Menu

Premium

Preekschets Klaagliederen 1:18a – 3e zondag van de veertigdagen/lijdenstijd

De HEER staat in zijn recht

Klaagliederen 1,18a

  • Schriftlezing: Klaagliederen 1 en Lucas 9,28-36

  • Overige lezingen: Lucas 13,31-35 vanwege de onwil van Jeruzalem om te schuilen bij God; of Lucas 20,9-19 vanwege de ontmaskering van het verzet van de leiders van Jeruzalem.

  • Thema: Leren leven met Gods recht

Zie ook:

Liturgisch kader

– We zijn in de lijdenstijd. Deze tekst neemt ons mee naar een dieptepunt in het lijden van Israël en Jeruzalem. Dat helpt ons ons te verdiepen in de weg van Jezus naar zijn einde op Golgota aan de rand van de vuilnisbelt van Jeruzalem. We krijgen een indruk van de diepte van de dood die Jezus wacht. We kijken in de dikke duisternis van de toorn van God. We voelen aan dat het lijden van Israël en van Jezus de Messias, en het lijden en de pijn van de wereld met elkaar te maken hebben. De ondergang van Juda en Jeruzalem is een diepe krater in het landschap van het lijden dat bij deze wereld hoort, en het sterven van Jezus op Golgota de allerdiepste. Uit Klaagliederen 1 wordt gelezen op Witte donderdag.

– In de dienst kun je liederen gebruiken die spreken (1) van de realiteit van dreiging en nood, en (2) van het zoeken van vertrouwen in zo’n situatie, of (3) van een beroep op de reddende kracht van Gods recht. Bijvoorbeeld ‘O, God en Heer almachtig’ (GK 200), ‘Met U alleen’ (Sela), ‘Verberg mij onder uw vleugels, Heer’ (Opwekking 695) en ‘Ik val niet uit zijn hand’ (Psalmen voor Nu, 16). God luistert, ook als je stem van diep komt.

Uitleg

Het eerste woord van Klaagliederen 1 is echa. Zo begint een rouwklacht, een lied dat bij het sterven en de begrafenis van een belangrijk iemand werd gezongen. Vooral door ‘professionele’ klagers. Maar ze geven daarmee woorden aan de gevoelens van de achterblijvers, de familie.

Dit lied heeft ook het ritme dat erbij hoort, en is een alfabetisch acrostichon (vandaar de 22 regels). Het is bewust vormgegeven poëzie, geen heet-van-de-naald journalistiek verslag, al zijn de indrukken behoorlijk vers (1,3.5c). Het roept de situatie op van kort na de inname van Jeruzalem door het leger van Nebukadnessar in 587/586, gevolgd door afbraak van de stad en wegvoering van een groot deel van de bevolking.

Jeruzalem is grondig verwoest: de paleizen van David, de tempel van God, de huizen en de stadsmuren – alles is kort en klein geslagen. De bewoners zijn krijgsgevangen gemaakt en gedeporteerd naar de delta van Eufraat en Tigris. Daar moesten ze aan het werk om de snel groeiende bevolking van wereldmacht Babel van voedsel te voorzien.

De paar mensen die in en rond Jeruzalem achter blijven, hebben geen leven. Er is geen eten. Er is geen leiding (1,6bc). Ze hebben geen verweer tegen de bezetters (1,5a) en buren. Ze hebben de doden begraven, de rommel een beetje opgeruimd en zijn zo goed en kwaad als dat gaat (vgl. 1,4) God weer gaan vereren. In die gemeenschap is volgens mij dit Klaaglied ontstaan. De pijn hangt nog tussen de brokken van stad en tempel. Het hart van Jeruzalem is een gapende wond. Hoe het de mensen in de verstrooiing gaat, weet hier niemand.

In dit klaaglied een scène met twee zangers. De ene is aan het woord in 1-11c (onderbroken in 9d en terug in 17). Deze stem beklaagt Sion of Jeruzalem (en Juda, zie 3.15) in 1-9d.10-11d.17. Deze stem betrekt ons erbij. Hij of zij schildert wat er te zien is, voor ons, de kijkers, de ramptoeristen, de mensen die zich afvragen hoe het gaat. Met de tweede stem doet Jeruzalem zelf haar beklag over haar miserabel lot: in 9d en11d-22. Ook zij klampt ons aan (12). Ze wordt bijgevallen door de klaagzanger in 17. Ze neemt ons mee in haar smeekgebed tot Jhwh in 20-22 (vgl. 11e).

We moeten kijken en het breekt ons hart. De overwinning van Babel is haar schande. De zanger noemt als kern van het verdriet van Jeruzalem haar eenzaamheid (1). De rode draad is, dat er niemand is die haar troost (2.9.16.17.21). Iedereen op wie ze ooit gerekend heeft, is weg. Haar gelegenheidsminnaars – dat verbaast ons niets. Maar haar man, Jhwh! Hij heeft zijn huis gesloopt en is gegaan. Ze zal zich alleen moeten redden.

Des te meer valt in haar lied het kleine maar heldere lofliedje van 18a op: ‘De HEER staat in zijn recht’. Het is de springplank voor haar smeekgebed. Ze heeft haar pijn door haar eigen gedrag opgeroepen. Ze neemt daarvoor alle verantwoordelijkheid. Dit is trauma-literatuur. Ze is de vraag naar schuld voorbij. Ze mag klagen, ze mag kreunen en zuchten bij het recht van God. De HEER heeft haar laten voelen dat ze hem diep heeft gekrenkt, maar hij houdt haar vast met zijn recht.

Gods recht heeft haar aan de rand van haar graf gebracht. Toen heeft hij genadig ingehouden. Ze is een veroordeelde, maar ze heeft haar straf uitgezeten. Ze leeft nog, dus God is nog niet klaar met haar. Dat is een kier van hoop. Als mensen en machten haar onrecht doen en verder gaan waar hij is gestopt, zal zijn recht haar beschermen. Laat haar kwetsbaarheid niemand verleiden tot grensoverschrijdend gedrag! Ze durft te hopen dat hij haar niet zal alsnog laten breken door haar vijanden.

Jeremia had geprofeteerd dat de ballingschap tot in de derde generatie zou duren, 70 jaar (Jeremia 25,8-14; 29,4-14). Dat is lang. Maar het is niet het einde! Dat einde zal over de Messias komen. Jezus moest de hele weg aflopen. Gods recht zou hem over de rand duwen, als zondebok de diepste dood in, de buitenste duisternis.

Ze leken gewonnen te hebben: Judas, het sanhedrin, Pilatus van Rome en Herodes van Edom op het moment dat Jezus overleed aan het kruis op Golgota, Maar ze staken het vuur aan onder het Lam van God dat de zonde verzoent. Het recht van God loutert het volk. Veroordeelde zondaars leven omdat de Zoon zich geeft als zoenoffer.

Aanwijzingen voor de prediking

– Je kijkt hier in het graf van Israël. We moeten kijken, huiveren en walgen. ‘Ken je een lijden als dat van mij?’ (12). Het grote verdriet van deze vrouw is dat haar man weg is. ‘Ach, hoe eenzaam zit ze neer’ (1). Je ziet de ellende van het restje van Juda bij de brokstukken van Jeruzalem. Ril bij het onvoorstelbare dat God zijn eigen huis in Jeruzalem laat slopen. Hij geeft het op, en dat is geen compliment! Hij brengt zijn eigen eer in het geding. De vromen staan met lege handen. De puinhoop rondom is één grote tegenspraak tegen alles wat ze hebben geloofd. Hoe weerloos dat hen ook maakt, ze proeven dat de HEER ondanks zijn recht niet van zijn volk af wil.

– Klaagliederen 1 confronteert ons met een werkelijkheid die veel mensen pijnlijk genoeg ervaren. We herkennen de rouwende bruid. Ze doet ons denken aan Rachel die huilt om haar kinderen. Aan Maria die in haar hart gestoken wordt door de dood van haar zoon. En aan de moeders van Argentinië en de weduwen van Srebrenica. Lijden zien kan ons de adem benemen, ook als Gods recht op de achtergrond meespeelt. Op zulke momenten lijken godsvertrouwen en gebed niet te werken. De bitterheid van je leven vloekt met je geloof. Er komt geen hulp, een trooster daagt niet op. Het is gewoon afgelopen. Die pijn, die wanhoop hoef je niet te verbijten. Daarmee mag je je broers en zussen in het geloof aanklampen. Ze zullen het herkennen. Samen mag je vragen: is dit nog recht, Heer?

– Om verbinding te maken met het lijden van Jezus kies ik hier voor een connectie via het evangelie van Lucas. Ik kom uit bij zijn lijdensaankondigingen, bij formuleringen als van Mozes en Elia die met Jezus spreken over ‘het einde van zijn weg (zijn exodos) dat hij in Jeruzalem zou bereiken’ (Lucas 9,31) en Lucas die vertelt dat Jezus richting Jeruzalem reist ‘in de tijd dat het einde van de dagen van zijn opneming (zijn analèpsis) naderde’ (Lucas 9,51). Jezus moest en zou naar Jeruzalem. Daar moest hij sterven (vgl. Lucas 13,33-34). Waarom Jeruzalem? Om zich bloot te stellen aan Jeruzalems uiterste verzet tegen Gods genade en trouw. Om op Golgota onder te gaan in Gods heftigste afwijzende reactie daarop. Om helemaal onderin de diepste krater van Gods woede de exodos te vinden naar de Vader, voor zichzelf en voor iedereen die zich aan hem toevertrouwt. Om opgebeurd te worden (analèpsis) door de reddende hand van zijn Vader, moest hij in Jeruzalem de draad oppakken bij diens hevige afkeer van Jeruzalems hardnekkige verzet tegen zijn liefde.

Ideeën voor kinderen en jongeren

Je zou een gesprekje met kinderen of jongeren kunnen voeren over een vraag als: wat is het verdrietigste wat je hebt meegemaakt? Of: wat vind je het ergste verdriet wat je hebt gezien?

Je kunt daarbij een duidelijke piëta laten zien. Of een tekening die Pablo Picasso heeft gemaakt van huilende vrouwen, op 28 mei en 3 juni 1937.

Geraadpleegd

  • Voor een goed overzicht over de verschillende stemmen: het artikel van H.J. Bosman, ‘Stemmen en spelers in de Klaagliederen’, en voor liturgische en muzikale verkenningen dat van Joost Langeveld, ‘De klaagzangen gezongen’, beide in Schrift. Tijdschrift over de bijbel 298 (jg. 52/2, mei 2020 – thema: Jeremia en Klaagliederen).

  • Antwoord op vele vragen over de tekst geeft J. Renkema, Klaagliederen vertaald en verklaard (Commentaar op het Oude Testament), Kampen: Kok, 1993 (Engelse vertaling in de reeks Historical Commentary on the Old Testament: Leuven: Peeters, 1998).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken