Menu

Premium

Haat

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

Niet alleen buitenstaanders, maar ook christenen hebben moeite met bijbelteksten waarin de haat tegen mensen wordt gelegitimeerd (zie Ps. 137:9 en 139:21-22), temeer daar Jezus zo radicaal vraagt om ook de vijanden lief te hebben (Mat. 5:43-44). Ook deze vraag kan ons trouwens in verlegenheid brengen. Wie de oorlog nog heeft meegemaakt, weet hoe moeilijk het is om je vijanden te vergeven. Wordt in de bergrede, waar ook deze tekst toe behoort, niet een moreel hoogstandje van ons verwacht? We moeten er wel op bedacht zijn dat in óns gebruik van het woord ‘haat’ de nadruk ligt op het emotionele aspect. Dat is in de Bijbel niet altijd zo. In de psychologie heeft men bovendien in de laatste jaren ontdekt hoe belangrijk het is om gevoelens van haat en wraak niet weg te stoppen en te ontkennen. Natuurlijk kunnen we dat soort reacties ook niet primitief uitleven, maar we zullen ze onder ogen moeten zien en moeten proberen ermee in het reine te komen.

In onze cultuur ziet men de religie (inclusief het christendom) soms als een belangrijke oorzaak van haat en geweld in de wereld. Methoeveel recht kan men daarvoor naar de Bijbel wijzen? Een behandeling van het begrip ‘haat’ in de Bijbel geeft daarop niet het laatste antwoord, maar helpt ons op weg.

Woorden

De bijbelse woorden voor ‘haten’, sanee (Hebreeuws) en misein (Grieks), worden doorgaans met ‘haten’ vertaald. De SV doet dit vrij consequent (zie daarvoor bijv. Trommius’ concordantie). Latere vertalingen hebben vaak anders vertaald, om misverstanden te voorkomen. Vergelijk de SV met de latere vertalingen van Spreuken 11:15 en 13:24. De genoemde Hebreeuwse en Griekse woorden hebben namelijk een bandbreedte die gaat van het gevoelsmatig bepaalde ‘haten’ tot het meer zakelijke ‘afwijzen’, ‘verwerpen’ en ‘op de tweede plaats zetten’.

Betekenis in context

Oude Testament

God haat

Het Oude Testament spreekt duidelijk over Gods haat, toorn, berouw, liefde enzovoort. Nu drukt het woord ‘haat’ niet alleen maar een gevoel uit. Het kan ook gaan om een levenshouding, waarin bewust of onbewust beslissingen genomen en keuzen gedaan worden. Soms kan het gevoel helemaal op de achtergrond komen. In Spreuken 13:24 staat: ‘Wie zijn roede spaart, haat zijn zoon’. Om een sterke affectie bij deze vader gaat het niet, wel om een levenshouding die in de ogen van de spreukendichter tekortschiet en deze zoon feitelijk tekortdoet (vgl. Spr. 14:20).

In het Oude Testament valt de nadruk op Gods haat tegen alle afgoderij (Deut. 12:31; Jer. 44:4 enz.) en onrecht, bijvoorbeeld roof (Jes. 61:8). God haat de zonde. Toch vinden we ook een aantal keren dat God de zondaar haat.

Zo bijvoorbeeld in Hosea 9:15: ‘Al hun boosheid is in Gilgal, daar heb Ik ze dan ook gehaat; wegens hun boze handelingen zal Ik ze uit mijn huis verdrijven.’ Hier blijkt uit de parallellie van de twee zinsdelen dat het bij de haat van God met name gaat om zijn feitelijke beslissing om Israël te verdrijven. ‘Haaf ligt hier in de buurt van ‘verwerping’ (vgl. Jer.12:7-8).

De mens haat

Ook in de intermenselijke verhoudingen moeten we bedenken dat ‘haat’ een sterke gevoelsmatige lading kan hebben (2 Sam. 13:15 SV; Ps. 25:19), maar ook een meer praktische levenshouding kan aangeven (zie boven). In de terminologie van de politieke verdragen van die tijd kon trouw van de vazal aan zijn superieur uitgedrukt worden met het woord ‘liefhebben’ en ontrouw met het woord ‘haten’, woorden die zakelijke beslissingen uitdrukten.

In Leviticus 19:17-18 vinden we een verbod om de naaste te haten: ‘Gij zult uw broeder in uw hart niet haten… Gij zult niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover de kinderen van uw volk, maar uw naaste liefhebben als uzelf…’ Dat het hier wél gaat om een sterke gevoelslading bij het woord ‘haten’, blijkt uit de bepaling ‘in uw hart’. Deze bepaling geldt nadrukkelijk de ‘naaste’, dat is: de mede-Israëliet. Het Oude Testament kent geen algemeen verbod om de medemens te haten. Wel valt de nadruk op het haten van de zonde. Zo bijvoorbeeld in Psalm 97:10: ‘Gij die de Here liefhebt, haat het kwade’.

Toch komen we in het Oude Testament ook een enkele keer tegen dat de zondaars gehaat worden, zonder dat dit afgekeurd wordt. Psalm 139:21-22 zegt: ‘Zou ik niet haten, Here, wie U haten, niet verafschuwen wie tegen U opstaan? Ik haat hen met een volkomen haat, tot vijanden zijn zij mij’ (vgl. Ps. 31:7). Hiergaat het zowel om gevoelsuiting als om levensrichting. We moeten niet over het hoofd zien dat het in deze psalm niet primair gaat om persoonlijke haat- en wraakgevoelens, maar om haat tegen hen die zich van God en zijn geboden niets aantrekken. Wel kunnen we stellen dat de haat tegen de zonde en de haat tegen de zondaar in het Oude Testament soms samenvallen terwijl er in het Nieuwe Testament, bijvoorbeeld in de woorden van Jezus’ bergrede, meer onderscheid tussen gemaakt wordt. Daar geldt sterker: ‘de zonde haten en de zondaar liefhebben’.

In het boek van de Spreuken

Het woord ‘haat’ wordt in het Spreukenboek gebruikt om de tegenstelling tussen een leven volgens Gods geboden en een goddeloos leven uit te drukken. Onrechtmatig gewin moet worden gehaat (28:16) en zo ook dubieuze geschenken (15:27) en leugentaal (13:5), omdat de Here zelf dit soort dingen haat (6:16-19). Kortom, ‘De vreze des Heren is het kwade te haten’ (8:13). Met andere woorden: respect voor God en zijn geboden leidt tot afkeer van alles wat daar tegenin gaat.

Ook van de kant van de spotter en de goddeloze wordt gezegd dat hij haat: namelijk de tucht (5:12), de terechtwijzing (9:8; 15:10), de kennis (1:22, 29). Deze levenshouding keert zich echter tegen hen, want wie de wijsheid haten, ‘hebben de dood lief’ (8:36).

Van mensen kan worden gezegd dat ze haten en gehaat worden: ‘Mannen des bloeds haten de rechtschapene’ (29:10) en zo geldt ook omgekeerd: ‘een man met slinkse streken wordt gehaat’ (14:17).

Nieuwe Testament

Je vijand niet haten maar liefhebben

In het Nieuwe Testament grijpt Jezus terug op bovengenoemde tekst uit Leviticus 19:1718: ‘Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten. Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen…’ (Mat. 5:43-44). Nu vinden we wel de oproep om de naaste lief te hebben in het Oude Testament terug, maar niet het gebod om de vijand te haten. Jezus zal hier verwijzen naar wat er in die tijd in brede kringen van zijn volk over de vijanden (de Romeinen!) werd gezegd. Uit de bibliotheek van de kloostergemeenschap in Qum-ran weten we dat in deze groepering opgeroepen werd tot haat tegen de vijanden. ‘De zonen van het licht’ (de leden van de sekte) moeten bemind worden en ‘de zonen van de duisternis’ (alle anderen) gehaat. Waarschijnlijk zet Jezus deze theologie onder kritiek en stelt dus een item aan de orde dat in die tijd buitengewoon actueel was. Het gebod om ook de vijand lief te hebben, is revolutionair. Jezus wijst dus de theologie van Qumran af en geeft een uitbreiding en radicalisering van het liefdegebod van Leviticus 19:17-18.

Twee opmerkingen zijn daarbij nog nodig: a. Jezus roept zijn hoorders in Matteüs 5:4344 niet op tot een bovenmenselijke morele prestatie. De Bergrede (Mat. 5-7) laat zien dat de geboden die Jezus daar geeft alleen te volbrengen zijn, als wij zelf weten van de goedheid en de liefde van God. We hoeven alleen te geven wat we zelf ontvangen hebben. b. In dit verbod van de haat en het gebod van de liefde, ook tot de vijand, gaat het niet primair om een bepaald gevoel waartoe wij ons zouden moeten dwingen, maar om een levenshouding en een levenspraktijk. Je hoeft je vijand niet sympathiek te vinden, maar als hij aan de kant van de weg ligt, ben je geroepenom hem te helpen. Dat is ‘je vijand liefhebben’.

Je vader en moeder haten

Opvallend is de uitdrukking die we in Lucas 14:26 tegenkomen: ‘Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn’ (vgl. Joh.12:25). De parallel in Matteüs 10:37 zet ons op het goede spoor: ‘Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig… ‘ Ook hier gaat het niet om haten in de gevoelsmatige zin van het woord, maar om een keuze waarbij er maar één op de eerste plaats kan komen. Op de achtergrond staat, zoals zo vaak in het Nieuwe Testament, een Hebreeuws woord. Zo zegt Genesis 29:31 dat Lea door Jakob ‘gehaat’ was (SV). Bedoeld is echter, dat ze niet zijn lievelingsvrouw was, dat was namelijk Rachel. Deze situatie vinden we ook in Deuteronomium 21:15, waar het gaat over het geval dat een man zijn ene vrouw liefheeft en de andere ‘haat’. Ook hier betekent dit woord dat hij de laatstgenoemde vrouw niet op de eerste plaats heeft staan. In Lucas 14:26 (zie boven) betekent het dat Jezus deze ‘nummer één’ voor zijn discipelen wil zijn. Daar moeten zelfs de familiebanden voor wijken. In een tijd van vervolging was het namelijk heel concreet: wie kiest vóór Jezus kan daarmee zijn eigen leven en zo ook zijn familierelaties op het spel zetten.

‘Jakob heb Ik liefgehad, maar Ezau heb Ik gehaat’ (Rom. 9:13)

In Romeinen 9:13 vinden we de moeilijke tekst: ‘Jakob heb Ik liefgehad, maar Ezau heb Ik gehaat’. We moeten dit uitleggen zoals bovenstaande teksten: ook God heeft maar één ‘nummer één’ en dat is in de Bijbel Jakob (= Israël). Zo vinden we het al in Maleachi 1:3. Wat in Romeinen 9:13 staat, moeten we niet willen gladstrijken. God kan soms ‘nee’ tegen een mens zeggen. Maar Hij is vrij om van zijn ‘nee’ een ‘ja’ te maken. Wie doorleest in Romeinen vindt dat in Paulus’ uiteindelijke perspectief God Zich over allen ontfermt (11:32). Dit wordt het meest duidelijk als we letten op het lot van het volk Israël. Israël, het volk dat door God is uitverkoren, wordt door God verworpen, voorzover en omdat het Jezus niet als de Messias aanvaardt (11:7-10), maar uiteindelijk heeft Paulus toch hoop voor het hele volk Israël (11:25-32).

Kern

Het kan bevrijdend zijn om te ontdekken dat in de Bijbel niet een bepaald gevoel gevraagd wordt (wie is zijn gevoelens meester?), maar een levenshouding en een levenspraktijk. Het gaat om de daadwerkelijke gehoorzaamheid aan het gebod van God in de omgang met de naaste. Daar hebben we trouwens onze handen ook wel vol aan.

Dat er in het Oude en Nieuwe Testament verschillende accenten gelegd worden bij de uitleg van het woord ‘haten’ is niet te ontkennen. De haat tegen het kwade wordt in het Oude Testament soms fysiek geïnterpreteerd. Zelfs de kinderen van de vijand moeten gedood worden (Ps. 137:9). De eliminatie van de zonde impliceert soms de eliminatie van de zondaar. Nu is de gedachte van het gericht van God – dat ons treft tot in ons fysieke bestaan toe – in het Nieuwe Testament niet afwezig (lees bijv. het boek Openbaring), maar hier wordt de mens minder opgeroepen om dit oordeel van God te voltrekken en meer om het aan God over te laten (Rom. 10:19). Dat zal ermee te maken hebben dat we in het Oude Testament een staat tegenkomen met een koning en een leger en in het Nieuwe Testament een weerloze gemeente. Bij Jezus zien we dat opgeroepen wordt om de zonde te haten en de zondaar lief te hebben. Het liefdegebod wordt uitgebreid van de volksgenoot tot ieder mens. Dit is de doorwerking van de intensivering van Gods liefde in Jezus Christus en van de uitbreiding van Gods heil tot alle volken.

De vraag aan het begin blijft ons bezighouden. Zijn de religies ook schuldig aan het aanwakkeren van haat en geweld tussen mensen? Het behoeft geen betoog dat bijvoorbeeld extremistische groeperingen binnen de islam sterke tendensen in deze richting laten zien. Wat het christendom betreft, past ons een bescheiden antwoord en dienen we de hand in eigen boezem te steken, gelet op een geschiedenis waarin ook kruistochten en inquisitie een plaats hadden. Maar onmiskenbaar geeft de Bijbel zelf een heldere lijn aan, die uitloopt op het liefdegebod met als keerzijde het haatverbod. Dat er in het Oude Testament teksten voorkomen die, geïsoleerd gebruikt, tot haat kunnen aanzetten is duidelijk. Dat geldt ook voor het Nieuwe Testament. Toch heeft wie zich daarop beroept de hoofdlijn van de Bijbel niet mee.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: liefde, moeder, vader, vloek, wraak.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken