Menu

Basis

Humor in de liturgie

Verklap nooit een grap

Een artikel over humor is zoiets als praten over spelen of een dissertatie over dans. Na een poosje voel je het verlangen van luisteraar en lezer: zullen we gaan spelen? Laten we dansen! En iedereen roept: ja! Dus ik kan wel iets schrijven over het verschil tussen ironie en sarcasme, over de angst voor heiligschennis, dat het uitmaakt of de grappenmaker zelf op het spel staat of niet, of de grap bedoeld is om te vernietigen of om te helen. Maar dat doe ik niet.

Ik noem een paar momenten, dat ik heb gelachen in de kerk. Wellicht zegt u: nou èn? Of denkt u: wat is hier grappig aan? Dat mag. Ik hoop vooral dat mijn voorvallen u brengen bij momenten dat u zelf hebt gelachen in de kerk. En als u die momenten niet kunt vinden, heeft u een probleem. (Grapje.)

En één advies voor degenen die soms optreden op het liturgische erf: als u meent dat er iets grappigs komt, zeg dan niet: nu wordt het grappig. Dan is het nog maar half zo leuk. (Of minder.) Uw ‘publiek’ is niet dom.

Nota bene: dit advies mag ook worden toegepast op andere vormen van uitleggerigheid. (Geen grapje.)

Jezus en jazz

Ooit zat ik in een gereformeerde kerk en we zongen ‘Jezus die langs het water liep’. De melodie is een vierkwartsmaat. De organist had er zin in en speelde een stampende optocht tevoorschijn. Pa­dám!­-pam!­-pam!­-pam! Pa­dám!-­pam!­-pam!­-pam! Iedereen wilde het liefst uit de banken opstaan en aanhaken. Helaas durfde niemand. Ik ook niet. Maar we hebben wel gelachen.

Een ander muzikale glimlach trok door mijn lijf toen de pianist zich uit de krochten van psalm 130 omhoog speelde naar een vrije jazzy improvisatie over psalm 146: ‘Zing mijn ziel!’

Ronnie en de Ronnies

Een dominee preekte over een tekst uit de Openbaring van Johannes waarin een draak de hoofdrol speelde. Hij begon met: ‘Ooit was er een liedje van Ronnie en de Ronnies’. Ik schoot keihard in de lach, want met het noemen van die naam klonk de eerste regel in mijn hoofd: ‘Weet je wat ik zie als ik gedronken heb? Nou, nou? Allemaal beestjes.’ Ik lachte alleen. Mijn dochter schaamde zich kapot. Vervolgens citeerde de dominee die eerste regel. De hele gemeente lachte. Meer heb ik van die dienst niet onthouden.

Iconen, bivakmutsen, gipsmaskers, hoodies, valentijn en carnaval

Over ontmaskeren gesproken. Soms bof je. Op 14 februari 2021 was het carnaval en Valentijnsdag. Bovendien waren we in mijn gemeente bezig met iconen, dit keer met onze tieners; en er waren corona­relschoppers met hoodies en bivakmutsen. Dan hoef je als voorganger niet veel meer te verzinnen. Thema werd: tevoorschijn komen en je gezicht laten zien. De tieners maakten gipsmaskers en vertelden over de binnen­ en de buitenkant van hun gezicht. En hoe die bij elkaar hoorden. Was dat grappig? Ja, omdat we allemaal onze dubbelrollen herkenden. Een prettig soort schaamte, die in de lach was uit te houden.

Videostill uit de genoemde kerkdienst met als thema
Videostill uit de genoemde kerkdienst met als thema: tevoorschijn kmoen en je gezicht laten zien.

A child is born

We lazen het verhaal van Penina en de onvruchtbare Hanna uit 1 Samuël 1. Ik vertelde over mijn moeder die trouwde, stopte met werken en hoopte op een kind. Dat niet kwam. Na zeven jaar wachten werd mijn moeder zwanger. Als begenadigd zangeres zong ze jubelend uit Handels Messiah: ‘Unto us a child is born, a son is given’. Het kind dat werd geboren was niet de Messias. Het was mijn broer.’

Rotgodje tussen de goden

Psalm 82 is een hilarische wereldscène: een klein godje te midden van de grote goden, klein duimpje tussen de reuzen. Een tekenfilm waarbij de miniheld schopt tegen de schenen van de goddelijke mastodonten. Of een slapstick waarbij de behendige kwajongen tussen de benen van de officials doorglipt. Met één verschil: dit rotgodje blijft staan en trekt zijn mond open:

Hoelang nog blijven jullie onrechtvaardig?
Hoelang nog duurt de vriendjespolitiek?
Hoelang blijven jullie profiteren van het pluche?
Wanneer doen jullie iets voor de armen?
Wanneer kijken jullie om naar de ellendigen?
Het gaat jullie niet om mensen, het gaat jullie om macht, maar je zult ontmaskerd worden. […]
Jullie zijn geen stukje, geen beetje, geen beeld
van wat voor god dan ook.

Niet grappig, denken de goden. Maar een bevrijdende lach trekt over het gezicht van de armen en de onderdrukten.

Cartoon door Bert Kuipers
“Zijn bloed… in meerdere smaken verkrijgbaar.” Speciaal voor dit nummer van Laetare maakte theoloog en tekenaar Bert Kuipers deze cartoon.

De collega van Bolsonaro

Heel soms werkt sarcasme. Ik las een regel van T.S. Eliot uit zijn Four Quartets: ‘The whole earth is our hospital’. ‘Die regel doet me denken aan de beelden uit Brazilië, waar de coronaepidemie zo hard toeslaat dat dat hele land lijkt te veranderen in een ziekenhuis, in een begraafplaats. Maar ja, Bolsonaro blijft roepen: “Ik ben de president en er is geen corona.” Misschien moet hij eens bellen met zijn collega­president uit Tanzania. Als hij die tenminste nog aan de lijn kan krijgen.’

Tja, en dan is enige uitleg misschien toch op zijn plaats. De president van Tanzania, John Magufuli, een fervent coronaontkenner, die niet van de buis te slaan was, overleed na een radiostilte van veertien dagen die week aan corona. De spotlach van Psalm 82 weerklonk.

De lach en het kyrie

‘Wie lacht er niet, die de mensen ziet’, zong Huub van der Lubbe ooit met De Dijk. Ik zag een vriend, getekend door de kanker, net voor de dood uit getrouwd, op zijn hoofd een bloemenkrans, scharrelend naar zijn bed, achter een rollator, waaraan lege conservenblikken waren gebonden als achter een trouwauto. Ik lachte en ik huilde. Ecce homo. En ik wist: dit ben ik. Dat onvergetelijke beeld blijft bij me als kyrie.

Goede Vrijdag, 1 april

Af en toe valt Goede Vrijdag op 1 april. Toen dat een keer gebeurde, heb ik de kruisiging ‘de beste 1 april­grap ooit’ genoemd. Ik wist dat ik de kans liep dat er mensen boos weg zouden lopen. Als zoiets gebeurt, beschouwen sommige cabaretiers zich als succesvol. Ik niet. Ik hoopte dat de mensen zouden blijven zitten onder de striemende humor van deze goddelijk dwaasheid. Om moed te verzamelen las ik bij de dichter R.S. Thomas. De mensen liepen niet weg.

[Het gedicht Hofleven van R.S. Thomas is wegens het auteursrecht niet opgenomen in de online versie van dit artikel]

Kees van der Zwaard is schrijver, theoloog en theatermaker. Sinds 2019 werkt hij als pastor in de Oecumenische Janskerkgemeente te Utrecht.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken