Menu

Basis

Geloofsgesprek tussen generaties

Het geloof wordt doorgegeven van grootouders op ouders op kinderen. Maar meestal anders en door tijd en omstandigheden beïnvloed. Dat maakt het gesprek tussen generaties spannend, maar vooral verrijkend. Probeer het maar, wellicht bij de afwas…

Over wederkerig leren

Drie generaties op een terras aan de koffie. Oma Stien (86), moeder Astrid (48) en (klein)zoon Jasper (23). Na de koetjes en kalfjes komt het op de verkering van Jasper.

Oma laat merken dat ze liever had gezien dat Jasper met een meisje uit ‘haar’ kerk was omgegaan. Oma maakt zich zorgen. Moeder Astrid schrikt op. Ze doet haar zonnebril omhoog, loopt rood aan en hapt naar adem: ‘Maar mama toch! …’

Voordat ze van wal kan steken is het Jasper die zijn moeder vlug aankijkt en zich tot oma richt: ‘Maar oma, hoe komt het dat u zich zorgen maakt? Wat maakt dat u liever ziet dat ik met een meisje van ‘uw’ kerk zou omgaan?

Kijk, oma, ik heb best een en ander meegekregen van thuis. Dat waardeer ik heel erg. Ik ben daar ook erg loyaal aan. Maar dat neemt niet weg dat ik ook mijn eigen weg daarin ga.’ Moeder zakt opgelucht achterover in de stoel. Oma kijkt haar kleinzoon aan, en knikt. Jasper vervolgt: ‘Ik kan me voorstellen dat u denkt dat het allemaal verwatert en zo. En dat ik los van God opgroei, maar dat is niet het geval. U hebt het aan mijn moeder doorgegeven. Die is er ook op haar manier mee omgegaan. En mijn ouders hebben het aan mij weer doorgegeven. Maar ook weer anders dan u dat deed. Dat is niet beter, maar ook niet minder.’

Even valt het stil.

Oma kijkt van haar dochter naar haar kleinzoon. Dan glimlacht ze. ‘Wat ben ik blij met dit gesprek. Vertel me eens meer, Jasper, hoe jij het geloof ervaart en hoe je dat beleeft.’ Dan draait ze zich naar Astrid en zegt: ‘Meid, wat een gave knul hè. Hij zorgt toch maar mooi dat we met elkaar in gesprek kunnen raken. Tja, misschien ben ik ook wel een beetje te rechtlijnig en te behouden. Hoe heb jij dat eigenlijk ervaren toen je nog thuis woonde?’

Wat begon als een soort van terechtwijzing, groeide uit tot een mooi gesprek tussen drie generaties. Een gesprek over geloof en leven. Over ontvangen en doorgeven, van generatie op generatie. Het gesprek duurde tot laat in de middag …

Gezin

Uit de literatuur blijkt dat het gezin (of breder: de familie) de belangrijkste plaats is waar geloof wordt doorgegeven. Het is immers de eerste omgeving waarbinnen een kind in aanraking komt met geloof.

Doorgeven van generatie op generatie brengt ook vernieuwing en verandering

Later komen daar vrienden, school en kerk bij. Een prachtig moment aan tafel, wanneer de kleine dreumes voor het eerst de handjes samen doet en de oogjes dichtknijpt. En tenslotte ‘amen’ brabbelt. In de tijd daarvoor heeft het kind de kunst goed afgekeken.

Geloofsoverdracht vindt plaats van generatie op generatie. Van grootouders op ouders, van ouders op kinderen. Wat geloof betreft, staan we op de schouders van onze voorouders. Het doet denken aan de tekst uit Deuteronomium 6 waar staat: ‘Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat.’ (Deut. 6:6,7, vert. NBG1951)

Opvoeden en grootbrengen in het geloof is verankerd in de verbondsgeschiedenis van God met de mensen.

Vanuit de relatie met belangrijke mensen om je heen leer je van jongs af aan in relatie met God leven. Martin Buber vat het samen in één zin: ‘In den beginne is de relatie’.

Geloofsoverdracht

Binnen de relatie wordt het geloof doorgegeven. Dat noem ik bij voorkeur: geloofsoverdracht. Het woord ‘overdracht’ heeft te maken met traditie en betekent letterlijk overdragen. Bij traditie moeten we niet denken aan het doorgeven van een onveranderlijke en gestolde waarheid. Traditie vraagt ook om een vertaalslag van het verleden naar het heden.

Geloofsoverdracht is een wederkerig proces van geven en ontvangen, spreken en luisteren

Doorgeven van de ene generatie op de andere brengt ook vernieuwing en verandering met zich mee.

Geloofsoverdracht is een bewust en actief bezig zijn met het doorgeven van het geloofsgoed. Wat ouders belangrijk en waardevol vinden, geven ze graag door aan een nieuwe generatie. Tussen haakjes: het blijkt dat met name (groot)moeders heel actief zijn in geloofsoverdracht. Aan de ene kant betekent geloofsoverdracht ingroeien in de gemeenschap (socialisatie). Aan de andere kant gaat het erom op eigen benen te leren staan (zelfstandigheid). Die twee horen onlosmakelijk bij elkaar. Opgenomen in een gemeenschap waarin geloven verbindt, mag je dat ook zelf vorm gaan geven.

Het gezin is de levensvorm die identiteit ontwikkelt en traditie draagt.

Geloofsoverdracht vraagt om – en daarin verschilt het niet van ‘gewone’ opvoeding’ – liefde, respect ten opzichte van de volgende generatie. Je kunt het geloof niet aan kinderen opleggen of voorschrijven.

Dan ga je voorbij aan de eigenheid van het individu.

Hier komt ook de relatie weer om de hoek kijken.

Omdat er sprake is van een relatie kan geloofsoverdracht niet eenrichtingsverkeer zijn. Het is een wederkerig proces van geven en ontvangen, van spreken en luisteren. In die wederkerigheid kunnen ouderen van jongeren leren en jongeren van ouderen.

Om dat geloofsgesprek te kunnen voeren is er vertrouwen nodig, wederzijds respect, liefde en verbondenheid. In eerdere tijden werd er nog wel eens van uitgegaan dat de jongere generatie bijna als vanzelf in de voetsporen van het geloof zou gaan, zoals de oudere generatie. Maar de keuzes die de oudere generatie maakte, hoeven niet de keuzes te zijn die een nieuwe generatie maakt. En (groot)ouders kunnen daar vaak heel goed mee omgaan.

Levend geloof

Het gaat niet om een kant-en-klaar pakketje dat je aan een volgende generatie overhandigt. Vanuit dat gegeven spreken we van een ‘levend geloof’ dat doorgegeven wordt. Hoe dat gestalte krijgt?

Afrekenen met stereotiepe beelden die generaties van elkaar hebben

De gangbare momenten zijn te noemen als samen bidden, bijbellezen, samen zingen en naar de kerk gaan. Maar ook door hoe je als (groot)ouders je leven vormgeeft. Welke keuzes gemaakt worden en welke opvattingen er heersen. De wijze waarop je in het leven staat en je gedraagt. Welke normen en waarden belangrijk zijn. Hoe je omgaat met mensen en de natuur. De sfeer in het gezin.

Het mooie van geloofsoverdracht in het gezin (en de familie) is dat het niet aan tijd gebonden is. Het gebeurt in het alledaagse leven. Soms is er een vastgesteld moment zoals het bijbellezen aan tafel.

Maar het kan ook zo maar zijn dat je onder de afwas of onder het klussen of in de auto een gesprek hebt over (aspecten van) geloof. Het is goed dat je daar als (groot)ouders op bedacht bent. Een opmerking van een kind/tiener/adolescent kan een kapstok zijn om een inhoudelijk geloofsgesprek te hebben. Ik herinner het me nog goed. Ik reed in de auto met op de achterbank mijn dochter. Ineens klonk de vraag:

‘Hoe ziet de hemel eruit, papa?’ Door zo’n vraag word je ook zelf weer uitgedaagd om erover na te denken.

Intergenerationeel

Het geloofsgesprek voltrekt zich op het scharnierpunt van verleden en heden. In familieverband kan een mens verantwoordelijkheid en zorg leren dragen naar een eerdere generatie en naar toekomstige generaties. Dat klinkt prachtig door in Psalm 78. De Psalmdichter zegt: ‘Wij hebben het gehoord, wij weten het, onze ouders hebben het ons verteld.’ En dan staat er in de volgende zin: ‘Wij willen het onze kinderen niet onthouden, wij zullen het aan het komend geslacht vertellen’ (NBV21). Wanneer ik de vraag krijg van mijn dochter gebeurt er in korte tijd heel veel. Graag wil ik haar antwoorden.

Soms zomaar onder de afwas of bij het klussen of in de auto…

Maar gelijktijdig schiet het door me heen hoe ik er zelf over denk. En bijna als vanzelf ga ik terug in mijn herinnering naar hoe mijn ouders daarover dachten, en wat ik van hen heb meegekregen. Wat je van huis uit hebt meegekregen, geef je een plek in je eigen leven en denken. Vervolgens mag je dat weer doorgeven aan een nieuwe generatie. Het geloofsgesprek is een gesprek tussen de generaties, al of niet fysiek aanwezig. In dat gesprek tussen de generaties kan je van elkaar leren.

Wederkerig

Bij dat leren van elkaar is één ding van groot belang.

Dat mensen respect hebben voor elkaars zienswijze of overtuiging. Vanuit dat wederzijdse respect kan het geloofsgesprek tussen generaties gevoerd worden. In alle openheid en in vertrouwen.

Dat betekent dat je af moet rekenen met de stereotiepe beelden die generaties van elkaar hebben.

Ouderen zijn niet per definitie behoudend. Jongeren willen niet per definitie alles vernieuwen of veranderen. Dat kan juist heel verrassend door de generaties heenlopen.

Om dat op het spoor te komen zijn twee dingen nodig. Het eerste is dat je elkaar de ruimte geeft en laat uitspreken. Daarnaast dat je goed luistert. Daar past geen autoritaire houding van de oudere generatie bij, alsof zij de waarheid in pacht heeft. Het vraagt wel moed om als oudere generatie te kunnen spreken over twijfel en onzekerheid. Oordeel niet, maar stel vragen, dan kom je verder. Het delen in elkaars geloofsverhaal kan juist bijdragen aan de vreugde, de verwondering en de dankbaarheid om wat je samen deelt.

Tenslotte

Waar generaties het geloofsgesprek aangaan, gebeuren waardevolle dingen. Verschil in leeftijd en leefwereld hoeven geen belemmering te zijn voor het geloofsgesprek. Als er maar wederzijds respect en openheid is. Dan kun je over en weer veel van elkaar leren. Dan kun je groeien aan en met elkaar, en samen in geloof. Het lijkt misschien een beetje eng om over geloof te spreken met diverse generaties.

Doe het maar gewoon. Dan blijkt dat de uitdaging tot grote vreugde leidt.

Jan Minnema is gemeentepredikant en contextueel hulpverlener. Hij is bezig met een promotie onderzoek over ‘Geloofsoverdracht in contextueel perspectief’.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken