Menu

Premium

Geduld, lankmoedigheid

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

Geduld staat onder druk in een cultuur die getypeerd wordt door haast. Het ongeduld van onze tijd wordt geïllustreerd door de uitdrukking: ‘een ogenblik geduld alstublieft’. Deze woorden hebben doorgaans meer te maken met een automatisme dan met een vriendelijk verzoek. Wat geduld mag heten, wordt zodoende nog meer kostbaar en ook kwetsbaar. Wanneer alles het karakter krijgt van ‘instant’, ‘klaar terwijl u wacht’, wordt geduld een notie die nauwelijks of niet beoefend wordt. Wanneer het desondanks noodzakelijk blijkt te zijn – in geval van ziekte bijvoorbeeld, in spanningen of in conflicten – is de verwarring, de ontreddering des te groter. In de kerktaal komen we het woord ‘lankmoedigheid’ tegen. Een woord dat velen ouderwets in de oren klinkt en daarom niet meer begrepen wordt. Toch heeft het een diepe inhoud die bijna niet met een ander woord is weer te geven.

Woorden

Voor het Oude Testament komt een combinatie van woorden in aanmerking. Een merkwaardige, plastische uitdrukking is erech appajiem, dat is: lankmoedig, niet snel toornig. Appajiem duidt de beide neusvleugels aan. Deze komen in beweging wanneer emoties (in dit geval: van boosheid) de overhand krijgen. In de Septuagint is het bovengenoemde werkwoord hupomonein de weergave van een Hebreeuws werkwoord met de betekenis ‘wachten op, verwachten’. Doorgaans is het een wachten op God. Zijn interventie kan langer duren dan ons lief is. Dan komt het aan op geduld, volharding. Het is vooral een actief woord: oefening baart kunst.

Voor het Nieuwe Testament is vooral de woordgroep makrothumia, makrothumein van betekenis. In de NBG-51 worden ze weergegeven door ‘lankmoedigheid, geduld’, respectievelijk ‘lankmoedig, geduldig zijn’.

Betekenis in context

Oude Testament

Gods geduld

In Exodus 6 horen we hoe de Israëlieten onder de druk van de slavernij en de dwangarbeid hun geduld verliezen en niet willen luisteren naar de boodschap van de bevrijding die zij via Mozes van Godswege ontvangen (6:8; zie ook Num. 21:4). Tegenover deze houding van mensen staat het geduld van de Here God, zijn lankmoedigheid. Die is Hem zo eigen, dat het tot de kern van zijn openbaring behoort. Zo lezen we tijdens een uitzonderlijke ontmoeting met Mozes: ‘De Here ging aan hem voorbij en riep: Here, Here, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw…’ (Ex. 34:6). Dit geduld van God is niets minder dan het wonder van zijn liefde en geldt mensen die van hun kant het verbond verbroken hebben. In zijn geduld gunt de Here zijn volk een nieuw begin en roept Hij het opnieuw tot gehoorzaamheid (Ex. 34:10-28). Door psalmisten (Ps. 86:15; 103:8; 145:8) en profeten (Joël 2:13; Jona 4:2) wordt steeds weer een beroep gedaan op deze openbaring van Gods lankmoedigheid.

Geduld als levenshouding van de wijze

In de wijsheidsliteratuur worden geduld en lankmoedigheid aangeprezen als de juiste levenshouding van de wijze, de mens die in de vreze des Heren, het ontzag voor Hem de bron van het leven vindt (Spr. 14:27). Het getuigt van inzicht om geduld te betrachten; omgekeerd geldt: wie kortaangebonden is en onbesuisd optreedt, stapelt de ene dwaasheid op de andere (Spr. 14:29). Lankmoedigheid of geduld is heilzaam om een ruzie te beslechten (Spr. 15:18). Beter een geduldig mens dan een vechtjas, beter zelfbeheersing dan een stad veroveren (NBV). Geduld verdient meer bewondering dan vechtlust (zie ook Spr. 19:11). In Prediker 7:8 wordt lankmoedigheid als het betere gesteld tegenover hoogmoed.

Geduld als volhardend wachten

Wachten op de Here is een (geloofs)houding die vooral in de psalmen duidelijk naar voren komt. Het slot van Psalm 27 vat het voorgaande indringend samen. De psalm begint met een belijdenis: ‘De Here is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen?’ (vs. 1). Toch is erreden om beducht te zijn voor vijanden: tegenstanders, valse getuigen, geweldenaars (zie vs. 12). Ondanks alles wordt de belijdenis van het begin opgenomen: ‘Wacht op de Here, wees sterk, uw hart zij onversaagd; ja, wacht op de Here’ (vs. 14; zie ook Ps. 37:9, 34; 69:7, 21; 130:5, 6; vgl. Jes. 40:29-31).

Verder noemen we enkele plaatsen uit het boek Job. In extreme verbijstering vervloekt Job zijn geboortedag. De nacht die daaraan voorafging moge volstrekt verdwijnen, onvruchtbaar zijn: ‘Dat de sterren zijner morgenschemering verduisterd worden; hij wachte op licht, maar het kome niet, hij aan-schouwe niet de wimpers van de dageraad’ (3:9). Even verder antwoordt Job voor de eerste maal op de woorden van zijn vriend Eli-faz. Het is Job beter om te sterven: ‘Wat is mijn kracht, dat ik zou kunnen wachten, en wat is mijn vooruitzicht, dat ik nog langer zou willen leven?’ (6:11). Job is ‘als een slaaf, die hijgt naar schaduw, of als een dagloner, die wacht op zijn loon’ (7:2). Na verloop van tijd voegt Elihu zich in het gesprek. Als jongere heeft hij op gepaste wijze gewacht (32:4), maar nu is zijn geduld op (32:16). Daarom neemt hij alsnog het woord om zich te mengen in dit twistgesprek tussen Job en zijn vrienden.

Nieuwe Testament

Gods geduld

De lankmoedigheid van God klinkt in het Nieuwe Testament verschillende keren door. Een sprekend voorbeeld is Romeinen 2:4: ‘Of veracht gij de rijkdom van zijn goedertierenheid, verdraagzaamheid en lankmoedigheid, en beseft gij niet, dat de goedertierenheid Gods u tot boetvaardigheid leidt?’

De apostel rekent in dit gedeelte af met de zelfverzekerdheid van mensen die anderen oordelen en zelf vrijuit denken te kunnen gaan. Te mogen leven onder de koepel van Gods geduld kan nooit tot valse rust leiden; het roept de mens juist tot omkeer en inkeer (zie ook Rom. 9:22; 1 Petr. 3:20; 2 Petr. 3:9-15). Elders is sprake van de lankmoedigheid van Christus (1 Tim. 1:16), die aanstekelijk wil werken naar ons toe als teken van het genadige feit dat we Hem toebehoren (2 Kor. 6:6; Gal. 5:22; Ef. 4:2; Kol. 1:11; 3:12; 2 Tim. 3:10; 4:2; Hebr. 6:12; Jak. 5:10).

Geduld als gestalte van de liefde

Lankmoedigheid behoort volgens Galaten 5:22 tot de vrucht van de Geest. Het staat in nauw verband met goedheid, zachtmoedigheid, liefde. Ook van de liefde kan Paulus schrijven: de liefde is lankmoedig (1 Kor. 13:4). Geduld betekent dat je in de relatie tot de ander hem of haar je vertrouwen geeft en ondanks alles wat iemand je aandoet, het lang met hem of haar uithoudt (vgl. 2 Kor. 11:19; 1 Tess. 5:14). In Kolossenzen 3:13 wordt het in een adem genoemd met goedheid, nederigheid en zachtmoedigheid (zie ook Ef. 4:2). Geduld biedt ruimte tot verdragen en vergeven: ‘Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet gij ook evenzo’. De gelovige toont zich in deze houding van lankmoedigheid die weet te dragen, te dulden en te vergeven, een navolger van God (Ef. 5:1, 2; zie ook de gelijkenis van de twee schuldenaars, Mat. 18:2135).

Geduld als volhardend wachten

Volharding, volharden is in verreweg de meeste gevallen verweven met een situatie van lijden, van verdrukking. Op grond van de barmhartigheden van God (Rom. 12:1) lezen we de vermaning: ‘Weest blijde in de hoop, geduldig in de verdrukking, volhardend in het gebed…’ (12:12). De volharding van de volgeling van Jezus Christus is verankerd in de volharding van de Meester. Daarom schrijft de apostel aan de gemeente van Tessalonica, die het zwaar te verduren heeft: ‘De Here neige uw harten tot de liefde Gods en tot de volharding van Christus’ (2 Tess. 3:5). In de brief aan de Hebreeën wordt gesteld ‘Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is’ (10:36). Veelzeggend is het begin van Hebreeën 12: de ontvangers van de brief worden vermaand ‘met volharding de wedloop (te) lopen, die vóór ons ligt’ (12:1). Het oog is daarbij alleen gericht op Jezus ‘die het kruis op Zich genomen heeft’ (12:2): Hij is eronder gebleven, er niet voor weggelopen.

Beproevingen zijn, ondanks alles, een bron van vreugde, ‘want gij weet, dat de beproefdheid van uw geloof volharding uitwerkt’ (Jak. 1:3-12). De blik van de schrijver is daarbij gericht op de wederkomst, de komst van de Rechter. Daarom wekt hij zijn lezers op om niet ongeduldig te worden, maar te blijven volharden: ‘Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren’ (Jak. 5:7-8). Job wordt ten voorbeeld gesteld: ‘Zie, wij prijzen hen zalig, die volhard hebben; gij hebt van de volharding van Job gehoord en gij hebt uit het einde, dat de Here deed volgen, gezien, dat de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming’ (Jak. 5:11).

Kern

Op de weg van het geloof wordt ons de tijd gegund als genadige gave van God. We stellen ons in op een langere duur omdat het werk van God niet met haast te verenigen is. Geduld is geenszins een neutrale houding. Het wordt in gang gezet en gaande gehouden door de Here God, die handelend optreedt. Met het oog op Hem, met de gegronde verwachting dat Hij actie zal ondernemen, ons ten goede, is de periode van wachten positief gevuld. Het heilzaam handelen van God gaat door de diepte(n) van het kruis, de lijdensweg van Jezus de Christus heen. Wie deze God verwacht, wetend wat Hij gedaan heeft en zeker nog zal doen, zal niet weglopen van de plaats die hem of haar is toebedeeld, ook niet wanneer deze plaats een kruispunt is van moeilijkheden. Op dit kruispunt wordt iets zichtbaar van het kruis van Christus. Hij staat garant voor een goed einde: de voleinding.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: goedheid, liefde, wachten, volharding.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken