Menu

Premium

De val van Jeruzalem in het licht van de profetie

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Ezechiel 33,21-33

‘De stad is verslagen!’ Met dat bericht worden de ballingen wakker. De stad is gevallen! Een bericht dat misschien wel alle berichten samenvat. De stad is niet meer. Als het in de bijbel over ‘de stad’ gaat, dan gaat het altijd over Jeruzalem, de stad waarvandaan het grote visioen komt. Tora komt uit Sion, zo roepen de profeten. Het is de metafoor voor de plaats waar alle volkeren naartoe op weg zijn, waar het verhaal van Mozes concreet wordt. Hemel en aarde zijn geschapen voor die stad. De stad van de vrede. De stad die vanuit de hemel naar de aarde afdaalt (Op. 21). De stad met twaalf poorten die nooit gesloten worden. Die stad waar alle mensen van heel de aarde hun plaats kunnen vinden, waarin mensen werkelijk samen mens zijn en waarin voor dood en verderf geen plaats meer is. Waar de broederschap het heeft gewonnen van de rivaliteit, waar eten en drinken genoeg is voor iedereen. Waar zwaarden zijn omgesmeed tot ploegscharen, wolven en schapen samen spelen. Geen dood en ziekte meer, tranen afgewist. Oorlog afgeschaft. Kerken en tempels zijn er niet. De bijbelse God zelf woont er temidden van de mensen (Op. 21,22).

En nu horen we: ‘De stad is gevallen!’ Eén wist er blijkbaar te ontsnappen. Het visioen is aan diggelen gevallen. Het verhaal ligt in stukken en brokken. Vergeet het maar: stad van de vrede. We zien de rookpluimen hangen. Weggespoeld alle dromen. Totale kaalslag. Hoe moeten we dit bericht verstaan? Hoe kijken wij naar al die beelden die op ons afkomen? Wat doen we daarmee? Het is een uiterst actuele vraag.

‘Hij opende mijn mond’

Om te beginnen, wordt er iets gedaan met de tijd. Want al de woorden die JHWH spreekt tot Ezechiël, die spreekt Hij vóórdat dat bericht binnenkomt. ‘In de avond’, zo lezen we, ‘voordat die ontsnapte kwam, geschiedde de hand van JHWH over mij. En Hij opende mijn mond.’ (Ez. 33,22). Vóórdat we horen dat de stad is gevallen, moet er blijkbaar eerst iets anders klinken. En misschien is dat wel om te voorkomen dat wij het bericht van die ontsnapte wegwuiven en meteen komen met onze verklaringen en oplossingen. Voordat wij het bericht horen, moeten wij eerst iets anders horen.

En zo zou het eigenlijk elke week moeten. Op de eerste dag van de week horen wij een woord dat aan alle nieuwsberichten van die week voorafgaat. Ons gehoor wordt daardoor voorgevormd. Wat wij zullen horen en zien, krijgen we dan op een heel bepaalde manier te horen en te zien, namelijk in het licht van de profetie. In het licht van waarmee onze tekst eindigt: ‘Ze zullen weten dat er een profeet is geweest in hun midden.’

Het verhaal vergeten

Maar in welk licht? Wat is dat woord dan? Het oordeel is duidelijk. Wat JHWH zegt, is in feite kort gezegd: Jullie hebben van de grote belofte een puinhoop gemaakt. Je bent het verhaal vergeten. Het verhaal van Abraham die werd weggeroepen uit Babelland, van Mozes die zijn volk moest voorgaan weg uit Egypte, van Jakob die Israël werd. Dat verhaal zijn jullie vergeten. Jullie hebben van het veelbelovende land een ‘bloed en bodemland’ gemaakt. En je knielt de hele dag voor tal van godjes. Je weet het niet. Je bent je er niet eens meer van bewust. Maar als je het verhaal van Mozes weer zou leren oefenen, dan kom je erachter dat je dagelijks door de knieën gaat voor de godjes die je zelf hebt geproduceerd. Dat land zou zijn aarde onder de hemel. Zeer goed was het, die mens samen met zijn partner. Weggeroepen uit de chaos. Maar dat land is weer geworden tot een chaos. Het woord ‘Licht!’ heeft voor niets geklonken in Genesis 1. Abraham is voor niets uitgetrokken uit Babel en Mozes is voor niets weggeroepen uit het doodsland. Dat is het woord dat gesproken wordt vóórdat we horen: ‘De stad is gevallen.’

Wordt het nieuwsbericht met dit profetische woord minder ernstig? Nee, ik zou eerder zeggen: daarmee is er nu geen ontkomen meer aan. Geen excuus meer. Het gaat over ons, onze stad, wat ons wordt aangezegd. Niet om uit te houden. Het vliegt naar je keel. Wat is er van die stad geworden? Een plaats waar niemand nog doorheentrekt, zo zegt onze tekst. Denk aan de kale steden met hier en daar een lijk op de straat. De platgebombardeerde steden in Duitsland na de oorlog. De spooksteden in Irak. In Tsjernobyl, maar ook het gebied rond de kerncentrales in Japan. Niemand die het meer in z’n hoofd haalt, daar te komen.

‘Ze horen je woorden, maar doen ze niet’

Dat woord moet worden gesproken. Als dat niet wordt gesproken door de profeet, dan doet niemand dat meer. Dan zouden we zomaar kunnen zeggen dat we ons er maar bij neer moeten leggen. Maar wat doen de hoorders? Het gehoor is buitengewoon gewillig. Ze zitten aan de voeten van de profeet. En ze knikken allemaal eerbiedig. ‘Ze horen je woorden, maar ze doen ze niet! Met hun mond doen ze verliefd, maar hun hart gaat hun hebzucht achterna.’ Heel braaf zitten ze te luisteren. Ze doen er alleen niets mee. Dat is het lot van de profeet: dove oren! Maar dat neemt nog niet weg dat dit woord gesproken moet worden. ‘Want als het komt, dan zullen ze weten dat er een profeet is geweest in hun midden’ (Ez. 33,33).

Het is misschien geen gek idee, aan het einde van de lezing nog een keer vers 22 te lezen. Het is een schraal einde, maar de stomheid van de profeet wordt wel opgeheven. Temidden van de kaalslag is er tenminste een mond die geopend wordt. De val van de stad blijft daardoor niet onbesproken. Het komt aan het licht. Misschien ligt daarin wel de belofte van deze tekst besloten.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken