Menu

Basis

Dichter van herkenbare geloofstaal

Huub Oosterhuis (1933–2023)

Op Paaszondag van dit jaar overleed de dichter, theoloog en priester Huub Oosterhuis. Mattijs Ploeger laat zien hoe hij paste in de context van zijn tijd. Maar zijn bijbelse en liturgische taal maakt dat hij voor veel mensen zijn tijd ook overstijgt.
Foto: Bonnita Postma

Ooit gaven de teksten van Huub Oosterhuis stem aan het progressieve deel van roomskatholiek Nederland. Nu helpt zijn werk mensen in de brede oecumene bij het verstaan van Bijbel en liturgie.

Recht doen aan de betekenis van Oosterhuis betekent in de eerste plaats recht doen aan de betekenis die hij had voor rooms-katholieken die hun kerk als verstard en hun liturgie als gestold hebben ervaren. Oosterhuis hielp hen bij het vinden van een nieuwe taal en nieuwe accenten in bijbellezen, geloofsbeleving, liturgie en kerk-zijn.

Anderen binnen dezelfde kerk hadden juist moeite met Oosterhuis en zijn werk, omdat hij zich in leer en leven leek af te wenden van een traditie die voor hen belangrijk was. In de tijd van de polarisatie in de Nederlandse Rooms-Katholieke Kerk functioneerden teksten van Oosterhuis voor vriend en vijand als herkenbare scheidslijn tussen progressieven en conservatieven.

Maar belangrijker dan die tegenstelling is de spirituele waarde die zijn liederen en gebeden hadden en hebben voor velen binnen en buiten de Rooms-Katholieke Kerk. Wie taal aanreikt waarin mensen hun eigen geloof en hun eigen situatie herkennen, bewijst een bijzondere dienst aan die mensen – en daarmee aan kerk en geloof in onze tijd en cultuur.

Oosterhuis’ teksten functioneerden als een voor vriend en vijand herkenbare scheidslijn

Bijbel en liturgie

Oosterhuis’ werk is in de jaren zestig van de vorige eeuw begonnen in een sfeer van theologen, dichters en musici die elkaar – over kerkgrenzen heen – vonden in een gezamenlijke passie. Ze wilden de Nederlandstalige liturgie, in het spoor van de klassieke Latijnse liturgie, een nieuwe gestalte en een nieuwe relevantie geven.

Vergelijkbaar met Willem Barnard in een protestantse context dichtte ook Oosterhuis liedteksten en schreef hij gebedsteksten om de gestolde Latijnse traditie opnieuw te laten stromen in een Nederlandstalige gedaante. Die passie is Oosterhuis altijd trouw gebleven. Veel van zijn liederen en gebeden – en de boeken die hij rondom die liederen en gebeden schreef – zijn te omschrijven als een collage van bijbelse en liturgische motieven.

De Bijbel zelf is een boek in meervoud, met allerlei historische en literaire lagen en dwarsverbanden. En de liturgie doet vanouds weinig anders dan bijbelteksten naast elkaar plaatsen en zodoende een veelzeggende liturgie samenstellen: een psalm, een aantal Schriftlezingen en een aantal op bijbelse beelden gebaseerde gebeden – dat is wat de klassieke liturgie doet. En dat is wat mensen als Barnard en Oosterhuis in hun teksten vaak deden.

Spelen met de traditie

In veel van zijn teksten ‘speelt’ Oosterhuis met de klassieke traditie. De bijzondere positie van Jezus, het belang van de eucharistie – deze en andere thema’s brengt Oosterhuis op een nieuwe, frisse manier ter sprake. Dat schuurt soms met de geloofstraditie, maar het hoeft de klassieke geloofsleer niet te bijten. Het opent bijbelse en existentiële dwarsverbanden en perspectieven.

Een voorbeeld is de ‘christologie van het understatement’ die ik in Oosterhuis’ teksten meen aan te treffen. Waar de klassieke theologie en liturgie Jezus Christus vaak, en mijns inziens terecht, op een hoge troon verheffen, kiest Oosterhuis voor een taalveld waarin de bijzondere betekenis van Jezus Christus in eenvoudige beelden naar voren wordt gebracht.

Door de eeuwen heen is er altijd een golf beweging geweest tussen een nadruk op de goddelijkheid van Christus en een nadruk op zijn menselijkheid. Zolang we die twee bij elkaar houden, zijn beide accenten even belangrijk. Oosterhuis was er een meester in, de meer-dan-menselijke (en dat interpreteer ik als: goddelijke) betekenis van Jezus te verwoorden zonder in al te prozaïsche, dogmatische taal te vervallen.

Dat hoeft de klassieke geloofsleer niet te bijten

Kritisch over God

Oosterhuis staat in een theologische traditie die ervan uitgaat dat we het woord ‘God’ niet straffeloos kunnen gebruiken. Is God niet een vaak misbruikt woord? Over welke God hebben we het? Kenmerkende formuleringen van Oosterhuis zijn: ‘Die zegt God te zijn’ (begin van een lied) en ‘We zouden kunnen afspreken dat we met “God” bedoelen …’ (preek bij de uitvaart van prins Claus).

Deze kritische benadering van het goddelijke is kenmerkend voor Israël in het Oude Testament en voor Jezus in het Nieuwe Testament. In de kerkelijke traditie komt dit kritische aspect van het woord ‘God’ niet altijd even goed naar voren. Oosterhuis behoort tot degenen die ons voor de politieke, religieuze en existentiële betekenissen van het woord ‘God’ opnieuw gevoelig hebben gemaakt.

Lied van de gelovige

Een lied- of gebedstekst valt niet samen met de biografie van de schrijver. Willem Barnard heeft in zijn dagboeken vaak beschreven hoe hij zijn eigen liederen als kerkganger in de oud-katholieke Sint-Gertrudiskathedraal zong alsof het niet meer zijn eigen lied was, maar het lied van de gemeente waarvan hij deel uitmaakte.

Zo overstijgen ook de teksten van Oosterhuis zijn persoonlijke biografie en theologie. Voor mensen met heel verschillende achtergronden zijn deze teksten onderdeel geworden van hun geloofstaal. Oosterhuis behoort tot degenen die een taalkundig instrumentarium hebben aangereikt, waarmee wij ons het geloof ‘te binnen zingen’ en waarmee wij ons geloof kunnen ‘uitzingen’.

Dr. Mattijs Ploeger is priester van het bisdom Haarlem (Oud-Katholieke Kerk) en rector en docent voor systematische theologie en liturgie aan het Oud-Katholiek Seminarie (Universiteit Utrecht).


Veiligheid
Woord & Dienst 2023, nr. 6/7

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken