Menu

Basis

Dorpskerken van de toekomst

De kerken worden kleiner en minder. In kleine dorpen komen ze ónder de grens van levensvatbaarheid, tenzij… Hoe lukt het toch om daar ‘alternatieve kerkplekken’ van te maken, in plaats van de deuren dicht te doen?

Hebben dorpskerken wel toekomst? Het is een vraag die op verschillende manieren regelmatig gesteld wordt. Een vraag die mensen kan bekruipen als ze het groepje in de kerkdienst steeds kleiner en grijzer zien worden. Een vraag die gesteld wordt door beleidsmakers en erfgoedorganisaties die zoeken naar nieuw functies voor leegstaande kerkgebouwen. Het is een vraag naar hoe het kerkelijk leven in de toekomst het beste georganiseerd kan worden. Hoe zorg je voor voldoende menskracht en financiële middelen om het kerkelijk leven gaande te houden? Hoe kun je geloof vieren in een steeds kleinere groep?

Kerkvernieuwing lijkt zich op het eerste gezicht vooral in stedelijke context af te spelen. Het overgrote deel van de pioniersplekken bevindt zich in steden. Grotere gemeenten zijn niet zo vaak in kleine dorpen te vinden. Mensen trekken vanuit de dorpen naar kerken in grotere plaatsen waar voor verschillende leeftijdsgroepen van alles te doen is. Maar wie goed kijkt ziet dat dorpskerken al lang aan het pionieren zijn: zoekend naar nieuwe wegen op oude gronden. Van een escaperoom met Kerst in Raalte tot lichtjesavonden om alle overledenen van het dorp te gedenken. Van kliederkerken tot interkerkelijke diaconale platforms.

In dit artikel wil ik laten zien hoe een perspectiefwisseling toekomst kan bieden aan dorpskerken. Door een perspectiefwisseling, het anders kijken, komen nieuwe vormen van kerk-zijn in beeld. We zullen zien dat in een dorp de grenzen tussen religieus en seculier, gelovig en ongelovig, kerkelijk en buitenkerkelijk voortdurend overschreden worden.

Door een perspectief-wisseling komen nieuwe vormen van kerk-zijn in beeld

Perspectiefwisseling

Onder welke voorwaarden is er toekomst voor dorpskerken? Daarvoor is een perspectiefwisseling nodig; om voorbij de organisatorische vragen te komen en te kijken naar wat er gebeurt in het dorp. Door in gesprek te gaan met mensen en organisaties in het dorp over wat er speelt. Over wat mensen bezighoudt, zorgen baart en inspireert. En waar leefbaarheidsvraagstukken levensvragen worden, kunnen kerken een rol van betekenis spelen. In de ontmoeting met anderen worden kerken geconfronteerd met eenzaamheid, uitsluiting, armoede en onrecht en zo bepaald bij hun roeping als kerk. Dan klinken ook geloofsvragen door – ook al is dat soms in andere vormen en in een andere taal. Heeft Jezus niet voortdurend mensen in de marge van de samenleving opgezocht? Is de incarnatie, Jezus als belichaming van God op aarde, niet een oproep aan kerken om vanuit de verbondenheid met Christus de verbinding met de wereld te zoeken? Kerken zijn plekken van stilte en bijbelse verhalen. Van ontmoeting met de ander en de Ander en daarmee vindplaatsen van God. Maar God woont niet alleen in de kerk. Gods aanwezigheid is op tal van plekken waarneembaar, voor wie met aandacht en betrokkenheid kijkt.

Heeft Jezus niet voortdurend mensen in de marge van de samenleving opgezocht?

Een perspectiefwisseling kan ook een handje geholpen worden door te kijken naar de rol van kerken in het verleden. Dit kan helpen om voorbij het referentiekader te komen van grote groepen kinderen bij de zondagsschool, jongerenclub en voldoende mensen voor de kerkenraad. Zolang dit als ideaal wordt gehanteerd, is het moeilijker om kleinschalig kerkelijk leven te waarderen, omdat het overschaduwd wordt door ‘nog wel’ en ‘niet meer’. Enerzijds kan kennis van het verleden de problemen van nu relativeren. Samenwerking tussen dorpskerken vindt al plaats sinds de Reformatie. Terwijl ook aan het begin van de 17e eeuw in de classis Deventer geklaagd werd over ‘weygerighe olderlingen’. Anderzijds blijken dorpskerken in het verleden centra te zijn geweest voor maatschappelijk werk, onderwijs, publieke berichtgeving en veiligheid. In de dorpskerk van Sebaldeburen werd tot in de 17e eeuw kermis gehouden. En ordonnantieborden die verbieden om in de kerk te knikkeren, klimmen, kaarten en fruit te eten verraden dat kerken populair waren als hangplek. De dorpskerk was een plek waar de dorpsgemeenschap elkaar kon ontmoeten.

Nieuw kerkelijk leven

Terug naar het heden. In mijn boek Sporen van God in het dorp (Utrecht, 2018) beschrijf ik het hedendaagse kerkelijk leven op het platteland. Steeds meer dorpskerken staan leeg en worden incidenteel gebruikt voor vieringen. Dorpskerken vormen samenwerkingsgemeenten. Al met al lijkt het erop dat dorpskerken geleidelijk aan verdwijnen. Er zijn zeker dorpskerken die geen toekomst hebben. Maar waar een deur gesloten wordt, opent God onverwacht een raam. Er ontstaan nieuwe kerkplekken en nieuwe organisatievormen.

Ten eerste ontstaan er niet alleen regiogemeenten door samenwerking, maar ook doordat sommige kerken met een uitgesproken identiteit mensen uit de wijde omgeving naar zich toe trekken. Dat varieert van een refodome in Yerseke (Zeeland) tot de Protestantse Johannes de Doper-kerk in het Noord-Groningse Huizinge.

Ten tweede is te zien dat waar de kerk verdwijnt, ook kerkmuren afbrokkelen. In dorpen waar verschillende kerkgenootschappen te klein worden, ontstaat de behoefte om een kerk in het dorp te vormen met een kerstnachtdienst en een kerkdienst rond het dorpsfeest. Na decennia waarin kerken dorpsgemeenschappen verdeelden, is het hoopvol om te zien dat kerkgrenzen overstegen worden.

Ten derde zijn er alternatieve kerkplekken aan te wijzen, zoals kerst-en paasvieringen op scholen of concerten rondom Allerzielen. Of Someren-Heide waar op initiatief van de dorpsgemeenschap een kapel gebouwd is, toen de katholieke dorpskerk gesloten zou worden. Allemaal ontmoetingen die blijk geven van een verlangen naar gemeenschap, bezinning en even uit het alledaagse getild worden. Buiten de kerk vinden tal van rituelen plaats, die soms ook weer binnen de kerkmuren gehaald worden. Zoals de dodenherdenking op 4 mei. Pas de laatste jaren wordt de kranslegging in Noordbroek voorafgegaan door een bijeenkomst in de kerk. Zodat sommige dorpsbewoners voor het eerst in hun leven een stap over de drempel van de kerk hebben gezet.

Mozaïek van kerkplekken

En zo ontstaat ook op het platteland een mozaïek van kerkplekken – naar de titel van een nota van de Protestantse Kerk, die momenteel onderwerp van gesprek is en in april a.s. ter Synode zal worden besproken. Van religieuze uitingen op seculiere plekken zoals een kerstnachtdienst in een feesttent tot seculiere bijeenkomsten als recepties, concerten en boekenmarkten in de dorpskerk. We komen uit een periode waarin de scheiding van kerk en staat scherp is doorgevoerd in het onderscheid tussen de seculiere publieke ruimte en religie in de privésfeer. De scheiding werkt sterk door in hoe er over met name ‘kerk’ gedacht wordt. Bijvoorbeeld in het onderscheid dat gemaakt wordt tussen kerkelijk en buiten-kerkelijk of de vrees voor al te expliciet kerkelijke uitingen in het publieke domein waardoor mensen zich buitengesloten kunnen voelen.

Maar ís religie wel aan het verdwijnen? Yvonne Zonderop beschrijft in Ongelofelijk, over de verrassende comeback van religie, 2018, hoe zij als atheïstisch kind van haar tijd een leegte ervaart in het seculiere publieke domein ‘dat alleen nog maar belang stelt in efficiency en economische groei’. En zij niet alleen, ze ziet een verweesde samenleving, waarin mensen zich ontheemd voelen door een gebrek aan gemeenschap, een gedeeld verhaal en gedeelde waarden. Met zelfontplooiing als hoogste goed ben je volledig zelf verantwoordelijk voor de vraag of je slaagt in je leven. ‘Wie houdt je dan in het oog, als je een verkeerde beslissing neemt en moederziel alleen staat?’ Eigen schuld, dikke bult? Waar vind je dan genade, vergeving, troost, bemoediging en hoop? ‘Sinds de kerk is weggevallen uit het sociale leven, en de verworven vrijheden vanzelf spreken, kan het seculiere leven kil en eenzaam aanvoelen.’

Het lijkt er dan ook op dat mensen proberen om die leegte te vullen met diverse vormen van spiritualiteit. En blijkt in het post-seculiere tijdperk waarin we leven het onderscheid religieus – seculier niet zo scherp gemaakt te kunnen worden. Na honderd afleveringen van Adieu God?! is Thijs van den Brink tot de ontdekking gekomen dat de tegenstelling tussen gelovig en ongelovig helemaal niet houdbaar is. Geloof en twijfel zijn met elkaar verweven in het zoeken naar wat goed leven is. Daar is ieder mens op zijn of haar eigen manier mee bezig.

… een verlangen naar gemeenschap, bezinning en even uit het alledaagse getild worden

De Britse theoloog Pete Ward spreekt van liquid church – vloeibare kerk. Hij gebruikt dit begrip om niet-traditionele vormen van kerk-zijn op het spoor te komen: kliederkerken en informele groepen waar lief en leed gedeeld wordt. Dat biedt hoop voor dorpskerken. Een begrip als vloeibare kerk maakt het mogelijk om een breder kerkbeeld te hanteren dan een kerkdienst op zondagmorgen in een kerkgebouw. Door zo’n perspectiefwisseling komen allerlei vormen van kerk-zijn in beeld: van huisgemeenten tot concerten op Goede Vrijdag en schoffelen op het kerkhof. Op die manier kunnen sporen van God oplichten in het dorpsleven. Theoloog Dick Tieleman merkt op in Naar een kerk als mozaïek, dat een bepaalde vorm van kerk-zijn verdwijnt, maar ‘de Geest, niet opgesloten in de kerk, waait waarheen hij wil’. Tieleman haalt de kroegbaas uit Jorwerd aan die opmerkt:

‘Waar en zolang mensen, zoals in ons dorp, in zorg en liefde voor elkaar instaan, daar is, met of zonder kerk, God nabij en niet verdwenen.’

Dit vraagt wel om een theologische doordenking van hoe die sporen van God herkend kunnen worden.

Sporen van God lichten op in het dorpsleven…

Waar is Gods aanwezigheid voelbaar? Schuilt God in de gezamenlijke gerichtheid op het heilige? Moet dat altijd geëxpliciteerd worden? Soms is dat beter van niet, omdat theologische discussie tot vervreemding en verwijdering kan leiden. Niet voor niets is interkerkelijke samenwerking op diaconaal vlak soms gemakkelijker dan in de liturgie. Omdat dan iets samen gedaan kan worden, zonder dat geloofsovertuigingen uitgesproken hoeven te worden. Maar veel vaker wordt God niet genoemd, omdat we ons verlegen voelen om expliciet over kerk en geloof te praten, bang dat we niet begrepen worden of omdat de woorden niet (meer) vertrouwd zijn. En dan is het goed om in gesprek te gaan over vragen als: Waarom zijn we kerk? Waarom is het waardevol als er iets van een geloofsgemeenschap blijft bestaan – in welke vorm dan ook? Waarom willen we de lofzang gaande en het geloof levend houden? Vanuit het diepe verlangen om tot zegen te zijn voor het dorp?

De dorpskerken van de toekomst zijn er al. Van lokale ad-hoc gemeenschapsvormende ontmoetingen die kerkgrens-overschrijdend werken tot regionale netwerken waarin mensen zich met elkaar verbonden voelen door theologie, liturgie of diaconale vragen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken