Menu

Premium

Preekschets bij Rechters 11: 36 voor een zondag in de zomer

‘Nu Hij u gewroken heeft op de Ammonieten, moet u met mij doen zoals u hebt beloofd.’

Rechters 11: 36

Schriftlezing: Rechters 11: 29-40

Thema: Overschaduwde verlossing

Zie ook: Preekschets bij Rechters 16:3

Liturgisch kader

In de ‘zondagen door het jaar’ is het passend om te preken uit het Oude Testament. In het begin van die periode over stof uit de vroege geschiedenis van de oudtestamentische tijd.

Psalm 106: 16,17,18 bezingen de tijd van de Rechters.
Deze Psalm als geheel suggereert een liturgisch kader, een beweging van schuldbewustzijn naar (lofzang op) verlossing(sboodschap).
Psalm 106: 1: bewondering, ontzag voor Gods daden. Psalm 106: 2: perspectief. Beide samen als openingslied.
Psalm 106: 16,17,18 en 21 passen als reflectie na de Schriftlezing.
Psalm 106: 22 als afsluiting.

Uitleg

Onze passage is een opera waardig. De tragiek zit in de tegenstelling tussen enerzijds de overwinning en de blijdschap daarover, anderzijds de gelofte van Jefta en de vreselijke consequentie ervan. De vertelstijl beklemtoont de tragiek. De overwinnaar komt thuis! Z’n dochter komt hem met haar vriendinnen tegemoet, je hoort en ziet de feeststemming! Het was zijn enig kind! Jefta barst onbeheerst uit! De dochter uit zich lief en vroom, en vervolgens intens verdrietig, zich nog zoveel mogelijk vastklampend aan haar vriendinnen – van wie we er al op z’n minst een paar gezien hebben. Enzovoort, tot het einde toe.

Licht en donker, Gods verlossing en menselijk falen, zijn onontwarbaar verknoopt. Die knoop is ons centrale probleem. De context onderstreept dat, zowel de geschiedenis van Jefta in z’n geheel (Rechters 10: 6-12: 7) als, nog breder, het hele boek Rechters.

Rechters is een boek van neergang. Die is reeds in hoofdstuk 1 duidelijk aanwezig. De drie achtereenvolgende uitvoerige verhalen van de ‘rechters’ Gideon – Jefta – Simson laten een neergang zien in het religieus en moreel gehalte van Israël én van de rechter (parallel aan elkaar, elkaars spiegelbeeld). In samenhang daarmee wordt ook de communicatie tussen aan de ene kant zowel Israël als de rechter en aan de andere kant de HEER steeds stroever. (Opmerking: vanuit wat de ‘rechters’ daadwerkelijk deden kunnen we ze ‘leiders’ noemen, eventueel ‘rechtvaardige leiders’, recht verschaffende leiders.) Het wordt steeds donkerder, en in de verhalen na Simson valt de nacht.

Het boek Rechters is een schakel in de keten van de oudtestamentische geschiedschrijving. Het boek sluit met zoveel woorden aan bij het slot van Jozua (diens dood) en grijpt terug op de Pentateuch (Deuteronomium 7: 1-3, 17vv). Het loopt uit op het refrein “In die tijd was er geen koning in Israël; iedereen deed wat in zijn eigen ogen goed was” (17: 6, 21: 25). Dit preludeert, als een negatief, op de uiteindelijke komst van een koning, met als aanloop het boek Ruth (zie Ruth 4: 22) en beschreven in 1Samuël en 2Samuël. Zo heeft Rechters zijn plaats in de geschiedenis die uitloopt op de komst van Davids grote zoon, geprofeteerd in 2Samuël 7: 16 – Jezus Christus. Hier ligt de sleutel om de geschiedenis van Jefta te ontsluiten voor de gemeente van de nieuwtestamentische tijd, de gemeente van vandaag. Dit wordt hieronder toegelicht in de ‘aanwijzingen voor de prediking’.

Om de exegese helder te structureren en de genoemde ‘knoop’ te laten zien, onderscheid ik drie aspecten: Jefta zelf, zijn familie-context, en Israël als geheel, het volk van God, hier speciaal Gilead (de regio en de clan).

Jefta

Jefta is door zijn halfbroers verstoten. Hij lijdt onder haat als hoerenzoon. Dit brengt hem tot een bestaan als bendeleider, als warlord. Als zodanig ontwikkelt hij militaire bekwaamheid (vers 1). Aangezocht als leider in de campagne tegen de aanrukkende vijand, reageert hij eerst met weerstand: de gekrenktheid over zijn afwijzing. Hij eist nadrukkelijk eerherstel, alvorens toe te stemmen. Hij ziet zichzelf door de HEER geroepen (11: 11). En hij wórdt ook door de HEER aangegrepen als instrument voor de overwinning (11: 29, 32). In zijn openingsonderhandelingen met de vijand grijpt hij terug op de ‘vaderlandse geschiedenis’ van Israël, die hij goed kent en die voor hem leeft (11: 12-27).

Zijn gelofte staat ingeklemd in deze passage: vers 30v. Dat hij een gelofte doet is in het Oude Testament normaal, maar de inhoud is overspannen. Jefta belooft een mensenoffer – al kan het ook een andere huisgenoot treffen dan zijn dochter, of een huisslaaf. Het mensenoffer kwam in de wereld van het Oude Testament voor, maar gold als extreem en verdorven. Jefta is heidens geïnfecteerd, zowel door het verval tot afgoderij in heel Israël, als door de buitenlandse omgeving waar hij heeft gewoond en rondgezworven (11: 3). Ik proef ook een overspannen reactie op zijn eerdere underdogpositie. HEER, als u mij nu de overwinning en daarmee eerherstel geeft, dan is mij dat zowat álles waard!

Jefta’s familieverband

Vervolgens over Jefta’s familiebanden. Hij is het kind van een prostituee. Jefta groeit op buiten een wettig familieverband; hij wordt niet in genade aangenomen. Zou de seksuele moraal en praktijk in het milieu van zijn moeder, waaruit hij afkomstig is, misschien een rol gespeeld hebben in het feit dat hij maar één kind had? Nu zijn dochter sterft zonder met een man te hebben geslapen, is hun beider positie in het familieverband definitief verkeken.

Werd de dochter als brandoffer geofferd of is ze alleen ongetrouwd gebleven? Beide opvattingen worden verdedigd met verve en niet zonder emotie. Beide vinden ook aanknopingspunten in de tekst. De gedachte dat ze niet tot brandoffer is gemaakt, lijkt achteraf opgekomen vanuit een meer beschaafde cultuur. En het accent op haar maagdelijke status kan verklaard worden door het zojuist gezegde over hun positie in clan en volk, iets wat daar en toen veel meer essentieel was dan in onze geïndividualiseerde samenleving.

Het volk Israël

Tenslotte het volk Israël. De relatie met God is weer in een crisis geraakt, nu ernstiger dan tevoren. Wel is er nog een wending ten goede gekomen (10: 6-16). Het religieus en zedelijk verval bleek al in het begin in het prostitueebezoek van vader (eventueel: stamvader, vader van de clan) Gilead, dat zulke vérreikende consequenties had. Aan het eind maakt Israël niet dankbaar een nieuw begin vanuit de van God ontvangen vrijheid, het kijkt in het lied van de meisjes liefdevol terug op de tragiek. De stammenstrijd in 12: 1-6 (vergelijk reeds Rechters 9) laat zien dat de broederschap niet met een schone lei begint.

Heeft deze passage een boodschap voor de nieuwtestamentische kerk, de gemeente van nu? Het verhaal eindigt in mineur en staat in een context van neergang. Bij het vertellen en overbrengen van het verhaal is de valkuil dat het uitloopt op een boodschap als: het was allemaal voor niets. Als we daar dan iets aan toevoegen over wat wij gelukkig wel hebben, zijn we aan de late kant. Maar we zouden het verhaal ook onrecht doen omdat het in het menselijke vlak blijft, terwijl het in een (bredere) context van Gods handelen staat.

Aanwijzingen voor de prediking

Inleiding Het verhaal kan ons tot tranen toe beroeren. (Het gevoel van drama weef je vertellend door de preek heen.) Maar eindigt het niet zwaar in mineur, ondanks de overwinning, en wat moeten wij er dan mee?

De drie besproken punten, in hun volgorde, passen goed op onze tekstpassage. Startpunt is de verlossing die God geeft. Hij heeft weer medelijden gekregen met zijn aldoor terugvallende volk, Hij heeft weer een leider gegeven, Hij heeft een grote overwinning gegeven, die nieuwe ruimte biedt (11: 33)! Hij is trouw, barmhartig, ruimhartig, Hij is Verlosser.

Punt 1: Hij heeft een rechte slag geslagen, maar wel met een kromme stok: Jefta. Wij zouden een betere Verlosser en Leider nodig hebben. Wat zijn wij bevoorrecht dat Hij uiteindelijk óns die gegeven heeft, Jezus Christus!

Punt 2: Uit onze huwelijken, familie- en verdere sociale verbanden, onze seksuele relaties is geen redding te verwachten, geen hoop te putten. Wij hadden een Verlosser nodig die geboren werd uit een vrouw zonder dat er een man aan te pas kwam.

Punt 3: God heeft ons, zijn Nieuwtestamentische volk, de betere Verlosser gegeven, die gekomen is met zijn Geest voor ons. Hoeveel er ook te betreuren is in ons gedrag tot op vandaag, in de kerk – wij hebben reden om Hem dankbaar te ontvangen, Hem te bezingen. Wij hoeven nu ook niet in recidive vervallen maar mogen en kunnen hoopvol vóóruit gaan.

Niet in elke traditie zal de gemeente deze sterk perspectivische (‘heilshistorische’) toepassing helemaal kunnen meemaken en verwerken. Als alternatief kunnen we het verhaal vertellen vanuit het gezichtspunt van een betrokkene, bijvoorbeeld een van de oudsten (leiders) van Gilead, of de vader van een van de vriendinnen van Jefta’s dochter. Misschien kan het ook vanuit een van die vriendinnen zelf, maar ik ben bang dat – bij een sterke vaardigheid tot vertellen – het sentiment dan de overhand krijgt.

De Gileadieten hebben zich, zij het met tegenzin, uiteindelijk tot Jefta gewend. Na veel vijven en zessen is hij tenslotte inderdaad de door God gegeven aanvoerder gebleken. Wat een zegen, wat is Hij goed geweest! Maar de trieste afloop werpt wel een diepe schaduw over de bevrijding.

Zullen wij – de Israëlieten toen, en wij christenen vandaag – oog hebben voor de verlossende God, en Hem nu voortaan trouw blijven vereren? Of blijven we in onze zwakheid steken, blijven we voortmodderen, met waarschijnlijk nieuwe terugval als gevolg?

Ideeën voor kinderen en jongeren

Kleurplaat: Feest na Jefta’s overwinning: zijn dochter gaat hem samen met haar vriendinnen tegemoet, dansend en spelend op de tamboerijn.

Hier staat een handleiding hoe je van deze plaat een kleurplaat kunt maken. Dat de afbeelding oorspronkelijk gaat over Mirjam en de vrouwen na de doortocht bij de Rode Zee doet er niet toe.

Geraadpleegd

  • B. Holwerda, Jozua en Richteren. 3e druk. Kampen, 1971.

  • P. Houtman, ‘This Is Your God!’ Preaching Biblical History. Delhi, 2010.

  • G.F. Moore, Judges. International Critical Commentary. 1906.

  • Commentaren op ‘Biblehub

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken