Menu

Premium

Wachten, verwachten

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

‘Verwachten’ wordt in geloofstaal meestal geassocieerd met toekomstverwachting. Gelovigen verwachten de terugkeer van Gods Zoon Jezus en zien uit naar de komst van een nieuwe wereld. Essentieel voor geloof is de gave om te kunnen wachten. Geloof beschikt over een lange adem.

Typerend voor moderne mensen is kortademigheid: moeilijk kunnen wachten. In de westerse cultuur bestaat het leven voor een deel uit wachten: wachten op de lift, voor het stoplicht, bij de kassa. Maar mensen raken in de stress omdat ze dit wachten niet kunnen opbrengen. Gestreste actievelingen kunnen moeilijk wachten omdat zij zich afhankelijk voelen van ontwikkelingen buiten henzelf die ze niet in de hand hebben. In andere culturen (bijv. in Afrika) hebben mensen veel meer tijd, terwijl ze korter leven dan westerlingen. Kunnen wachten is ook een kwestie van tijd hebben.

Hoe zullen kortademige mensen in de hedendaagse cultuur weer een lange adem leren krijgen? De Bijbel leert die lange adem. ‘Verwachten’ is een kunst die de Bijbel gelovigen wil bijbrengen.

Woorden

Het Oude Testament gebruikt voor ‘verwachten’ het werkwoord qava. De vertalers gebruiken in het Nederlands zowel ‘wachten’ als ‘verwachten’ (bijv. Jes. 40:31; 49:23; Klaagl. 3:25, 26). In het Nieuwe Testament komt anamenein, ‘wachten op’ voor, een neutraal werkwoord waarmee over de inhoud van het wachten nog niets is gezegd.

Ook komen de werkwoorden (ap)ekdechesthai, prosdechesthai en prosdokein voor.

Betekenis in context

Oude Testament

Gewoon wachten

In veel teksten gaat het over ‘wachten’ in de alledaagse zin van het woord. Saul wacht zeven dagen op Samuël (1 Sam. 10:8; 13:8). Naomi spreekt Ruth en Orpa toe met de ironische woorden: Al zou ik nog zonen in mijn schoot hebben, daar kunnen jullie niet op wachten (Ruth 1:13). In het boek Job komen uitspraken voor over wachten op licht (3:9), op de dood (3:21), op loon (7:2), op regen(29:23).

Opmerkelijk is de vaststelling dat de Israëlieten bij de uittocht uit Egypte niet hadden kunnen wachten om proviand klaar te maken (Ex. 12:39). God greep in en dan is het zaak om met haast te vertrekken.

Wachten op Gods belofte

Al in het eerste bijbelboek komen we de geloofshouding tegen van het wachten op God, het hoopvol uitzien naar de vervulling van wat Hij beloofde. Bij een van de eerste verbondssluitingen maakt God duidelijk dat geloof een wachtkamer heeft. ‘Het vierde geslacht zal hierheen terugkeren’ (Gen. 15:16), omdat de maat van de ongerechtigheid der Amorieten niet eerder vol is. De belovende God leert zijn kinderen vooruitkijken naar de vervulling van zijn beloften. Aartsvader Jakob spreekt op zijn sterfbed zijn twaalf zonen toe.

Midden tussen het woord voor zijn zoon Dan en het woord voor zijn zoon Gad verklaart hij: ‘Op uw heil wacht ik, o Here’ (Gen. 49:18).

Wachten op Gods redding

In de psalmen van Israël is de houding van het wachten een houding van afhankelijk uitzien. In het wereldhuis van Gods schepping wachten alle schepselen op God, tot Hij ieder voedsel geeft (Ps. 104:27; 145:15). In een situatie van gevaar is het devies: ‘wacht op de Here (Ps. 27:14). Hetzelfde devies geldt voor de situatie dat goddelozen voorspoed genieten (Ps. 37:34). De pelgrims zongen op weg naar de grote feesten over hun verlangen dat God Israël van zijn ongerechtigheden zou verlossen: Psalm 130. Deze psalm spreekt herhaaldelijk over het wachten op de Here als het wachten op de morgen (Ps. 130:5-6).

Verschillende psalmen spreken over het verwachten van de Here om de geloofshouding van uitzien naar de toekomst te tekenen (Ps. 25:3, 5, 21; 33:20; 39:6-8; 40:2; 52:11; 69:7; 71:5). De bidders vertrouwen op Gods toezegging van verbondstrouw (Ps. 146:3-6).

Wachtende profeten

In de boeken van de profeten komt ‘wachten’ veel voor. ‘Ik zal wachten op de Here’ is in Jesaja 8:17 vrijwel identiek aan: ‘Ik zal op Hem hopen’. Het ‘wachten op de Here’ als een wachten op de vervulling van zijn belofte komen we tegen (Jes. 30:18; Hos. 12:7; Mi. 7:7; Sef. 3:8), evenals de uitdrukking dat er ‘geen God is buiten de Here, die optreedt ten behoeve van wie op Hem wacht’ (Jes. 64:4). Ook ‘de kustlanden wachten op het werk van de Here’ (Jes. 42:4; 51:5; 60:9).

In het boek van de profeet Habakuk treffen we de uitspraak aan: ‘Het gezicht wacht nog tot de bestemde tijd, maar het spoedt zich zonder falen naar het einde’ (Hab. 2:3). De tijd van het onvervuld blijven van de profetie kan lang vallen, maar vanwege de innerlijke drang om het tijdstip van de vervulling te bereiken, hoeft aan de zekerheid van de vervulling niet getwijfeld te worden.

Midden in het boek Klaagliederen klinken de woorden: ‘Goed is het, in stilheid te wachten op het heil van de Here’ (Klaagl. 3:26). Het verwachten van de Here kan ook in de weg van oordelen en straffen. ‘In de weg van gerichten hebben we U verwacht, Here’ (Jes.26:8).

Typerend voor het oude verbond, met zijn verwachting van Gods verlossend optreden in de toekomst, is de uitspraak aan het slot van het boek Daniël: welzalig hij die blijft verwachten’ (Dan. 12:12). Dit slotakkoord van het boek Daniël zet aan tot een houding van verwachting. God, die zijn belofte gegeven heeft, is te vertrouwen. Daniëls volhardend bijbellezen zet hem op de uitkijk.

Wachten op de Messias

‘Wachten, verwachten’ is niet alleen het slotakkoord van het Oude Testament, maar zet de toon in heel de oudtestamentische tijd. Dat komt door het beginakkoord! Op de derde bladzijde van de Bijbel klinkt de belofte van de komende Redder (Gen. 3:15). Op de dag dat de mens tegen God in opstand komt, vangt God de mens op met het vangnet van zijn belofte. Uit de vrouw zal eens een sterke Zoon voortkomen die de kop van de slang zal verpletteren. Die belofte, doorgegeven van vader op zoon, en in vele toonaarden herhaald, doet mensen uitzien naar een hoopvolle toekomst.

Nieuwe Testament

Ook in het Nieuwe Testament is ‘verwachten’ een sleutelwoord om de houding van christenen richting de toekomst te omschrijven. In alle onderdelen van het Nieuwe Testament komen we dit trefwoord tegen: in de evangeliën, de brieven en Openbaring.

Op de uitkijk

Op de drempel van het Oude naar het Nieuwe Testament ontmoeten we Simeon en Hanna. Simeon wordt getypeerd als een rechtvaardig en vroom man, die ‘de vertroosting van Israël verwachtte’ (Luc. 2:25). Daarmee wordt hij neergezet als iemand die leeft bij de beloften van vertroosting zoals ze verwoord zijn door de profeet Jesaja. Hij staat op de uitkijk om te zien of de beloofde Messias er al aan komt. De profetes Hanna die zich in de tempel bij Simeon voegt, krijgt van Lucas ook een typering mee: zij spreekt over Jezus tot allen die voor Jeruzalem verlossing verwachten (Luc. 2:38). Deze beide wachtposten in de tempel tonen dat het wachten op de inlossing van de beloften essentieel is voor gelovigen. Geloven is: op de uitkijk staan!

Een soortgelijke typering ontmoeten we ook tegen het slot van Lucas’ eerste boek. Jozef van Arimatea, de man van de graflegging, wordt ons voorgesteld als iemand die het Koninkrijk van God verwachtte (Luc. 23:51).

Jezus’ onderwijs

Het sleutelwoord ‘verwachten’ horen we opklinken in het onderwijs dat Jezus op aarde gaf aangaande de toekomst. De oproep om paraat te zijn wordt toegelicht met de woorden: ‘. want op een uur, dat u het niet verwacht, komt de Zoon des mensen (Mat. 24:44; Luc. 12:40). In zijn eschatologische redevoering wordt het beeld gebruikt van een dief in de nacht. Zijn komst is onverwacht en vergt constante voorbereiding.

Leven in verwachting

De apostelen sluiten zich aan bij de toekomstverwachting die door Jezus Christus was onderwezen. In een van de vroegste apostolische brieven neemt de christelijke toekomstverwachting een grote plaats in. Uit de hemel Gods Zoon verwachten (1 Tess. 1:10): dit behoort tot de basiselementen van het christelijk leven. De christelijke gemeente moet paraat staan wanneer de Heer komt. Als mensen zich omwenden van de afgoden tot de levende God (1:9) en daarmee hun gezicht naar God keren, gaan ze tegelijk ook wachten op Gods Zoon uit de hemel. Zich tot God wenden betekent omhoog kijken naar de hemel. God heeft zijn Zoon in de hemel bij Zich: het is immers de Zoon ‘die Hij uit de doden heeft opgewekt’ (1:10). Deze levende Zoon die bij zijn Vader in de hemel verblijft, zal eens op aarde terugkeren. Christenen verwachten Hem terug met geduld en vertrouwen.

De dag van zijn terugkeer is de dag van zijn komst (parousia), een term die bij Paulus alleen in de twee brieven aan de gemeente in Tessalonica voorkomt (1 Tess. 2:19; 3:13; 4:15; 5:23; 2 Tess. 2:1, 8). Zoals in de wereld van het Romeinse rijk een stad zich moest voorbereiden op de verwachte komst van een koning of keizer, zo moet de christelijke gemeente zich terdege voorbereiden op het verwachte hoge bezoek.

Ook in de overige brieven van Paulus komen we het sleutelwoord ‘verwachten’ tegen. Christenen zijn ‘burgers van een hemels koninkrijk, waaruit zij de Here Jezus Christus als verlosser verwachten’ (Filp. 3:20). Christenen verwachten ‘de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus’ (Tit. 2:13). Vanuit deze toekomstverwachting willen christenen niet anders dan hun levenswijze afstemmen op de komende Dag.

Tussen hoop en wanhoop

Het sleutelwoord ‘verwachten’ vinden we ook in de passage over de hoop van Gods kinderen, Romeinen 8:18-30. ‘De schepping wachtmet reikhalzend verlangen op het openbaar worden van de zonen Gods’ (8:19). Midden in de toestand van onderworpenheid aan de vruchteloosheid is er de hoop ‘dat de schepping bevrijd zal worden van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods’ (21). Het wachten van de schepping wordt getekend als het wachten van kinderen op een optocht: met reikhalzend verlangen.

Niet alleen de schepping zucht, maar ook Gods kinderen zuchten bij zichzelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van het lichaam (23). Zij hopen op hetgeen zij niet zien en verwachten het met volharding(25).

Paulus weegt twee tijdperken tegen elkaar af: de lijdenservaringen van de huidige tijd stelt hij tegenover de glorie die aan de gelovigen geopenbaard zal worden. In dit verband gebruikt hij het beeld van weeën die aan een geboorte voorafgaan. Het gekreun van de schepping vergelijkt hij met de weeën, het gezucht en het gekreun dat aan de geboorte voorafgaat. Midden in de pijn van een wereld die bijna uitgeteld is, geeft de verwachting hoop op een nieuwe wereld.

De stad metfundamenten (Hebreeën)

De schrijver van de brief aan de Hebreeën spoort zijn lezers aan om in de tijd van niet zien en toch geloven (11:1) vol te houden om het beloofde te verkrijgen (10:36). Om die aansporing kracht bij te zetten, wijst hij op de aartsvaders die zonder iets van vervulling te zien toch volhardden in geloof. Bij dat geloof hoort ook verwachten. Vader Abraham verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is (Hebr. 11:10). Dit sleutelwoord ‘verwachten’ wordt afgewisseld met ‘verlangen’: verlangen naar een hemels vaderland (11:16) en met ‘zoeken’: een vaderland zoeken. ‘Want nog een korte, korte tijd, en Hij die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wachten (10:37). Vol vertrouwen in Hem die beloofd heeft blijven uitzien naar de vervulling, wanneer wat nu nog niet te zien is wel te zien zal zijn (11:1). Dezelfde brief spreekt over het eens aanschouwen van Christus door hen die Hem tot hun heil verwachten (9:28).

In blijde verwachting

Ook de apostel Petrus tekent de levensstijl van christenen als een leven in blijde verwachting. Tegenover de stijl van de spotters die menen dat er in de wereld nooit wezenlijk iets zal veranderen (‘waar blijft de belofte van zijn komst?’ 2 Petr. 3:4) tekent Petrus de stijl van verwachtende christenen die weten dat de constellatie van de huidige wereld eens compleet zal worden afgebroken en zich daarom oriënteren op de wereld die God heeft beloofd. Spotters negeren de komst van Gods dag, maar gelovigen leven in blijde verwachting. Aangespoord door Gods belofte blijven de gelovigen die grote dag voortdurend verwachten (2 Petr. 3:12). Dit verwachtend uitzien kenmerkt een leven in heilige wandel en godvrezendheid (3:11). Gelovig verwachten is niet een passief afwachten wat er komt, maar een gespannen uitzien, een bidden om de komst van Christus en van de nieuwe wereld en een zich alvast daarop instellen. Christelijke verwachting is gericht op een echte vernieuwing van de wereld (3:13). ‘Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont’. In zijn betoog stelt Petrus tegenover het scepticisme van de spotters de gelovige verwachting van Gods grote dag naar zijn belofte. God heeft het hoogstpersoonlijk beloofd en op zijn grote dag worden de stoutste verwachtingen overtroffen. De aan 2 Petrus verwante brief van Judas spreekt ook over het verwachtingsvol uitziennaar de ontferming van onze Here Jezus Christus ‘ten eeuwigen leven’ (Jud.:21). Christenen mogen verwachten dat er genade tevoorschijn komt bij de verschijning van Christus. Deze Rechter is niet onbarmhartig, maar gunt zijn gelovigen van harte het eeuwige leven.

Hem die komt blijven verwachten

In het boek Openbaring presenteert Christus Zich als de spoedig komende: ‘Ik kom spoedig’ (3:11). Aan deze belofte beantwoordt de houding van volhardend Hem verwachten(3:10).

De betekenis van de wachttijd komt aan de orde (zonder dat het werkwoord ‘wachten’ gebruikt wordt) in het visioensdeel van het vijfde zegel (Op. 6:9-11). Er vallen slachtoffers op aarde door de tegenkanting tegen het evangelie. De martelaars roepen tot hun Heer hoelang het nog duurt voordat Hij hun bloed wreekt. In antwoord daarop krijgen ze te horen dat ze een korte tijd moeten rusten totdat het getal van hun mededienstknechten vol is. De wachttijd is dus een tijd van het geduld van God en het Lam. Zij gaan wervend om vele harten te winnen voort op weg naar de eindoverwinning. De tijd van het wachten op de definitieve bestraffing wordt niet volledig verklaard, maar wel doorlicht: het onrecht zal worden gekeerd, maar eerst moet de vergadering van de kerk voltooid zijn. De wachttijd waarin Christus werft om het hart van zijn tegenstanders heeft twee kanten: er vallen nieuwe slachtoffers én het getal van de gelovigen wordt uitgebreid. De tijd van het geduld is de tijd van wachten.

Terwijl het woord ‘verwachten’ maar één keer valt in dit bijbelboek, is het geheel bedoeld om tot verwachting van een nieuwe wereld te stimuleren. Het gebed om de spoedige komst van de Heer die beloofd heeft dat Hij komt, sluit het boek af (Op. 22:20).

Kern

Wachten is een van de kenmerken van geloven. Geloof richt zich immers op Gods beloften. Zolang die niet vervuld zijn, is het zaak te wachten. Mensen die gewend zijn zelf de handen uit de mouwen te steken, moeten leren aanvaarden dat het zaak is te wachten op de ingreep van een Ander. Tot de overgave van het geloof behoort ook het leren wachten.

Verwachtingsvol uitzien is niet een passief afwachten, maar al werkend en bezig zijnde je leven afstemmen op de beloofde toekomst. Het huis van het geloof heeft ook een wachtkamer.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: belofte, hoop, verbond, waken.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken