Menu

Basis

God geeft niet op: Ria van Dinthers verlangen naar het wezenlijke

Interview met Ria van Dinther abdis van clarissenklooster de bron in Nijmegen

‘De afdalende beweging van hoog naar laag, het vergankelijke ten opzichte van het eeuwige, ten opzichte van datgene dat op een andere manier gelukkig maakt. Het blijft actueel en stemt tot nadenken: wat zijn de echte waarden in het leven, waar gaat het om. Wat vervult mij, wat heeft eeuwigheidswaarde.’ Voor Ria van Dinther (1960), abdis van het Nijmeegse Clarissenklooster, heeft ‘Eeuwig’ vooral te maken met de Eeuwige, met het gaan van de geestelijke weg en met de keuzes die je maakt.

‘Een grote en lofwaardige ruil’

We spreken elkaar in een kleine kamer vlakbij de ingang van het klooster. Ria, gekleed in haar bruine habijt, zit tegen over me. Sinds vorig jaar is ze abdis. Het is de tweede keer, toen ze 39 was werd ze daartoe voor het eerst gekozen. Indertijd werd dat een periode van 12 jaar. Ria vertelt hoe mooi verschillende lijnen in haar leven bij elkaar komen. Enerzijds het sociale aspect, voordat ze in 1988 intrad studeerde ze orthopedagogiek en later volgde ze de opleiding tot geestelijk begeleider, anderzijds haar leven in relatieve beslotenheid als abdis bij haar medezusters.

Veel inspiratie en herkenning vindt Ria bij Clara van Assisi. Haar spiritualiteit en haar geschriften, met name de brieven van Clara aan Agnes van Praag, raken haar. Agnes (1211-1282) was als koningsdochter voorbestemd om een rijke man te trouwen. Zij hoort echter over het leven van Clara in San Damiano en besluit dat ze ook zo wil leven. Clara verneemt dit en schrijft een brief waarin ze haar vreugde uit over het pad dat Agnes heeft gekozen. Een belangrijke metafoor in deze eerste brief is het beeld van de ruil: in plaats van de roemruchte keizer heeft zij de arme Gekruisigde als Bruidegom aanvaard. De rijkdom van de keizer is vergankelijk, de gave van de arme Gekruisigde is rijk en blijvend. Clara wenst Agnes in deze brief toe dat zij door deze ruil de heerlijkheid van het eeuwige geluk verwerft.

Enkele regels uit de eerste brief van Clara aan Agnes van Praag (1237): “Maar gij hebt dit alles versmaad en met heel uw geest en met al de liefde van uw hart hebt gij de voorkeur gegeven aan de allerheiligste armoede en aan lichamelijke ontbering (…) Want de verachting van de wereld is u liever geworden dan eerbetoon, de armoede liever dan vergankelijke rijkdom en gij verzamelt u liever schatten in de hemel dan op aarde (…) Daarom hebt gij uw kleren, namelijk de vergankelijke rijkdom, afgelegd om goed in staat te zijn niet te bezwijken voor degene die met u vecht. Zo kunt gij langs de smalle weg en door de nauwe poort het rijk der hemelen binnengaan (…) Ja, het is een grote en lofwaardige Ruil, het vergankelijke in ruil voor het eeuwige te verlaten, het hemelse in ruil voor het aardse te winnen, het honderdvoudige te ontvangen in ruil voor het ene, en het zalige leven voor altijd te bezitten.”

‘Het gaat om de thematiek van het vergankelijke verwerpen en het eeuwige verwerven. Er is zoveel oppoetserij naar buiten toe. Clara zegt: dat is allemaal vergankelijk, dat is niet wezenlijk. We kunnen ons zo laten bezetten, als het ware bezeten worden van alles wat naar buiten toe misschien van waarde is, maar waar het ten diepste niet om gaat,’ licht Ria de woorden van Clara toe. ‘We willen en moeten soms veel, er is een groot aanbod, maar veel doet er eigenlijk niet toe. Als je je dat bewust wordt en er bij stilstaat, kun je je verlangen op het spoor komen.’

Voor Ria is het een verlangen naar God, een verlangen om dichterbij de Eeuwige te kunnen zijn. Ze vertelt hoe de ‘ruil’ waar Clara over spreekt, zich voltrekt door een ‘afdalende’ beweging. De ‘ikgerichtheid’ en alle op de buitenkant gerichte zaken worden losgelaten om uit te komen bij de vraag: ‘Waar gaat het ten diepste om in het leven?’

Stilte en liturgie

‘Die vraag is als een aansporing,’ vertelt Ria, ‘En heeft ook te maken met het innemen van een ander perspectief. Niet wij zijn het centrum, maar Gods liefde is het middelpunt. Hij is het die ons uitnodigt om in beweging te komen.’ Dat ervaart zij bijvoorbeeld in de stilte en in de liturgie. Steeds wordt Ria uitgenodigd door Zijn terughoudende aanbod van liefde: ‘Ik ben er.’ In het bijzonder treft haar de doxologie van de psalmen. Het ontroert haar om in de beweging te mogen staan, die er vanaf het begin is: ‘En God zag dat het goed was. Vervolgens gaat het voortdurend verkeerd en krijgen we steeds weer nieuwe kansen. Maar toch zijn we op weg naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.’ Ze vertelt hoe ze al vroeg iets van die beweging heeft mogen ervaren in haar jeugd, waar ze opgroeide met haar grootmoeder in huis. Haar aanwezigheid werkte ‘voorbeeldig’. Ria zag haar vaak bidden en dat wekte bij haar het verlangen om daar ook deel van te mogen uitmaken.

De ‘ruil’ waar Clara over spreekt, voltrekt zich door een ‘afdalende’ beweging

Scheppingskracht

Voor Ria klinkt Gods liefdevolle aanbod overal. Zoals in de kapel: ‘Daar hebben we glas-in-loodramen waarvan verschillende taferelen te maken hebben met het scheppingsverhaal. Het is een uitnodiging om zo met elkaar te leven dat we iedere dag kunnen ervaren: ‘En God zag dat het goed was.’ Die oproep voel ik steeds. Om me te laten raken en om er te zijn zoals ik ben, met al mijn tekortkomingen en gebreken. Het hoeft niet allemaal perfect. Perfectie nastreven kan ook vergankelijke roem worden. De lichtval van die glas-in-loodramen laat mij zien dat wij in het licht van God mogen zijn wie wij zijn en hele mensen worden.’

Het ontroert Ria in de eeuwige beweging te mogen staan, zoals verwoord in de doxologie van de psalmen: ‘Eer zij de heerlijkheid Gods: Vader, Zoon en heilige Geest. Zo was het in den beginne, zo zij het thans en voor immer; tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.’

Het raakt haar omdat er ook de andere, weerbarstige, kant is: ‘Het dagelijkse leven verloopt allesbehalve gladjes en kan soms zeer moeizaam en verdrietig zijn. Maar toch zijn er ook mooie en waardevolle gebeurtenissen, zoals liefde en vriendschap tussen mensen in lief en leed, conflicten die geen eindpunt hoeven te zijn.’ En Ria vertelt over een lichtpuntje in het pijnlijke proces van de dementie van haar moeder: ‘Soms, heel onverwacht, noemt ze ineens mijn naam.’

In de gesprekken die zij als geestelijk begeleider heeft, is ze dikwijls onder de indruk van de kracht tot opstanding in mensen, ondanks alles wat er speelt. Het is een sterke levenskracht, een vonkje van de eeuwigheid. Dat ziet ze ook in de natuur. Ria werkt graag in de tuin en het ontroert haar om te zien hoe ieder voorjaar, als de grond nog koud is van de vorst, de rabarber en pioenrozen weer omhoog worden gestuwd om te beginnen aan een nieuwe groeiperiode: ‘Het leven wijkt niet, het is niet tegen te houden. Deze voortdurende scheppingskracht die niet van ons is, raakt aan de eeuwigheid. Het is de eeuwige cyclus van dood en leven waar wij deel van uitmaken. Daar worden wij voortdurend in gewekt en tot leven geroepen: ‘En God zag dat het goed was.’ Het is het Eeuwige Nu, waarin alles komt en gaat, en wij er mogen zijn.’

Het leven ontvangen

We gaan in het gesprek terug naar waar we begonnen, naar Clara van Assisi. Ria vertelt hoe Franciscus en zij beiden vervuld waren van de gedachte dat God mens is geworden. Ook hier gaat het over een neerdalende beweging. Het is God die neerdaalt en ons menselijk leven niet te min acht. Voor Ria is dat onthullend en onthutsend: ‘Dat God ons zo nabij wil zijn. Psalm 8 raakt voor mij aan dat wonder: ‘Wat is de mens dat Gij hem aanziet.’ Wij mogen een plek innemen in die eeuwige beweging. Dat besef maakt schatplichtig, doet de vraag stellen hoe je dat cadeau, dat ons om niet gegeven wordt, kan ontvangen.’ Tegelijkertijd laat het haar realiseren dat je het leven niet in de hand hebt.

God geeft niet op. Hij begeeft het niet in ons, ondanks ons

Het is niet maakbaar, we mogen ontvangen. Dat brengt ook rust: ‘Je bent door Hem gewild en mag je aan Hem toevertrouwen. Wij hoeven ons niet druk te maken om van alles en nog wat. God zorgt voor ons. Hij heeft mij neergezet op deze plek.’ Het leven dat ons geschonken wordt, de weg die een mens te gaan heeft. Soms is het een vreugde, soms een beproeving. Het is gave en opgave: ‘Maar,’ eindigt Ria, ‘steeds weer krijgen we een nieuwe kans. God geeft niet op. Hij begeeft het niet in ons, ondanks ons. Het is de weg, van Genesis tot aan een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.’ God die het niet begeeft. Het is een mooi slot van een bijzonder gesprek. We staan op, het loopt tegen vijven. Tijd voor de Vespers. In stilte begeven we ons naar de kapel. Om te ontvangen wat de liturgie ons vandaag te zeggen heeft.

Literatuur

Edith van den Goorbergh en Theo Zweerman, Clara van Assisi: licht vanuit de verborgenheid. Over haar brieven aan Agnes van Praag, Van Gorcum, Assen, 1994.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken