antwoord: het is de leeuw van Juda (5,5), een symbool voor de macht van de messias, die wanneer hij geïntroduceerd wordt, een lam blijkt te zijn, dat geslacht is. Ook hier weer benadrukt Johannes zijn visionaire ervaring:

Midden voor de troon, tussen de vier wezens en de oudsten, zag ik een lam staan. Het zag eruit alsof het geslacht was en het had zeven horens en zeven ogen; dat zijn de zeven geesten van God die over de hele wereld zijn uitgestuurd. (5,6)

De wending ‘en ik zag’ of ‘toen zag ik dit’ of een variant erop komt voortdurend voor in Openbaring en onderstreept het visionaire karakter van de tekst (zie 5,1.2.6.11; 6,1.5.8.9.12; 7,1.9; 8,2.13; 9,1.17; 10,1.5; 12,13; 13,1.2.11; 14,1.6.14; 15,1.2.5; 16,13; 17,3.6.8.12.15.18; 18,1.7; 19,10.17.19; 20,1.4.11; 21,1.2.22).

De serie van visioenen van 4,1–21,27 is een soort stream of consciousness waarin een structuur lastig te ontwaren is. Er is eerst een septet van zeven zegels (6,1–8,5), gevolgd door een septet van zeven trompetten (8,6–11,19) en een derde septet van schalen die de ‘toorn van God’ uitgieten over de aarde (15,1-21). Tussen het tweede en het derde septet bevinden zich de hoofdstukken 12–14 en hier is, als het gaat om het gebruik van terminologie van visioenen en dromen, iets opmerkelijks aan de hand.

Dan verlaat Johannes zijn gebruikelijke uitdrukking ‘en ik zag’ ten gunste van een alternatieve beschrijving:

Er verscheen in de hemel een indrukwekkend teken: een vrouw, bekleed met de zon, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd. (12,1)

Johannes ziet dit, maar de nadruk in de beschrijving ligt niet primair op zijn ervaring, maar op de verschijning aan de hemel. De beeldtaal in dit hoofdstuk is naar alle waarschijnlijkheid ingegeven door mythologische taal uit de verering van de godin Isis. De cultus van Isis was een belangrijke tegenspeler van het opkomende christendom in de eerste eeuwen van onze jaartelling. De verering van Isis kwam oorspronkelijk uit Egypte, maar veroverde in onze periode in rap tempo de Grieks-Romeinse wereld. Isis werd gezien als de oppergodin, die het lot regeerde en verantwoordelijk was voor alle wederwaardigheden die een mens ten deel vielen. Er zijn talrijke beschrijvingen van Isis die zwanger is van Osiris en hun zoon Horus baart, terwijl zij belaagd wordt door de anti-god Seth/Typhon die in de vorm van een slang haar aanvalt.

Het woord ‘draak’ is een vertaling van het Griekse woord drakón en dit wordt doorgaans gebruikt als aanduiding van een zeeslang.

Intertekstualiteit in Openbaring

Ook al is de visionaire dimensie van groot belang om het boek Openbaring te kunnen begrijpen, de literaire dimensie is dat evenzeer: de beschrijvingen van Johannes’ visioenen zijn in hoge mate doorspekt met impliciete en expliciete verwijzingen naar de geschriften van de joodse Bijbel, met name de profetische literatuur ervan. De beschrijving van het kind is uitermate beknopt, maar bevat een belangrijk detail:

Maar toen ze het kind gebaard had – een zoon, die alle volken met een ijzeren herdersstaf zal hoeden – werd het dadelijk weggevoerd naar God en zijn troon. (12,5)

De ‘wegvoering’ is een symbolische beschrijving van de hemelse heerlijkheid waar het kind naar toe geleid is, maar de belangrijkste aanwijzing zit in de ijzeren herdersstaf. Dit is een verwijzing naar Psalm 2,9. Recente Nederlandse vertalingen spreken hier van het ‘breken met een ijzeren staf’ (NBV) of ‘verpletteren met een ijzeren knots’ (Willibrord 2012), hetgeen teruggaat op de Hebreeuwse versie. Het Grieks van de Septuaginta geeft deze woorden weer als ‘hoeden met een ijzeren staf’, waarbij het ‘hoeden’ slaat op het werk van een herder. Het is naar deze woorden dat Openbaring 12,5 verwijst en dit gebeurt om precies te zijn nog twee keer in het boek: 2,27 en 19,15 verwijzen naar dezelfde psalm. De reden hiervoor is simpel: Psalm 2 bezingt de koning die namens JHWH heerst, die zijn ‘gezalfde’ (of: messias) is en door JHWH wordt aangesproken als zijn ‘Zoon’.

Deze psalm was bijzonder geliefd in de eerste eeuw, omdat volgelingen van Jezus er een verwijzing naar zijn status als messias in zagen, een verwijzing ook zelfs naar zijn status als ‘zoon van God’. Verwijzingen naar Psalm 2 zijn bijvoorbeeld te vinden in Handelingen 4,25; 13,33; en Hebreeën 1,5; 5,5. Door die paar woorden in Openbaring 12,5 maakt Johannes duidelijk wie het beschreven kind is: Jezus die getypeerd wordt als de messias.

Functie van visioenen

Het is de moeite waard een blik te werpen op het slot van het boek. In 22,6 is Johannes in gesprek met een engel, die hem namens Jezus Christus instructies geeft. In vers 8 beschrijft hij zichzelf als ‘Ik, Johannes, was het die deze dingen hoorde en zag’. De auditieve en visuele aspecten van de hele serie visioenen maken duidelijk dat Johannes met zijn eigen ogen en oren gezien en gehoord heeft wat hem bekend gemaakt is. En dit brengt ons dan bij de kern van zijn boek: wat hij gehoord en gezien heeft, komt van gene zijde en heeft om die reden kracht van openbaring. De visioenen, met alle auditieve aspecten die eraan kleven, zijn derhalve instrumenten van Godswege om een verborgen dimensie van de werkelijkheid duidelijk te maken.

Er is meer tussen hemel en aarde dan wat het oog ziet en wat het oor hoort en kennis daarvan wordt geschonken aan wie daartoe door God wordt uitgekozen. Zo bezien zijn visioenen niet alleen een middel van openbaring – immers: in die visioenen wordt het onzienlijke zichtbaar –, maar ze zijn ook een bemiddeling van kennis en dus van gezag. Wie dergelijke visioenen ontvangt, krijgt rechtstreeks van God kennis over wat de wereld te wachten staat.

Bert Jan Lietaert Peerbolte is hoogleraar Nieuw Testament aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

Literatuur

Marcel Barnard en Bert Jan Lietaert Peerbolte, Openbaringen en visioenen: Betekenis en invloed van het boek Openbaring (Zoetermeer: Meinema, 2003).

John J. Collins, The Apocalyptic Imagination: An Introduction to Jewish Apocalyptic Literature (Grand Rapids: Eerdmans, 3e ed., 2016).

Jos de Heer, De Apocalyps van Johannes: Hemelse ontmanteling van aardse machten (Zoetermeer: Meinema, 1998).

Natasha O’Hear en Anthony O’Hear, Picturing the Apocalypse: The Book of Revelation in the Arts over Two Millennia (Oxford: Oxford University Press, 2015).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken