Menu

Premium

Navolging, volgen

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

Het begrip ‘navolging’ herinnert aan twee bekende boektitels: De navolging van Christus van de middeleeuwer Thomas ä Kempis en Navolging van de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer. Beide schrijvers hebben elk op geheel eigen wijze veel invloed gehad. Toch heeft het begrip ‘navolging’ in protestantse kring nooit die aandacht gehad, die het bijbels gesproken verdient. In reactie op een rooms-katholieke praktijk, die eenzijdige nadruk legde op de imitatie van Jezus als menselijke mogelijkheid, heeft de traditie van de Reformatie zelden goed weg geweten met een positieve invulling van dit bijbelse kernbegrip. Bijgevolg werd de term uit anti-roomse gevoelens tot grote schade van kerk en theologie vaak gemeden. In het profane spraakgebruik wijst het op het handelen naar het voorbeeld van iemand, doen in de trant van de ander, bijvoorbeeld van een andere kunstenaar. ‘Goed voorbeeld doet goed volgen.’ Soms komt de gevoelswaarde in de buurt van het minder creatieve: nabootsing, wat is nagemaakt, kopieën.

Woorden

Als zelfstandig naamwoord komt het begrip ‘navolging’ in de Bijbel niet voor. Aan het in Nederlands bijbelvertalingen gebruikte woord ‘navolgen’ of ‘volgen’ ligt in het Oude Testament met name het Hebreeuwse werkwoord halach acharee ten grondslag. In het Grieks van het Nieuwe Testament zijn er voornamelijk twee woorden: akolouthein en mimeisthai. Het eerste woord komt zo’n negentig keer voor in het Nieuwe Testament, in verreweg de meeste gevallen in de vier evangeliën. Verbonden met de oproep tot navolgen komt vooral in de evangeliën regelmatig de uitdrukking opisoo (me) voor: achter Mij! (bijv. Mat. 4:19; Mar. 8:34).

Betekenis in context

Oude Testament

Opvallend is dat in het Oude Testament ‘navolgen’ (halach acharee) vooral dient om het achternalopen van vreemde goden aan te duiden: het afvallen van de Here en het nalopen van andere goden is de steeds terugkerende zonde van het volk, die oorzaak is van allerhande bezoeking en ellende (Ri. 2:12; Deut. 4:3; 6:14; 1 Kon. 21:26). In het taaleigen van het Oude Testament komt de uitdrukking ‘navolgen van God’ heel weinig voor. Slechts op enkele plaatsen wordt ‘volgen’ op de Here betrokken (Deut. 1:36, Kaleb; 1 Kon. 14:8, David; 2 Kon. 23:3, Josia doet een beroep op Israël). Bekend is het geding op de Karmel, waar de profeet Elia het volk op dramatische wijze voor de keuze stelt: ‘Indien de Here God is, volgt Hem na; maar indien het de Baäl is, volgt hem na’ (1 Kon. 18:21). Echt ‘volgen van God’ vinden we in het Oude Testament vooral in beeldspraak, bijvoorbeeld in de metafoor van het huwelijk in Hosea 2.

Wellicht is het Oude Testament terughoudend in het spreken over het volgen van God, omdat het de volken rondom kenmerkte dat zij in processie achter hun godenbeelden aanliepen. Sommigen associëren het volgen van de vuurkolom en de wolkkolom door het volk tijdens de woestijnreis met het volgen vanGod.

De verhouding tot de Here wordt veeleer omschreven met uitdrukkingen als ‘in zijn wegen wandelen’ of ‘zijn geboden onderhouden’ (Deut. 5:30). De dichter bidt: ‘Doe mij het pad uwer geboden betreden’ (Ps. 119:35). De relatie van de Here en Israël wordt liever ingevuld in termen van het verbond dan van de navolging.

Wel kent het Oude Testament het volgen van een meerdere. Voorbeelden zijn: de soldaat volgt de aanvoerder (Ri. 9:4, 49) de slavin volgt haar meesteres (1 Sam. 25:42); de bruid volgt de bruidegom (Jer. 2:2). Interessant is het verhaal van de roeping van Elisa. Als rijke boerenzoon krijgt hij tijdens het ploegen de mantel van Elia omgeworpen. Hij laat zijn span ossen in de steek, maar krijgt toestemming om eerst afscheid te nemen van zijn vader en moeder. Daarop slacht hij zijn ossen en verlaat de boerderij van zijn vader. Hij breekt met zijn verleden, volgt Elia en wordt zijn dienaar (1 Kon. 19:19-21).

In latere rabbijnse teksten zijn talrijke voorbeelden beschreven van een ritueel, waarbij de leerlingen van een rabbi hun meester alleen voorop laten gaan (te voet of op een ezel), terwijl zij hem op eerbiedige afstand volgen. De volgeling erkent daarmee de autoriteit van hem die voorgaat.

De navolging van God

Al komt de uitdrukking als zodanig vrijwel niet voor, het Oude Testament kent wel degelijk de gedachte van de navolging van God. Kennisname van de rabbijnse literatuur helpt ons om die op veel plaatsen terug te vinden. De transcendentie van de Eeuwige staat bij de rabbijnen voorop: ‘Is het vlees en bloed wel mogelijk om achter de Heilige, geprezen zij Hij, aan te gaan? Van Hem staat immers geschreven: Uw weg was in de zee…’ (Ps. 77:20), en: ‘De Here, uw God, is een verterend vuur (Deut. 4: 24)’. Het antwoord op deze vraag zet Israël op gedurfde wijze op de weg van de imi-tatio: ‘Dat betekent veeleer de eigenschappen Gods na te volgen’ (bSot 14a). Zoals God de hof van Eden plantte, zo moet Israël het land bebouwen. ‘De rechtvaardige dient de naakte te kleden, zoals God Adam kleedde. Hij zal zieken bezoeken, zoals God Abraham bezocht; hij zal treurenden troosten, zoals God Isaäk troostte en de doden begraven, zoals God Mozes begraven heeft.’ Heeft God de mensniet naar zijn gelijkenis geschapen (Gen. 5:1)? Inderdaad vinden wij de gedachte van de ‘navolging Gods’ voortdurend terug in het Oude Testament. De Here heeft Zich tijdens het uur van zijn geboorte aan Israël doen kennen als degene die het geroep van een verdrukt slavenvolk hoort en afdaalt tot actie (Ex. 3 7-8). De Bevrijder verwacht van zijn volk dat zij voortaan de schreeuw om recht van degene die geen helper heeft in navolging van zijn God zal opmerken (Ex. 22:21-24). De sterke en vreselijke God die wees en weduwe recht doet en de vreemdeling liefde bewijst door hem brood en kleding te geven, vraagt van Israël de vreemdeling liefde te bewijzen. Waren zij ooit zelf geen vreemdelingen in Egypte? (Deut. 10:17-19). Hij die op Grote Verzoendag alle zonden over de hele linie bedekt, wil dat Israël in het jubeljaar Hem daarin consequent navolgt door de slaven vrij te laten, land terug te geven aan de oorspronkelijke eigenaar en de schulden kwijt te schelden. ‘Heilig zult gij zijn, want Ik, de Here, uw God, ben heilig’ (Lev. 19:2). Van een wettisch nabootsen kan geen sprake zijn: deze navolging Gods kan slechts de dankbare respons zijn op daden van bevrijdend recht, waardoor God zijn volk éérst heeft liefgehad (Ex. 20:2).

Het verhaal van Jona zet de profeet op aangrijpende wijze te kijk als een karikatuur van de Here en van zijn bedoelingen (Jona 4:2). Zal de dwarsliggende Jona zich uiteindelijk laten bewegen tot de navolging Gods? De Here is genadig en barmhartig, terwijl Jona geen greintje erbarmen kent met Ninevé; de Here is lankmoedig en groot van goedertierenheid, terwijl de toorn van Jona licht ontvlambaar is en hij geen enkele positieve gedachte kan opbrengen voor de stad; de Here is berouwhebbend over het kwaad, terwijl Jona vurig wenst dat het oordeel doorgaat.

Ten diepste zoekt God de bekering van Jona en van heel zijn volk tot een houding die Gods genadige manier van doen weerspiegelt. Jona moet gaan willen en verlangen wat de Here wil en verlangt; meevoelen met de pijn die Hij voelt; verdriet hebben over de dingen waarover Hij verdriet heeft; zich verheugen over de dingen waarover Hij Zich verheugt.

Nieuwe Testament

Navolging in de evangeliën

Het woord akolouthein, ‘volgen’, komt vooral voor in de vier evangeliën en wordt daar strikt beperkt tot het navolgen van Jezus zolang Hij op aarde is. Na zijn verhoging zijn er andere woorden die de relatie tussen de Heer en zijn leerlingen beschrijven.

Het jodendom kent de rabbi en zijn leerlingen. Zij volgen hem, dienen hem en leren van hem. Misschien is er weinig verschil in vormen, maar in relatie tot de persoon van Jezus krijgt het discipelschap een totaal nieuwe inhoud. Over het gebruik van akolouthein valt het volgende te zeggen:

Er is sprake van het volgen van de menigten (Mar. 3:7). De scharen lopen Jezus na en beschouwen Hem als een grote figuur; soms is er zelfs sprake van geloof. De bewondering kan zomaar omslaan in verwerping. Het geheim van de navolging blijft voor hen toegesloten.

In de meeste gevallen gaat het om het navolgen door de leerling, die alles verlaat (Mar. 10:28; vgl. 1:18; Luc. 5:11). ‘Volg Mij’ is een messiaanse eis die gehoorzaamheid vraagt: een nieuwe binding wordt aangegaan; dat houdt in dat oude bindingen worden doorgesneden (Mat. 8:22; Luc. 9:61vv). Eerder dan om het nabootsen van zijn voorbeeld (imitatio) gaat het om de levensgemeenschap met de Messias en deel krijgen aan zijn toekomst.

Navolgen is ook deelhebben aan de weg van Jezus, delen in zijn lijden (Mat. 8:18vv; Mar. 8:34). De Zoon des mensen heeft geen plaatswaar Hij het hoofd kan neerleggen (Mat. 8:19). Achter Hem komen betekent zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en Hem zo volgen (Mar. 8:34).

De roep ‘Volg Mij’ is het antwoord op de vraag naar het eeuwige leven (Mar. 10:17, 21, Joh. 8:12). Het volgen van Jezus is noodzakelijk om deel te krijgen aan het messiaanse heil. Nooit komt iemand achter Jezus zonder eerst de roep gehoord te hebben; de roep gaat steeds aan het volgen vooraf. Niet iedereen wordt ertoe bewogen om Jezus te volgen in onvoorwaardelijke overgave (Luc. 9:57-62).

Navolging in de brieven

In het Nieuwe Testament komt de woordgroep mimeisthai betrekkelijk zelden voor; wij vinden die vooral in de brieven van Paulus. Het betreft het volgen van de verhoogde Christus, die nu opgevaren is, terwijl akolou-thein wordt gebruikt met betrekking tot de navolging van de historische Jezus.

Het begrip mimeisthai was in de toenmalige wereld geen onbekende term. Bij de Grieken stond dit woord voor ‘nadoen wat een ander doet’. De cultuur vindt zijn oorsprong in het nabootsen van de dieren; van de zwaluwen is het bouwen van een huis afgekeken. Kunstenaars beoefenen de techniek van het nabootsen.Mimeisthai is ook: nadoen wat je goede mensen hebt zien doen. De Hellenistische filosofie van Paulus’ tijd sprak ook van het navolgen van de godheid in een leven, overeenkomstig de goddelijke orde van de natuur. Ook in de buitenbijbelse joodse literatuur vinden wij aansporingen om voorbeeldige mensen na te volgen; zelfs een appèl om Gods eigenschappen ten voorbeeld te nemen.

Eveneens in het Nieuwe Testament komen wij de opwekking tegen om het goede na te volgen: Gajus moet niet het kwade, maar het goede volgen door niet Diótrefes met zijn ijdele gezwets, maar Demetrius die goed bekendstaat ten voorbeeld te nemen (3 Joh.:9-12).

In Hebreeën klinkt tweemaal de oproep om een voorbeeld te nemen aan hoe anderen geleefd hebben en gestorven zijn. Wie straks de beloofde erfenis wil ontvangen, dient zich te laten meetrekken op dezelfde weg van het geloof (Hebr. 6:12; 13:7).

Herhaaldelijk gebruikt Paulus de term ‘navolgen’ om zichzelf tot voorbeeld te stellen. ‘Volgt mijn voorbeeld!’ in 1 Korintiërs 4:16 wil zeggen: doe wat ik u geleerd heb, zoals Timoteüs u dat onderwijs in herinnering zal roepen. In enkele teksten heeft de oproep tot navolging zowel betrekking op zijn voorbeeld als op dat van Christus (1 Kor. 11:1; 1 Tess. 1:6). Steeds eist Paulus erkenning van zijn autoriteit; de leer die hij verkondigt heeft gezag. Toch kunnen leer en wandel niet van elkaar worden losgemaakt. Op diverse plaatsen vraagt de apostel ook navolging van zijn levensstijl: zoals hij onder hen nooit op andermans zak geleefd heeft en nooit iemand tot last is geweest, moeten zij die met de handen over elkaar zitten rustig aan het werk gaan en hun eigen brood verdienen (2 Tess. 3:7, 9). De Korintiërs moeten naar het voorbeeld van Paulus – die daarin zelf Christus ten voorbeeld neemt – niet hun eigen belang zoeken, maar iedereen in alles ter wille zijn (1 Kor. 10:33-11:1). En de gemeente van Filip-pi moet niet alleen Paulus volgen, maar ook kijken naar de ‘geheel andere’ levenswandel van hen die het voorbeeld volgen dat Paulus hun heeft voorgehouden (Filp. 3:17).

Intrigerend is de uitspraak van Efeziërs 5:1: ‘Weest dan navolgers Gods’. De apostel lijkt hier aan te sluiten bij rabbijnse interpretaties van het Oude Testament. Een oude Aramese vertaling motiveert het gebod van Leviticus 19:2 met de woorden: ‘Zoals onze Vader in de hemel barmhartig is, zo zult gij barmhartig zijn op aarde’. Maar ook Jezus houdtzijn leerlingen Gods liefde en vergeving voor als een voorbeeld ter navolging. ‘Wees barmhartig, gelijk uw Vader barmhartig is’ (Luc. 6:36; Mat. 5:48; 6:12). In de gelijkenis van de koning die afrekening houdt met zijn slaven gaat het erom dat de ontferming die een mens zelf ervaart, hem ertoe brengt op zijn beurt ook de ander zijn ontferming te tonen (Mat. 18:33). En heeft de gelijkenis van de verloren zoon (Luc. 15) niet als spits de uitnodiging om te worden als de Vader door anderen dezelfde barmhartigheid te betonen als Hij ons betoont?

De aansporing van Paulus tot navolging van God sluit aan bij de vermaning uit het voorafgaande vers om vriendelijk en barmhartig te zijn (Ef. 4:3 2). Daarin was sprake van elkaar vergeven, zoals God vergeving geschonken heeft (vgl. Mat. 6:12). Nadat de navolging Gods als een wandelen in de liefde omschreven is, wordt Gods voorbeeld in de liefde van Christus geconcretiseerd. Wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad (Ef. 5:2, zie Kol. 3:12-13). Zo worden wij op talrijke plaatsen in het Nieuwe Testament opgeroepen om elkaar op dezelfde wijze lief te hebben als God ons liefheeft (bijv. Kol. 3:12-13; 1 Joh. 4:11).

Het Nieuwe Testament kent diverse woorden voor ‘voorbeeld’. Meermalen wordt in relatie tot mimeisthai het Griekse woord tupos gebruikt: letterlijk ‘zichtbare afdruk’; bijvoorbeeld ‘voetafdruk, model’. Het heeft vaak betrekking op christenen die een voorbeeld ter navolging zijn. Een tweede begrip voor ‘voorbeeld’ is hupodeigma (Joh. 13:15). Jezus heeft in de voetwassing aan zijn discipelen een voorbeeld gegeven, opdat ook zij zouden doen zoals Hij hen gedaan heeft (zie ook Hebr. 8:5). Het derde woord is hupogrammos, letterlijk ‘schrijfvoorbeeld’ (1 Petr. 2:21): het lijden van Christus dient als voorbeeld voor christenslaven om op hun beurt, waar nodig, het lijden te aanvaarden. De uitwerking van deze begrippen valt buiten het bestek van dit artikel.

Kern

Meer dan in het Westen denken en handelen christenen van het zuidelijk halfrond in termen van ‘navolging’. De populariteit van Dietrich Bonhoeffer in Latijns-Amerika en Afrika wijst daarop. Een intensievere omgang met de bijbelse taal van de navolging kan ons helpen het besef van discipelschap terug te vinden. In een tijd waarin steeds nieuwe varianten van ‘goedkope genade’ op de religieuze markt worden aangeboden en het trendy is om het geloof te vertalen in termen van emotie en goodfeeling, herinnert de roep tot navolging ons aan de radicaliteit van de gehoorzaamheid aan Christus.

Het gaat bovendien om een taalveld dat de buitenstaander niet vreemd kan voorkomen. In onze postmoderne wereld die talloze goden en idolen naloopt, is het zeker niet onverstaanbaar wanneer christenen zichzelf presenteren als volgelingen van Jezus, die Heer is. Temeer niet, indien zij dat ook in hun levensstijl weten zichtbaar te maken.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: leraar, leerling.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken