Menu

Premium

Leugen, dwaling, vals getuigenis

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

Het gebruik van de woorden ‘leugen’, ‘dwaling’ en ‘vals getuigenis’ komen we in de geloofstaal van vandaag de dag minder tegen dan een aantal decennia geleden. De woorden roepen associaties op als ‘wij hebben gelijk en zij niet’. In een samenleving waarin we tal van ideeën en opinies ontmoeten, worden ook christenen voorzichtiger om de genoemde woorden in de mond te nemen. Anders dan voorheen hebben velen tegenwoordig het gevoel dat in het geloof de zaken niet zo zwart-wit liggen dat de opvattingen van anderen als leugen of dwaling betiteld kunnen worden.

Het gebruik van deze woorden in de geloofstaal is deels een afspiegeling van het gebruik in de dagelijkse spreektaal. Ten aanzien van levensbeschouwelijke opvattingen zal men een woord als leugen niet snel in de mond nemen. Daarentegen verwacht men ten aanzien van bijvoorbeeld politieke of juridische zaken de waarheid en een correct getuigenis.

Woorden

Aan het Nederlandse woord ‘leugen’ ligt in het Oude Testament een aantal Hebreeuwse woorden ten grondslag. De Hebreeuwse woorden sjeker (87 maal), kazav (22 maal), kachasj (5 maal) en sjav (53 maal) variëren in betekenis van ‘bedrog’ tot ‘leeg en waardeloos spreken’. De woorden hebben betrekking op het gedrag en het spreken van valse profeten en andere mensen. Van God wordt daarentegen gezegd dat Hij niet kan liegen (Num. 23:19; 1 Sam. 15:19; Ps. 89:36).

In het Nieuwe Testament zijn de woorden ‘leugen’, ‘dwaling, ‘vals getuigenis’ vertalingen van respectievelijk pseudos, plant en pseu-domarturia. In de Septuagint is pseudos veelal de vertaling van het Hebreeuwse sjeker.

Betekenis in context

Oude Testament

Leugen als misleiding en vroom gepraat

De woorden leugen, vals getuigenis en dwaling vormen een contrast met de God die trouw is, niet tegen zijn verbond ingaat en niet zal terugkomen op wat Hij heeft gezegd (Ps. 89:34-36).

Het woord sjeker komen we 37 maal tegen bij de profeet Jeremia. Met zijn prediking komt hij regelmatig in conflict met andere profeten. De inzet voor Jeremia is het ‘woord des Heren’ dat zij hebben verworpen (8:9). Hij beschuldigt zijn collega’s openlijk van leugenachtige dromen waarmee zij het volk misleiden (23:3 2). Deze profeten sporen het volk aan om in opstand te komen tegen de heerschappij van Babel, maar het resultaat van zo’n opstand zal averechts zijn. Velen zullen sterven (27:12v), de tempel zal volledig leeggeroofd worden (27:18) en de stad zal een puinhoop worden (27:17). Jeremia noemt dit optreden van andere profeten leugenachtig, dat wil zeggen: zij bedriegen het volk en zetten het op het verkeerde been. Het wil vervolgens ook zeggen dat hun woorden niet van God afkomstig zijn (27:15, 18).

Soms wordt voor het spreken van valse profeten een ander woord voor leugen gebruikt, sjav. Daarmee worden hun woorden als hol en leeg aangeduid (Ez. 13:8-9, vergelijk de SV die het woord vertaalt met ‘ijdelheid’). Eze-chiël keert zich in het dertiende hoofdstuk van zijn boek tegen mannen en vrouwen die er maar op los profeteren. Hij karakteriseert hun profetie als een product van eigen wensen en verlangens (13:3), waarmee zij ongetwijfeld het volk naar de mond praten. Zij beloven heil, terwijl er geen heil is (13:10). Profetie is bij hen niet meer dan een goedkope oplossing voor de ellende waarin het volk zich begeeft. Ondertussen steken zij hun handen niet uit de mouwen (13:4). Zulke woorden betitelt Ezechiël dan ook als leugenachtig, dat wil zeggen: als loos en vroom gepraat. Eze-chiël geeft aan dat God zelf zich tegen zulk gepraat zal keren omdat het vólk hier misleid wordt (13:8-10).

Leugen als levenshouding

Meest in het oog springend is het negende gebod, dat oproept om niet als een valse getuige, ‘eedsjeker, op te treden (Ex. 20:16). Dit gebod geldt zowel in een juridische context (Deut. 19:18) als voor de omgang tussen mensen (Spr. 6:19). Met name Spreuken meet uit wat de consequenties zijn van een vals of een waar getuigenis. Wie waarheid spreekt, doetrecht, is betrouwbaar en redt levens (12:17; 14:5, 25). Wie een vals getuigenis geeft, is één en al bedrog, blaast leugens, zijn woorden zijn als een zwaard en een scherpe pijl, en uiteindelijk zal hij omkomen (6:19; 14:5, 25; 19:9). In de Spreuken wordt op deze wijze een beeld geschetst van de rechtvaardige die in zijn spreken en handelen waarheid toont. Leugen staat lijnrecht tegenover waarheid (vgl. Ps. 52:2; 119:86; Spr. 6:17-19; 12:22). De gelovige die zich wil afkeren van de leugen, zal zich moeten richten op de woorden van God (Ps. 119:104) en Hem moeten vertrouwen (Ps. 40:5).

Nieuwe Testament

Leugen als schijn van waarheid {Paulus)

Het Nieuwe Testament sluit nauw aan bij het oudtestamentisch getuigenis over de betrouwbaarheid van God: God liegt niet (Tit. 1:2). Daartegen steekt de ontrouw van mensen schril af. Zij hebben de waarheid van God vervangen door de leugen, pseudos (Rom. 1:25). Leugen staat hier tegenover waarheid en heeft de betekenis van iets dat onwerkelijk is, een imitatie. Mensen hebben immers de waarheid vervangen door iets dat op God lijkt. Leugen kan de schijn van waarheid hebben. Daarom geeft Paulus elders aan dat de mens de leugen moet afleggen als een kleed (Ef. 4:25). In de eerste hoofdstukken van Romeinen schildert Paulus uitgebreid de situatie van de mens, voordat hij concludeert: God is waarachtig en de mens leugenachtig (3:25).

Leugen in de geschriften vanJohannes

Het Evangelie van Johannes kenmerkt zich onder andere door tegenstellingen: God en de duivel, leven en dood, licht en duisternis en ook waarheid en leugen. De duivel wordt als de vader van de leugen beschouwd. Liegen past bij het karakter van de duivel (8:44). De leugen is veel meer dan het vertellen van iets dat niet waar is. Het gaat om een intentie, een bewustzijn dat tegen God gericht is. Jezus onthult dit aan de joden met wie Hij in gesprek was (8:41-47). Blijkbaar kan de leugen zich verhullen in vroom gedrag waarmee Gods openbaring in Christus tegengehouden kan worden. Deze gedachte komen we verder tegen in de brieven van Johannes. Wie blijft zeggen dat hij niet gezondigd heeft, maakt God tot een leugenaar (1 Joh. 1:10). Bij Johannes wordt het begrip ‘leugen’ in brede zin gebruikt. Ook hier geldt weer de uitgesproken tegenstelling tussen waarheid en leugen (1 Joh. 2:21). Meer nog, het gaat om de oppositie tegen Christus, om een leven zonder God. Wie ontkent dat Jezus de Christus is, wordt beschouwd als een leugenaar (1 Joh. 2:22).

Dwaling

Evenals het woord leugen staat ook de dwaling, plant, in tegenstelling tot de waarheid (1 Joh. 4:6). In het begrip dwaling zit de klank van een misleidende leer waar gelovigen gevoelig voor kunnen zijn. Achter zo’n leer zit volgens Paulus een vals spel van mensen waardoor de gelovigen heen en weer geslingerd worden (Ef. 4:14). Volgens Petrus leven de mensen achter deze dwaling in een schijn van vrijheid, maar zijn zij slaven van hun eigen vergankelijkheid (1 Petr. 2:18). Aan het slot van zijn brief spoort hij zijn lezers dan ook aan zich niet door deze dwaling te laten meeslepen (1 Petr. 3:17).

Vals getuigenis

De woorden leugen en dwaling komen voor in de brieven; pseudomarturia (vals getuigenis) vinden we alleen bij Matteüs, Marcus en Lucas. In het gesprek met de rijke jongeling wijst Jezus op de tien geboden uit het Oude Testament, waaronder het negende om geen vals getuigenis te geven (Mat. 19:18 enz.).

Twee andere plaatsen verwijzen naar het moment nadat Jezus gevangen is genomen; men probeert om een vals getuigenis tegen Hem af te leggen met de bedoeling Jezus veroordeeld te krijgen. Een vals getuigenis heeft hier betrekking op vals bewijsmateriaal (Mat. 26:59; Mar. 14: 56v)

Kern

Wat de woorden leugen, dwaling en vals getuigenis betekenen, wordt allereerst duidelijk tegen de achtergrond van wie God is. Bij Hem is waarheid. Zijn waarachtigheid blijkt uit zijn trouw aan de beloften die Hij gaf. Vervolgens komt naar voren dat de woorden betrekking hebben op het spreken en het gedrag van mensen. Het gaat evenwel om meer dan alleen een morele duiding. Bij Johannes en Paulus komen we accentverschillen tegen. Eerstgenoemde wijst op de tegenstelling tussen leugen en waarheid. De leugen verwijst dan naar een bestaanswijze waarin met God geen rekening wordt gehouden. Paulus gebruikt het woord leugen om de schijnwereld aan de kaak te stellen waarin de mens zonder God leeft. Deze leeft met niet meer dan een imitatie van wat goed en waar is. Kortom, deze drie woorden betekenen in eerste instantie niet dat de ander er wat betreft geloofsopvattingen naast zit, maar dat zijn levenswijze strijdig is met een leven van waarachtigheid en betrouwbaarheid. Wie zo leeft, doet niet alleen zichzelf tekort, maar schaadt ook zijn naaste.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: waarheid.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken