Menu

Premium

Hogepriester

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Het verschijnsel is wereldwijd en eeuwenoud: elke ingewikkelde organisatie kent een hiërarchische structuur. Aan de top van het leger staat de generaal. Na een zorgvuldige voorbereiding is hij degene die het sein tot de aanval geeft. Hij draagt de eindverantwoordelijkheid. In het zakenleven is de gang van zaken nauwelijks anders. De president-directeur is degene die het beleid bepaalt. Hij kan veel winnen, maar ook veel verliezen. In de antieke wereld vormden de talrijke priesters een maatschappelijke klasse met veel macht en invloed. Wie aan het hoofd stond, was een gewichtig man.

Grondtekst

In het Hebreeuws van het Oude Testament bestaat geen specifieke term voor het ambt van hogepriester. Dat hangt naar alle waarschijnlijkheid samen met het gegeven dat eerst in de periode na de Babylonische ballingschap het gezag van de hoogste priester algemeen erkend werd. In enkele passages die betrekking hebben op gebeurtenissen uit de tijd voorafgaande aan de ballingschap wordt gesproken over hakkohen (de priester) ter onderscheiding van de overige priesters (1 Sam. 22:11; 2 Kon. 12:8; 23:4; Jer. 29:25-26). Naderhand wordt zowel gesproken over hakkohen haggadol (de grote priester; 2 Kon. 23:4) als over kohen harosj(opperpriester, 2 Kron. 19:11; 24:11; 26:20; 31:10). In het Nieuwe Testament bestaat geen ondubbelzinnigheid. Het Griekse woord archiereus komt vooral voor in de lijdensverhalen in de vier evangeliën (Mat. 26:62-65; Mar. 14:60-66; Luc. 22:54; Joh. 18:12-27). Als de voorzitter van het Sanhedrin speelt de hogepriester ook een leidinggevende rol in de ondervragingen van de eerste apostelen (Hand. 4:6; 5:17,21,27; 7:1; 22:5; 23:2). Tenslotte kan in dit kader de brief aan de Hebreeën niet ongenoemd worden gelaten: Jezus als de Hogepriester (Hebr. 2:17; 4:14-15; 5:1,5,10; 6:20; 7:26-28; 8:1,3; 9:7,11,25; 13:11).

Letterlijk en concreet

a.Politieke ontwikkelingen beïnvloedden het ambt van hogepriester. Voor de Babylonische ballingschap was de hoogste in de hiërarchie van priesters in feite ondergeschikt aan de koningen uit de dynastie van David op de troon van Jeruzalem. Na de ondergang van Jeruzalem in 586 komt in die situatie een ingrijpende verandering. Vanaf dat moment zal het joodse volk niet meer geregeerd worden door nakomelingen van koning David. De terugkeer uit deBabylonische ballingschap brengt niet het herstel van het koningschap. Het joodse volk wordt niet onafhankelijk. Juda is niet meer dan een tempelstaatje met Jeruzalem als centrum. Onder die omstandigheden neemt het gezag van de hogepriester toe en wordt hij in feite de geestelijke en politieke leider van het joodse volk.

b.Het heeft er alle schijn van dat de beschrijvingen van de taken van de hogepriester in de Pentateuch beïnvloed zijn door de hierboven beschreven ontwikkelingen na de Babylonische ballingschap. Van essentiële betekenis is zijn optreden tijdens Grote Verzoendag. Alleen de hogepriester mag, niet vaker dan eenmaal per jaar, binnentreden in het binnenste van de tempel – het allerheiligste – ten einde verzoening voor de gehele gemeenschap te bewerkstelligen (Lev. 16).

c.Evenals dat voor het ambt van alle priesters gold, was ook dat van de hogepriester erfelijk (Lev. 6:15; Num. 20:22-26). De reinheidsvoorschriften voor de hogepriester waren nog weer strenger dan die voor de andere priesters. Hij mocht geen lijk aanraken en diende met een maagd in het huwelijk te treden (Lev. 20:11-16). De dood van de hogepriester had tot gevolg dat het kwaad dat anderen deden, kon worden kwijtgescholden (Num. 35:28; Joz. 20:6).

d.In de periode van het Nieuwe Testament was het hogepriesterschap zijn zelfstandige positie goeddeels kwijtgeraakt. Herodes de Grote had veel invloed bij benoemingen en dat gold ook voor de Romeinse procuratoren die sedert de verdrijving van Archelaüs in 6 na Chr. als directe vertegenwoordigers van de keizer te Rome het gezag in Judea uitoefenden. Tekenend voor de ondergeschikte positie van de hogepriester mag worden genoemd dat zijn prachtig versierde ambtsgewaad door de Romeinen werd bewaard in de burcht Antonia. Wie de hoogste rang in de tempelhiërarchie wilde bereiken, moest de steun verwerven van de Romeinse bezettingsautoriteiten. Annas hield het betrekkelijk lang vol – van 6-15 na Chr. – en bleef ook na zijn aftreden invloedrijk (Luc. 3:2; Joh. 18:13-24; Hand. 4:6). Zijn schoonzoon Kajafas bekleedde het hoogste priesterambt zelfs gedurende een periode van achttien jaar – van 18-36 na Chr. Hij was de hogepriester die leiding gaf aan de ondervraging van Jezus (Mat. 26:3,57; Joh. 11:49; 18:13-28) en naderhand van de eerste apostelen (Hand. 4:6). Zijn opvolger, Jonatan, een zoon van Annas verdween al na een jaar van het toneel. Andere zonen van Annas zouden volgen. Een van hen was Annas II die in het jaar 62 als hoogste joodse gezagsdrager een centrale rol speelde in de veroordeling en terechtstelling van Jakobus de Rechtvaardige, de broer van Jezus. De Zeloten beschouwden het hogepriesterschap van de familie van Annas en Kajafas als een gruwel. Nadat zij gedurende de eerste fase van de Joodse Oorlog (66-70) bij verrassing de stad Jeruzalem hadden veroverd, was een van hun eerste daden het aanstellen van een nieuwe hogepriester die weer, geheel in overeenstemming met Schrift en traditie, uit het geslacht van Sadok afkomstig was.

Beeldspraak en symboliek

a.Uit het woordgebruik valt af te leiden dat functie en betekenis van de hogepriester in de periode van het Oude Testament niet duidelijk zijn omschreven. Hij treedt voornamelijk op als de primus inter pares: hij staat aan het hoofd van de priesterhiërarchie. Als uitzondering op die regel mag zijn optreden tijdens Grote Verzoendag worden genoemd. Op die bijzondere feestdag is hij onvervangbaar: ‘De priester die men door zalving gewijd heeft en die zijn vader in het ambt opvolgt, voltrekt de verzoeningsrite en doet daarvoor de heilige, linnen gewaden aan. Hij is het die de verzoeningsrite voltrekt voor het heiligste deel van het heiligdom, voor de tent van samenkomst en het altaar, evenals voor de priesters en heel het samengeroepen volk’ (Lev. 16:32-34).

b.In het Nieuwe Testament wordt een dubbelzinnig beeld geschetst van de hogepriester. In eerste instantie wordt het door negatieve aspecten gemarkeerd. In zijn functie van voorzitter van het Sanhedrin krijgt hij de rol van de tegenstander bij uitstek van zowel Jezus als van de eerste apostelen. Hij leidt de ondervraging en op zijn voorstel wordt Jezus veroordeeld op beschuldiging van godslastering (Mat. 26:62-66; Mar. 14:60-64; Joh. 11:45-57; 18:12-27 – het is opmerkelijk dat in het evangelie van Lucas geheel wordt gezwegen over dit facet van het proces tegen Jezus (vgl. Luc. 22:63-71).

c.Uniek is de visie op de hogepriester in de brief aan de Hebreeën. In de geschriften van het Nieuwe Testament krijgt Jezus een groot aantal titels – Zoon van David, Zoon van God, Zoon des mensen, Heer, etc. – maar alleen in dat nieuwtestamentische geschrift wordt hij hogepriester genoemd: ‘Nu wij een verheven hogepriester hebben, een die de hemelse sferen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, moeten wij vasthouden aan onze belijdenis’ (Hebr. 4:14). Hij wordt een barmhartig en getrouw hogepriester genoemd die in staat is de zonden van het volk te verzoenen (Hebr. 2:17). Hij kan voor ons bij God pleiten, omdat hij solidair met ons is geweest: ‘want wij hebben een hogepriester die in staat is om mee te voelen met onze zwakheden; Hij werd zelf op allerlei manieren op de proef gesteld, precies zoals wij, afgezien dan van de zonde’ (Hebr. 4:15). De brief aan de Hebreeën wordt beheerst door een spanning tussen ‘continuïteit’ (de betekenis van Jezus wordt in de allereerste plaats geïnterpreteerd in het licht van Schrift en traditie) en ‘discontinuïteit’ (de betekenis Jezus overtreft – aangeduid met begrippen als nieuw, méér, beter – Schrift en traditie). Dat wordt met name duidelijk in het beeld van de hogepriester. Jezus wordt weliswaar hogepriester genoemd (continuïteit), maar hij is beslist geen hogepriester naar de ordening van Aäron (discontinuïteit). Het hogepriesterschap van Aäron en zijn opvolgers kon geen definitieve verzoening met God bewerkstelligen. Daarom is het hogepriesterschap van Jezus van een andere, een hogere orde (Hebr. 7:11-21). Hij is hogepriester naar de ordening van Melchisedek (vgl. Gen. 14:17-20): ‘De naam Melchisedek betekent in de eerste plaats “koning van gerechtigheid”; verder is hij ook nog koning van Salem, dat is “koning van de vrede”. Hij heeft geen vader, geen moeder, geen stamboom, zijn leven heeft begin noch einde. Maar hij lijkt op de Zoon van God, hij blijft voor altijd priester’ (Hebr. 7:2-3). In die bijzondere hoedanigheid ontvangt het hogepriesterschap van Jezus zijn unieke functie:’Zo’n hogepriester hadden wij ook nodig: een die heilig is, schuldeloos, onbesmet, afgescheiden van de zondaars, en hoog verheven boven de hemelen; Hij hoeft ook niet, zoals de hogepriesters, elke dag opnieuw eerst voor zijn eigen zonden offers op te dragen en daarna voor die van het volk, want dit heeft Hij eens en voorgoed gedaan, toen Hij zichzelf offerde’ (Hebr. 7:26-27). Deze hogepriester was tegelijkertijd offeraar en offer – een unieke combinatie die herhaling onnodig maakt en daarmee een definitief einde maakt aan de cultus in het Oude Testament (Hebr. 9:1-10:18).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 99; 106; 110; 132;133; 135; Gezang 97; 110; 134; 173; 175, 402; 446; Bijbel III: 16; 67; Gezegend: 95; Liederen: 29; Mond: 18;ZAD II: 32; Zing: 32; Zingend I-II: 25 (= Gezangen: 618); IV: 14; 56.

b.Poëzie:

Guillaume van der Graft, Verzamelde liederen, Baarn 1986, blz. 36: ‘Van de tabernakel’; 39: ‘Van de hogepriester’ (ook als lied te gebruiken).Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 10: ‘Aärons staf’. Anton Korteweg, De stormwind van zijn hand, Amsterdam 1975, blz. 36: ‘God roept u’. Jan Willem Schulte Nordholt, Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 220223: ‘Gedaanten van Jezus’.

c.Verwerking:

We dienen ons ervan bewust te zijn dat de symboliek van Jezus’ hogepriesterschap ver bij de beleving van de meeste mensen af staat. Een startvraag zou kunnen zijn: welke associaties hebben wij bij Jezus als hogepriester? Vervolgens leggen we die naast de beelden van Jezus als hogepriester in enkele liederen (zie 4a), tot slot luisteren we naar de beeldspraak van de brief aan de Hebreeën. Het begrip hogepriester brengt ons bij thema’s als: godsdienst en politiek, kerk en staat of overheid, leiderschap, middelaarschap, offer, verzoening en gerechtigheid.

Verwijzing

Verwant met het woord hogepriester zijn de woorden ‘koning‘, ‘bloed‘ en ‘offer‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken