Menu

Premium

Preekschets Handelingen 14:17 – 3e zondag van de zomer

Zevende zondag na Trinitatis

God heeft toch blijk gegeven van zijn goedheid: vanuit de hemel heeft hij u regen geschonken en vruchtbare seizoenen, hij heeft u overvloedig te eten gegeven en u zodoende vreugde gebracht.

Handelingen 14:17

Schriftlezing: Handelingen 14

Het eigene van de zondag

Deze zondagen in de zomer na Pinksteren en Zondag Trinitatis lenen zich er goed voor het boek Handelingen te lezen, over de weg die de verhoogde Christus in en met zijn kerk gaat.

Uitleg

Als we ons het in de verzen 8 tot 18 beschrevene proberen voor te stellen, kan het ons mogelijk moeite kosten de lachspieren te bedwingen. Wat we hier lezen doet enigszins denken aan de Klein-Aziatische legende van Philemon en Baucis, een echtpaar op leeftijd, dat bezoek krijgt van Zeus en Hermes en hen gastvrij onthaalt. Het verhaal heeft enige bekendheid gekregen omdat Ovidius het in zijn Metamorfoses weergeeft. Verder dan het kennelijk uitzonderlijke van een bezoek van goden en de figuren van de god Zeus en zijn boodschapper Hermes gaat de overeenstemming overigens niet.

Aanleiding van het hier getekende gebeuren is – zoals zo vaak in de Evangeliën en Handelingen – de genezing van een verlamde. Hun situatie is in een bepaald opzicht tekenend voor de condition humaine: ‘Gezeten in duisternis en schaduw van dood’, zingt Zacharias (Luc. 1:79). Net als in Handelingen 3:4v is het oogcontact van mens tot mens heel belangrijk. Hier kijkt Paulus de verlamde man doordringend aan en ziet dat hij geloof heeft om genezing te vinden. En net als in Handelingen 3 springt de man op en loopt hij heen en weer. Zijn genezing is even wonderbaarlijk als totaal.

Maar dan. Barnabas en Paulus kunnen het Lykaonisch niet verstaan, maar wanneer er iemand die als priester herkenbaar is naar voren komt en er stieren met kransen op de horens ten tonele verschijnen beseffen ze wat men in de zin heeft. Ze scheuren hun kleding en doen er alles aan om de mensen er van af te houden aan hen te offeren. Het herinnert eraan hoe de hogepriester reageerde toen Jezus erkende de Zoon van God te zijn. Hij scheurde zijn mantel, als blijk van ontzetting over deze heidense godslastering. Als Paulus en Barnabas hier hetzelfde doen geeft dat aan hoe hoog ze het opnemen, als men hen goddelijke eer wil brengen. Het laat ook zien hoezeer de afwending van de afgoden tot de levende God, zoals die het hart van de godsdienst van Israël uitmaakt, heeft doorgeklonken in de verkondiging van de apostelen (vgl. 1 Tessalonicenzen 1:9).

De samenvatting van Paulus’ woorden zoals we die hier aantreffen is opmerkelijk. Geen woord over Jezus Christus nu. Dat hoeft ook niet, in vers 7 lezen we dat ze het evangelie verkondigd hebben en vers 9 vermeldt dat de verlamde man naar Paulus luisterde. De boodschap heeft geklonken. In de precaire situatie die nu ineens is ontstaan volstaan ze met een verwijzing naar Gods weg met de volken van de wereld en de blijken van zijn goedheid aan hen. Hun klemmende oproep zich van de afgoden af te keren laat zien dat we de woorden niet moeten opvatten als beroep op een vorm van algemene religiositeit. Als we goed kijken naar de inhoud van wat ze zeggen blijkt dat ook.

1. De God en Vader van Jezus Christus doet niet maar af en toe iets aardigs voor de mensen, om verder zijn tijd met de andere goden op de Olympus te slijten. Nee, Hij is ook daar, waar mensen Hem niet kennen en andere goden vereren – of ook atheïst of agnost zijn. Hij laat zijn zon opgaan over goeden en kwaden. Wat we ook eten of genieten, het komt van Hem. Hij meent het goed met ons, we kunnen op Hem aan.

2. Hij hoeft ook niet iets terug te krijgen, zoals de mensen daar klaarblijkelijk denken door onmiddellijk met die stieren aan te komen. Dat is trouwens wel echt een offer geweest voor deze mensen! Maar de God van Israël wil dat niet. Het gaat Hem er niet om dat we Hem ‘iets’ geven, Hij wil dat we Hem in zijn genade erkennen en liefhebben en onszelf geven!

3. Dat God het goed met ons voorheeft is geen algemene waarheid, die het houdt zolang ons leven zijn gangetje gaat. We moeten horen wie het zegt – en wanneer. Al eerder in dit hoofdstuk dreigde Paulus gestenigd te worden (vers 5), en kort na dit gebeuren gebeurt het ook. Maar hij overleeft het wonderlijk genoeg! Paulus is in de tekst niet een wereldvreemde positivo, maar iemand die God in Christus kent en daarom in het dagelijks voedsel zijn trouwe zorg ervaart.

Aanwijzingen voor de prediking

In deze tekst ligt er de nadruk op dat God aan alle mensen voedsel en vrolijkheid geeft. Dan is meteen de vraag of we dat in onze tijd zo nodig moeten uitdragen. We kampen eerder met excessief eetgedrag en obesitas. Wat is de boodschap van deze perikoop? Is een focus royaal eten en een vrolijk hart kenmerkend voor Lucas? In zijn evangelie schrijft hij over de ‘rijke dwaas’ die denkt ongestoord en met volle teugen van het goede leven te kunnen gaan genieten maar geen antwoord kan geven op de vraag voor wie het is (12:13-20), over de jongste zoon in de gelijkenis die zijn deel van de erfenis erdoor jaagt met feesten en drinkpartijen (15:11-32), en over de rijke man die iedere dag copieuze maaltijden geniet maar Lazarus aan zijn lot overlaat (16:19-31). Nee, bij Lucas moeten we niet zijn voor een ongeclausuleerd ‘ja’ voor enkel maar genieten.

Is het dan kenmerkend voor de Paulus zoals we die uit zijn brieven kennen? Nee, evenmin. In Romeinen 8 schrijft hij dat als God zijn eigen Zoon voor ons overgegeven heeft, Hij ons met Hem ook alle dingen geeft. Dat is andere taal dan een algemeen basisvertrouwen. En dat hoofdstuk eindigt ermee dat zelfs tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard ons niet kunnen scheiden van de liefde van God in Christus. Het geloof waarvan Paulus hier getuigenis aflegt staat of valt dus niet met een leven dat op rolletjes loopt, zoals Handelingen 14 ook laat zien. Uitgerekend in dit hoofdstuk staat ook vers 23, met stelregel dat we alleen door veel verdrukkingen het Koninkrijk kunnen binnengaan.

Wie deze tekst uitlegt zal er goed aan doen helder te laten uitkomen dat geloof in de God en Vader van Jezus Christus ook inhoudt dat je gelooft dat Hij in het dagelijks bestaan geen spelletje met ons speelt, maar ons het goede gunt en toebedeelt. Het positieve dat in vers 17 doorklinkt, licht op tegen de achtergrond van het voorgaande. Mensen en volken gaan hun wegen – vers 16 doet denken aan de vader in de gelijkenis van de ‘verloren zoon’ die zijn zoon laat gaan –, en juist daarom is de goedheid en trouw van God die al die eeuwen hun hart met voedsel heeft verheugd een blijk van pure genade.

Er is nog een reden waarom deze woorden van Paulus niet zonder meer een pleidooi voor uitbundig genieten zijn. Wij leven in een tijd en in een deel van de wereld, waarin de vraag óf we te eten hebben, nauwelijks speelt. Voor de mensen ten tijden van het Nieuwe Testament lag dat heel anders. Men was veel afhankelijker van de weersomstandigheden. De inzameling die Paulus houdt voor de noodlijdende gemeente in Jeruzalem laat zien dat hongersnood een reële ervaring was. Dat men in Lykaonië kennelijk mag genieten van overvloedig voedsel dat het hart vrolijk maakt is geen vanzelfsprekendheid – en zal het ook voor henzelf niet geweest zijn. Men besefte maar al te goed dat een misoogst fatale gevolgen kon hebben. Het punt is dus niet dat Barnabas en Paulus – bij wijze van spreken – pleiten voor een eerherstel van de dankdag voor gewas en arbeid. Ze getuigen van de God die – anders dan de goden van het Griekse pantheon – met de volken bewogen is en hun ondanks dat ze eigen wegen gaan hun vanuit de hemel hun overvloedig voedsel gunt dat het hart vrolijk maakt. Bij zijn woord hoeven de mensen niet bang te zijn voor eventuele kleine letters.

Voor de kerk is het echter buitengewoon lastig om mensen te moeten tegenspreken in hun euforisch-religieuze gevoelens, en dan ook nog afstand te houden tot verlokkende perspectieven op nieuwe kansen-voor-de-kerk. Om nog maar te zwijgen van het gevaar te bezwijken voor de verleiding die de streling van eigen ijdelheid in zich heeft…

Ideeën voor kinderen en tieners

Het moet niet moeilijk zijn het tafereel voor kinderen en jongeren te schilderen. De stieren met de bloemenkransen, Barnabas en Paulus tot wie langzaam doordringt wat men van plan is, omdat ze de mensen niet verstaan.

Liturgische aanwijzingen

  • Schriftlezing Psalm 50 of 67.

  • Psalm 50:5,7,11; 135:1,9,10; 136:1,2,12,13; 145

  • Lied 825:1,3,5,10 479

Geraadpleegd

  • C.K. Barrett, Acts Vol. II, Ch. 15-28, (The International Critical Commentary), Edinburgh 1998.

  • J. van Eck, Handelingen. De wereld in het geding, Commentaar op het Nieuwe Testament, Kampen 2003.

  • J. Jervell, Die Apostelgeschichte (Kritisch-exegetischer Kommentar über das Neue Testament), Göttingen 1998.

  • J. Roloff, Die Apostelgeschichte (NTD), Göttingen 1981.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken