Menu

Premium

Preekschets Marcus 1:10

Marcus 1:10

En terstond, toen Hij uit het water opsteeg, zag Hij de hemelen scheuren en de Geest als een duif op Zich nederdalen.

Schriftlezingen: Genesis 1:1-5 ; Marcus 1:1-13

Het eigene van de zondag

De tijd van Epifaniën kenmerkt zich door de gestalte van Jezus, die in zijn optreden laat zien wie Hij is en waar Hij voor staat.

Tekstkeus: Marcus valt met de deur in huis. Geen chronologisch levensbericht van Jezus, maar een bezield verhaal, waar de ‘oral history’ van te proeven is, met (Simon) Petrus persoonlijk als smaakmaker (1 Petr. 5:13). De onstuitbare intocht heeft als goed nieuws dat Jezus het koningschap van God nabij komt brengen. Maar dat betekent een bitter gevecht met de onheilige geesten. In de vier navolgende schetsen is niet gekozen voor de klassieke epifanieverhalen, maar voor stof uit Marcus 1. Hoewel er goede argumenten zijn voor een iets andere versindeling, is hier gekozen voor de NBG-indeling.

Uitleg

In de Romeinse wereld duidde Epifanie op de glorieuze, feestelijke komst van de keizer. Zijn bezoek begint en is onstuitbaar! Zo zet het verhaal van Marcus in: Johannes is de klaroenstoot die, net als de bespeler van het instrument, van zichzelf afwijst in de richting van wie gaat komen. Hoe anders zal deze Koning zijn dan de Romeinse keizer!

Vers 1 euangelion Het woord evangelie wil niet als ‘christelijk’ gereserveerd worden, maar wil gezien worden in het verlengde waarvan dat Woord (vooral het gesubstantiveerde part. van euangelizomai in de LXX (Ps. 40: l0; 4l:27; 68:12; 96:2, bij Jes. 40:9; 4l 27; 52:7) reeds klinkt: als verlossende bevrijdingsintocht van de Eeuwige. Het wortelt in lsraël en gaat zowel over de vreugdevolle boodschap van zijn komen als ook over het gebeuren zelf. In de Romeinse wereld staat het woord evangelie voor een vorstelijk, blijde bekendmaking van geboorte, troonsbestijging of een overwinning van de goddelijke keizer. De vroege gemeente zal zeker de tegenstelling hebben gevoeld tussen berichten over deze keizer en het andere evangelie waarmee Marcus nu begint. tou is zeker als gen. obj. te lezen: over zijn boodschap en over hemzelf. Gods koningschap is niet meer los te denken van de persoon van Jezus.

Vers 2 De citaten. Marcus citeert niet zo precies.

Vers 4-5 Ioannes o baptizoon, Johannces de Dopcer, of (in andere handschriften) Johannes die doopte in de woestijn? De vertalingen verschillen. De titel ‘de Doper’ baptizoon (6:14, 24) of baptistès (8:28 par. Luc. 7:20, 33) en duidt op het buitengewone van deze profeet en prediker met dopen als zijn zending. De situatie in Palestina ten tijde van het horen van Marcus’ woorden (60-65 na Chr.) is instabiel en chaotisch. Er zijn volop opstanden en talrijke messiassen; een goede voedingsbodem voor allerlei apocalyptische boodschappen en geestelijke vernieuwing ‘nu het nog kan’. De Doper komt als de profeet Jachja voor in de Koran (Soera 19:13-15).

Uniek aan Johannes’ doop is het eenmalig karakter en het sterk ethische accent. Anders dan de rituele zelfwassingen zoals in Leviticus (14-16) beschreven. Anders dan de rituele zelfwassingen in Qumran, hoewel Johannes vaak in verband is gebracht met de Essenengemeenschap. Anders ook dan de proselietendoop die zélfonderdompeling en besnijdenis eisten om te mogen toetreden tot de gemeente van Israël. Hier is iemand die ánderen doopt door hen onder te dompelen vanuit hun bereidheid tot omkeer en om hier en nu verlost te worden van drukkende schuld.

Vers 6 kemelmantel en gordel. Het beeld wordt opgeroepen van het ‘ambtskleed’ van de profeet Elia. Koning Ahazia herkent Elia direct aan die kleding (2 Kon. 1:8). Elisa valt de mantel toe als opvolger (1 Kon. 19:19; 2 Kon. 2: 13-15). Zelfs een valse profeet is aan dit kleed te herkennen (Zach. 13:4). De profeet Elia heeft een prominente positie als eindtijdprofeet waarvanuit hij alles zal herstellen (Mal. 4:5; Mar. 9:12).

Vers 7 opiso Letterlijk vanachter (locativus). Johannes is de verwijzer naar de komende, die vanachter hem naar voren komt! ‘Die mij volgt’ (Mar. 8:34). Een wonderlijke voor- en achterwaartse beweging (Joh. 1:15, 30). Temporeel opgevat: die na mij komt. Jezus wordt dus geschetst beginnend als discipel van Johannes (vgl. 1:20, term. techn. van discipel).

Ischuroteros Een interessante parallel is Deuteronomium 10:17. De sterkte van de Eeuwige is niet zozeer een zaak van spielballen, maar dat Hij zich niet laat omkopen, wees en weduwe beschermt en de vreemdeling liefde bewijst door brood en kleding te geven! In Jesaja 9:5 wordt het Messiaanse Kind bezongen, dat als Sterke God en Wonderbare Raadsman een eind zal maken aan dreunende soldatenlaarzen en bloeddoordrenkte mantels (vgl. Op. 5:12).

Hupodèma Van de rabbijnen is bekend dat zij zich in alles lieten bedienen door hun discipelen. Hier worden de rollen dus meer dan omgekeerd. Ook kan men denken aan het lòsmaken van de riemen om de kostbare sandaal droog te houden, voorafgaand aan het te water gaan. Anderen wijzen op de regel dat een boeteling barrevoets gaat, dus het losmaken is dan eerder een publieke boetehandeling.

Vers 8 De waterdoop van Johannes is verbonden met de belofte dat de komende Sterkere zal dopen met de heilige Geest (vgl. Luc. 3:16; Mat. 3:11, heilige Geest en vuur, zoals ook enkele Marcushandschriften hebben). De verbinding van waterdoop en geestesdoop, tussen bekeringsteken en geestesgave, komt voor in Ezechiël 36:25-30 en in de boetpsalm 51:9-13. Fascinerend blijft de relatie tussen heiliging en rechtvaardiging: is de belijdende wassing voorwaarde tot de geestesgave? Nee, niet het ‘sacramentalisme’, maar de overgave die je geschonken krijgt om door een ander onder water van je adem te worden afgesneden, schept nieuwe ademruimte voor de Geest!

Vers 9 Tegenover de pantes die vanuit Judea en Jeruzalem afdalen (‘eschatologische Wallfahrt’, aldus Lohmeyer) is daar die ene man uit Nazaret, Jezus. Voor de relatie tussen Johannes en Jezus, zie de volgende schets.

Vers l0 Aanabainoo-katabainoo, oprijzen en neerdalen. Let op de beweging: na neergedaald te zijn in het water rijst Hij op, en de duif van de Geest daalt neer. Deze ndoop schept goddelijke dynamiek! Het oprijzen bedoelt uit te drukken dat Jezus de weg van het lijden zal gaan, op naar Jeruzalem, waar het Messiaanse drama zich definitief zal voltrekken (Mar. 10:32 par.).

Vers 12 Ekballoo, uitwerpen, met inspanning van plaats doen veranderen. Wat de Geest hier bij Jezus doet, doet Hijzelf vele malen bij de onreine geesten (1:34;1:39; 3:15; 3:23; 16:9; 11:15). De Eeuwige werpt de mens uit de hof van Eden (Gen. 3:24).

Vers 13 Erèmos, woestijn. Het woord valt voor de vierde maal, een kernwoord. Profeten in het Oude Testament hebben er weet van: Mozes (Ex. 2:15) en Elia (1 Kon. 17:1-6; 1 Kon. 19:8). Een mens alleen in de woestijn wordt ten dode bedreigd door tal van rampen: het moordend isolement, de constante aanwezigheid van mogelijke bedreigingen, desoriëntatie, de zorg om voedsel, de grillige natuur en het, tot in het waanzinnige, teruggeworpen worden op jezelf. Een levensbedreigende beproeving die echter een enorme geestelijke energie kan opleveren voor de opdoemende levenstaak (zie ook ThWNT II, 655).

Tèrion, (wilde) dieren. Er is een opvallende typologie tussen dit gedeelte en het begin van Genesis. ‘In den beginne’, parallel aan ‘het begin’ (Mar. 1:1). Adam staat naamgevend tussen de dieren in het paradijs en Jezus is tussen de dieren in de woestijn. Satan verzoekt Adam, Satan verzoekt Jezus. Engelen werpen Adam uit, hier dienen ze Jezus (ThWNT I, 141). Bij de apostolische vaders (Barnabas, Clemens, Diognetus) komen wilde dieren voor als een bedreiging (vervolgingen!) waar je niet bang voor hoeft te zijn; ze zijn immers deel van de schepping.

Angeloi. Marcus begint zijn eu-angelion (vs 1) met te getuigen dat Johannes de angelos (vs 2) van de komende sterkere is, en nu zijn er angeloi die Jezus in de woestijn dienen. Engelen zijn een omschrijving van Gods nabijheid, die evocatief, troostend en helpend is (Ps. 91:11-13).

Aanwijzingen voor de prediking

1. Jezus’ komst in onze wereld is een beslissend nieuw begin van vasthoudende liefde van de Eeuwige, de God van IsraëI. Het nieuwe begin is historisch verankerd, maar voor de hoorder die vandaag luistert en zich openstelt gaat het Koninklijk nu dichtbij komen, als een zonnestraal die niet te stuiten is. In haar lichtbundel wordt goed en kwaad zichtbaar.

2. Johannes, de verwijzer, wijst vanuit de Messiaanse verwachting van zichzelf af naar de Ander. Hij maakt plaats en treedt zelf terug omwille van de Komende. Homiletisch biedt dit beeld een spiegel aan. Kunnen wij verwijzen? Waar staan wij de boodschap in de weg? Waar gaan wij er hinderlijk tussen staan, uit angst om zelf niet gezien te worden?

3. De machtige manifestatie is een duif en een stem als teken van Gods nieuwe schepping. De ordenende Geest schept leven (Gen. 1:2; 2:1; Jes. 11:2; 61:1) en ontmaskert de tegen-geesten. Hoe werkt die Geest? In het scheppingsverhaal broedt de ruach als een moederdier over de wateren. Broeden is: datgene wat leven heeft gekregen verder ontwikkelen; zo broedt de Geest als duif (vs. 10) over de liefdevolle relatie tussen Jezus en de Eeuwige. Leg daar Deuteronomium 32:10-11 eens naast, waar de Eeuwige als de adelaar beschermend om zijn jongen zweeft na hen gewekt (NBG) te hebben, dat wil zeggen uit het nest te hebben gewerkt. Het werkwoord wr, opwekken, in onrustige beweging brengen, heeft ook de erotische connotatie van opwinden (Hgl. 2:7; 8:5). Dat alles klinkt mee in de werking van de Geest! Zo creëert de Geest Gods, door Jezus de woestijn in te werpen, nieuwe ontplooiing en toekomst en zo worden wij tussen dieren en engelen in de woestijn van het leven geworpen, maar met het kompas van het koningschap Gods !

4. Het eenmalig gedoopt worden als ritueel is het teken van inlijving in de jonge christelijke gemeente. Jezus doopte niet zelf, maar droeg het zijn volgelingen wel op

(Mat. 28:19). Boeiend is de vroegchristelijke dooppraktijk waar doop door onderdompeling en zalving nog bijeenhoren (zie Wegman). In het kader van de interreligieuze dialoog kan men stilstaan bij de andere gelovigen van het Boek. Is de doop vergelijkbaar met de (joodse of islamitische) besnijdenis? Het rabbijnse jodendom kent de proselietendoop: de bekeerling moet zichzelf in het mikwe onderdompelen en (de man) moet daarna besneden worden. Benadrukt kan worden dat de doop (ondanks het oude doopformulier) niet een vervanging van de besnijdenis is, als wel een met de doop vergelijkbaar verbondsteken van Godswege. De besnijdenis bij moslims is geen religieuze opdracht. Het komt niet voor in de koran, wel in de hadith, en de gewoontes eromheen zijn lokaal bepaald.

5. De christelijke kunstgeschiedenis geeft een prachtige ingang in ons verhaal, een geliefd thema, waarbij Johannes en Jezus talloze malen zijn afgebeeld op iconen, altaarpanelen, schilderingen en mozaïeken. Zo ontstaan prachtige vergezichten. Zulke beelden, mogelijk afgedrukt op een liturgieblad of als dia vertoond, helpen het verhaal een verhaal van onszelf te maken.

6. De Romeinse keizer verschijnt (epifainoo) als de heerser die overwonnen heeft (euangelion). De epifanie van de uit het water oprijzende ‘winnende’ Koning Jezus uit het doopwater betekent echter allerminst dat de strijd gestreden is, integendeel, het begint nu pas! Marcus schrijft weliswaar ná Pasen, terugblikkend op de verborgen zegevierende Messias, maar het is goed te beklemtonen hoe kwetsbaar deze Oprijzende uit het water is en hoe eenzaam de woestijn. Hij komt in ‘bezet gebied’, waar de dood regeert. In de doopliturgie wordt de onderdompeling gezien als mee ondergaan met Christus in de dood en met Hem mee verrijzen (1 Kor. 12:13). De doopgelofte van verzaking van de duivel is vandaar hoogst actueel en geen liturgische retoriek! De voorkeur van geestesdoop boven waterdoop, zoals soms in evangelische kringen wordt gesteld (met beroep op Hand. 2;4:31; 8:14-18; 10:44-46; 19; 1 Kor. 14), heeft geen zin. Eerder mag het een geestrijke aanvulling zijn vanuit de overvloed Gods.

7. De verzoeking in de woestijn wordt door Drewermann als pastor-psychotherapeut benaderd. Dat tijd en plaats van ons geworpen worden in de woestijn, bepaalt de Geest, niet wij (40vv). De verzoeking lijkt nu het dierlijke (doden, geweld) als duivels te identificeren en weg te werpen. Men dient daarentegen de dieren liever als symbolen van de menselijke ziel te zien, waar men iets mee moet. Het dierlijke in jezelf moet je niet doden maar door strijd zien te integreren (temmen?) als deel van Gods gaven, evenals de gave der engelen. De vredesprofetieën bij Jesaja geven dat al aan. Wolf, leeuw en adder worden niet uitgeroeid, maar hebben een plek in het Vrederijk en spelen vrolijk met zuigeling en bokje (Jes. 11:6-9; 65:25). Jezus wordt Heilige Gods (1:25) door dit alles te ondergaan en wij volgelingen door te vertrouwen dat de woestijnervaring en het ‘oprijzen’ in zijn persoon hoopvol zijn verbonden.

N.B. Op de hongerdoek uit Haïti (1982) beschermt Jezus de wilde dieren tegenover mensen die de aarde met hakbijlen verwoesten!

Liturgische aanwijzingen

Liederen: LB 249; 461; 467.
Verder H. Stufkens, Het zevenvoudig pad van Franciscus, met name ‘kleine litanie’, Deventer 2000.

Geraadpleegde literatuur

  • S.F.H.J. Berkelbach van der Sprenkel, Het evangelie naar Marcus (PNT)

  • R. Boon, De joodse wortels van de christelijke eredienst, Mededelingen Prof. dr. G. van der Leeuwstichting 40, Amsterdam z.j.; ThWNT

  • M.H. Bolkestein, Het verborgen rijk, Nijkerk 1954

  • E. Drewermann, Beelden van verlossing, ’s-Gravenhage 1990

  • Hein Jan van Ogtrop, In het leerhuis van Marcus, ’s-Hertogenbosch 1996

  • Louis Goosen, Van Andreas tot Zacheüs, Nijmegen 1992

  • H.A.J. Wegman, Geschiedenis van de christelijke eredienst in het westen en in het oosten, Hilversum 1976

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken