Menu

Premium

Engel

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

Het woord ‘engel’ wordt vaak gebruikt voor hulpvaardige mensen: ‘een reddende engel’ of voor heel aardige mensen: ‘Je bent een engel’. Tevens staan engelen symbool voor geduld: ‘engelengeduld’. Ze staan afgebeeld op schilderijen en in gebeeldhouwde vorm zijn ze op oude kerkorgels te vinden. In de samenleving worden ze vooral rond Kerst afgebeeld, maar in deze tijd van toenemende religiositeit is er een groeiende belangstelling voor engelen en andere geestelijke wezens. Hoewel bijna niemand engelen waarneemt, is er bij christenen het besef dat God engelen inschakelt ter bescherming van de gelovigen, al functioneren zij meestal niet sterk in de geloofsbeleving. ‘De Allerhoogste … zal aangaande u zijn engelen gebieden, dat zij u behoeden op al uw wegen’ (Ps. 91:10-12; Mat. 4:6). In sommige kringen is de overtuiging aanwezig dat er persoonlijke beschermengelen zijn. In de huidige kerk en theologie wordt er – behoudens uitzonderingen – weinig over engelen gesproken, terwijl zij toch in de Bijbel en in de christelijke traditie van grote betekenis zijn geweest.

Woorden

Ons woord ‘engel’ komt via het Latijn (angelus) van een Grieks woord dat ‘gezant’, ‘bode’ betekent. Het Hebreeuwse woord (malach) heeft dezelfde betekenis: iemand met een bepaalde opdracht. In de Bijbel wordt dus een algemeen woord gebruikt, terwijl wij een speciaal woord gebruiken dat altijd betrekking heeft op een hemelse bode. Er zijn speciale groepen engelen: cherubs (Gen. 3:24; Ex. 25:1822), serafs (Jes. 6:2-7) en de vorst Michaël (Dan. 10:13, in Judas 9 ‘aartsengel’ genoemd). In Daniël 8:16 en Lucas 1:19, 26 wordt Gabriël genoemd.

Betekenis in context

Oude Testament

Afbeeldingen

Engelen kunnen in de gedaante van mensen verschijnen (Gen. 18). Serafs zijn gevleugelde wezens die Gods heilige troon omringen (Jes. 6:2, 6). Afbeeldingen van cherubs zijn in de tabernakel (Ex. 25:18-22) en de tempel (1 Kon. 6:23-29) aanwezig; zij zijn gedacht als de bewakers van het heiligdom. In Ezechiël 1:5-25 zijnzij dieren van menselijke gedaante met vier gezichten: mens, leeuw, stier en arend. Meestal zijn de engelen door mensen niet te zien.

Dienaren van God

De engelen zijn vermoedelijk geschapen door God voordat Hij de aarde schiep, want in Job 38:7 lezen we dat de morgensterren juichten en dat de zonen Gods jubelden toen Hij de aarde maakte. Met die namen moeten dan engelen aangeduid zijn. Ze zijn geschapen als Gods dienaren en zijn krachtige helden die zijn woord volvoeren (Ps. 103:20). In Job 1:6 worden ze aangeduid als ‘zonen van God’ en in Daniël 8:13 als ‘heiligen’. Zij zijn groot in aantal, wat afgeleid kan worden uit Psalm 68:18 en Daniël 7:10, en ze dienen God dag en nacht. Een belangrijke taak van deze hemelse dienaren is de lofprijzing van de Here. Zo is er in Jesaja 6 sprake van serafs die de heiligheid van God en zijn koningschap bezingen. Zij loven Hem als Heer van de hemelse machten en prijzen het feit dat de aarde vol is van de heerlijkheid van de Here (Jes. 6:3; zie ook Ps. 89:8; 103:20-21). Engelen kunnen ook straffen uitvoeren en plagen veroorzaken (Ex. 12:23, waarschijnlijk een engel; 2 Kon. 19:35). Ook fungeren zij als beschermende hemelse machten, die de profeet Elisa en zijn knecht omringen wanneer de stad Dotan omsingeld is door soldaten. Op het gebed van Elisa opent de Here de ogen van zijn knecht: ‘en zie, de berg was vol vurige paarden en wagens rondom Elisa’ (2 Kon. 6:17).

De engel des Heren

Vrij vaak wordt in het Oude Testament gesproken over ‘de Engel des Heren’. Diverse malen lijkt hij meer op een verschijningsvorm van God dan op een afgevaardigde met een boodschap (bijv. Ex. 3:2-6 en Ri. 6:20-23). Daarom is in de loop van de kerkgeschiedenis de Engel vaak gelijkgesteld met Christus die in de tijd van het Oude Testament op deze manier op aarde verschenen zou zijn. Toch pleit er veel voor het woord malach gewoon op te vatten als ‘bode’. Een ‘bode des Heren’ is een betere vertaling dan ‘engel des Heren’, omdat dit in feite een dubbele aanduiding is. Een engel behoort in ons spraakgebruik per definitie bij God. Ten tweede is het van belang te weten dat het Hebreeuws ook het gebruik van het bepaalde lidwoord kent om iemand aan te geven die in het verdere verhaal een rol speelt (‘de knecht’, ‘de profeet’). In het Nederlands wordt dan ‘een’ gebruikt. Met ‘de’ engel des Heren hoeft dus niet één bijzondere bode van God bedoeld te zijn, maar iets als ‘de hierna genoemde engel’. In de derde plaats is de laatste jaren duidelijk geworden dat een bode in het oude Nabije Oosten het woord van zijn heer kon doorgeven in de eerste persoon enkelvoud. De bode geldt als de directe vertegenwoordiger van de zender, hij representeert de heer en ‘is’ in zekere zin zijn heer. Op grond van deze drie argumenten is het mogelijk dat toch een gewone engel bedoeld is. Het is daarom ongewenst het woord engel met een hoofdletter E te schrijven.

Daniël

In het boek Daniël ontvangen we veel informatie over de engelenwereld. In hoofdstuk 10 wordt meegedeeld dat Daniël drie weken lang vast en bidt. Daarna verschijnt hem een blinkende gestalte die vertelt dat God zijn gebed al vanaf de eerste dag verhoorde. De engel ging op weg om Gods woord mee te delen, maar hij werd tegengehouden door ‘de vorst van het koninkrijk van Perzië’. Toen kwam Michaël, een van de belangrijkste vorsten, te hulp en de engel kon naar Daniël toegaan. Deze engel vertelt dat hij terugkeert om te strijden tegen de vorst van de Perzen en dat de vorst van Griekenland zal komen. Het is onwaarschijnlijk dat hiermee aardse vorstenbedoeld zijn; het is beter te denken aan strijd tussen hogere machten (vgl. Ef. 6:12). De strijd tussen goede en slechte engelen heeft gevolgen voor de rijken op aarde. Achter de gebeurtenissen in onze geschiedenisboeken ligt een andere, geestelijke wereld. In het boek Daniël is een engel ook de uitlegger van verborgenheden (7:16-27; 9:21-23; vgl. Ez. 40).

Toebedeeld aan de volken

De Bijbel spreekt meestal niet over de ‘vorst’, maar veel meer over de ‘god’ van een bepaald volk. Uit diverse bijbelgedeelten valt op te maken dat God engelen heeft toebedeeld aan volken. Zo is in Deuteronomium 29:26 sprake van ‘goden die zij niet gekend hebben en die Hij hun niet toebedeeld had’ (de SV is hier onjuist; vgl. ook Deut. 4:19-20). Dit toebedelen komt ook in Deuteronomium 32:8 naar voren, waarbij in vers 9 de bijzondere positie van Israël vermeld wordt (vgl. het apocriefe Sirach 17:17 ‘Want toen Hij de volken over heel de aarde verdeelde, stelde Hij over ieder volk een heerser aan, maar Israël is het deel van de Here’).

Nieuwe Testament

In de periode tussen het Oude en het Nieuwe Testament is er binnen het jodendom veel geschreven over de engelen. In diverse opzichten sluit het Nieuwe Testament hierbij aan, zonder de uitvoerige speculaties over te nemen.

Evangeliën en Handelingen

Engelen zijn op cruciale momenten van de heilsgeschiedenis aanwezig in het leven van Jezus. Zijn geboorte wordt door de engel Gabriël aangekondigd en na zijn geboorte verschijnen de engelen aan de herders en zingen (reciteren?) het ‘Ere zij God’ (Luc. 2). Na de verzoeking in de woestijn komen de engelen om Hem te dienen (Mat. 4:11). In Getsé-mané geeft Hij aan dat de Vader Hem meer dan twaalf legioenen engelen te hulp kan laten komen (Mat. 26:53). Bij de opstanding zijn engelen aanwezig die de steen wegge-wenteld hebben en in gesprek gaan met de vrouwen en discipelen die naar het graf komen (Mat. 28:1-7). Bij de hemelvaart onderwijzen engelen de achtergebleven discipelen (Hand. 1:10-11). Zo dienen deze engelen de Zoon van God tijdens zijn leven op aarde. Verderop in het boek Handelingen bewerkt een engel de bevrijding van de apostelen uit de gevangenis door ‘s nachts de deuren te openen (5:17-20). Een soortgelijke bevrijding overkomt Petrus. De samengekomen gemeente kan eerst nauwelijks geloven dat Petrus aan de deur staat en roept uit: ‘Het is zijn engel’, maar het blijkt toch Petrus zelf te zijn (12:3-18). Deze wonderlijke bevrijdingen tonen Gods macht, maar vinden lang niet altijd plaats. Zo worden Stefanus en Jakobus gedood (Hand. 7; 12:1-2). De uitroep ‘Het is zijn engel’ doet denken aan een persoonlijke beschermengel. Deze gedachte is ook aanwezig in Matteüs 18:10 (‘hun engelen’).

Brieven

Paulus geeft in zijn brieven niet veel informatie over de engelen, al noemt hij ze wel heel wat keren. De brief aan de Hebreeën noemt de engelen ‘dienende geesten’, tot hulp van de gelovigen (1:14). Die engelen zijn niet altijd herkenbaar, zodat sommigen, zonder het te weten, engelen hebben geherbergd

(13:2).

De zonde moet begonnen zijn in de wereld van de engelen, die door God goed geschapen zijn. De brief van Judas spreekt van engelen die aan hun oorsprong ontrouw werden, hun eigen woning verlieten en voor het oordeel bewaard gehouden worden (Judas 6; vgl. 2 Petr. 2:4). Daarnaast zijn er engelen diegehoorzaam zijn gebleven. De duivel en zijn engelen (dus de gevallen engelen) zullen veroordeeld worden (Mat. 25:41; Op. 12:9) en de gelovigen doen mee in het oordeel over de engelen (1 Kor. 6:3).

Openbaring

In het boek Openbaring zijn de engelen volop aanwezig. Een van hen onderwijst Johannes door te tonen wat ‘weldra moet geschieden’ (Op. 1:1). Veel engelen bevinden zich rondom Gods troon. Daar verrichten zij de dienst van de lofprijzing. De verwijzing naar hun lofzang is tot bemoediging van de gemeente op aarde (Op. 4-5). Engelen blazen op bazuinen en gieten schalen van de toorn van God uit. Zo worden ze ingeschakeld bij de gebeurtenissen op aarde, tot de wederkomst van Christus. De brieven aan de zeven gemeenten zijn gericht aan hun engelen (Op. 2-3). Daarbij is het wel de vraag of we hier aan engelen moeten denken. Volgens vele uitleggers worden hier de leiders van de gemeente bedoeld.

Kern

Engelen zijn boodschappers van God. Voor ons zijn ze meestal niet op te merken, maar ze zijn aanwezig, onder andere ten dienste van de gelovigen. Zij zijn betrokken in een geestelijke strijd tegen de duivel en zijn engelen (demonen). Op cruciale momenten brengen zij boodschappen van God over of grijpen handelend in het leven van mensen in.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: duivel, oordeel, wederkomst.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken