Menu

Premium

Preekschets Marcus 1:17

Preekschets Marcus 1:17

Eerste zondag van Epifaniën

Komt achter Mij en Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt.

Schriftlezingen: Marcus 1:14-20; Psalm 97

Het eigene van de zondag

Zie bij de preekschets voor Epifanie (Marcus 1:10)

Uitleg

Vers 4 paradidoomi Marcus gebruikt het geladen woord ‘overleveren’ en brengt zo niet alleen een oorzakelijk verband aan met het begin van Jezus’ prediking, maar ook met hun beider levensweg, getekend door lijden. Nu wordt Johannes overgeleverd, straks Jezus. Het overgeleverd worden staat in wondere dienst van Gods doorbrekende Koninkrijk. Door een kus zal Judas Jezus overleveren aan de schriftgeleerden (14:10, 11, 18, 41, 42), die Hem overleveren aan de heidenen (9:31; 10:33) in de persoon van Pilatus (15:1) die hem overlevert om te worden gekruisigd (15:15). Johannes’ levenseinde klinkt haast in rijm daarmee. ‘De daad wentelt voort als een vallende steen, van Herodes naar de beul, naar het meisje, naar Herodias, daar blijft het besluit rusten’ (Berkelbach, 133).

Marcus vertelt dat Johannes geboeid wordt gevangen gehouden, een vernederende en verwondende vorm van detentie (zie Mar. 6:17; Mat.22:13; Hand. 16:24). De ooit zo zegenrijk dopende handen zijn nu geketend! Johannes had Herodes Antipas (zoon van Herodes de Grote) bekritiseerd, die, na zijn vrouw te hebben weggezonden, met zijn schoonzuster Herodias was begonnen. Als we Flavius Josephus (Ant. XVIII, 5,4) volgen was deze Herodias getrouwd met Antipas’ halfbroer Herodes (had hij mogelijk als bijnaam Philippus, zoals Marcus hem hier noemt?). Herodias was bovendien oomzegger van beide Herodessen. Waar Johannes in naam van de gerechtigheid openlijk tegen protesteert is dus in feite een combinatie van ontrouw, incest en inbreek in een broederhuwelijk (Lev. 18:16).

Basileia tou theou Het Eerste Testament bezingt – Psalm 97 is een fraai voorbeeld – biddend en lofprijzend de Eeuwige om zijn koningschap dat olaam is, de aarde omvattend en tot in eeuwigheid tronend op gerechtigheid en recht. Dit is geen feitelijke constatering. Het is een biddende beaming van Gods verhoopte koningschap! Wie dat bidt genereert geestkracht. Tegelijk komen de tegenkrachten die het leven willen verwoeste in beeld. De bede ‘uw Koninkrijk kome’ is dan ook evenzeer een klacht: ‘hoelang nog Heer?’ Het Koninkrijk Gods is geen land van ooit of een moment van ooit, maar eerder een belofte voor hier en nu vanwege de Mensenzoon die daar met zijn leven voor instaat. Dat Eeuwige Nu (Kierkegaard) geeft een genadige ontdekking van Gods epifanie. Het orthodox-correct constateren van het ‘eens en voor al’ van Christus’ verzoenend sterven, ontkracht in zekere zin die flitsende doorbraak.

Kai (2x) is epexegetisch: de vervulde tijd ís het Koninkrijk Gods, je omkeren ís het evangelie vertrouwen!

Eggiken Hier zeker temporeel bedoeld, maar in het Nederlands kan ‘dichtbij’ ook locatief zijn, ‘vlakbij’, ‘om de hoek’.

Vers 16 Simeoon (Gen. 2 :33, ‘Hij heeft gehoord’) en Andreas, een Griekse naam (‘manhaftig’), zonen van Johannes (Joh. 1:42) zijn de eerste leerlingen. Andreas was aanvankelijk een discipel van de Doper (Joh. 1:35, 40).

Amfiballoo, het (met een professionele wijde armzwaai) rondom uitwerpen van een net. Zit hier een contrasterend rijmwoord met ekballoo, het uitwerpen van geesten, wat Jezus ook zijn leerlingen zal gaan leren (Mar. 6:7, 13)? In de regel wordt ’s nachts gevist (Luc. 5:5; Joh. 21:3); mogelijk gaat het hier, overdag, om het schoonspoelen van de netten (Luc. 5:2).

Vers 17 deute, pl. van deuro, een wervende stimulerende oproep: ‘kom op, welaan!’ De meeste vertalingen laten het onvertaald, zo niet Van der Zeyde (Marcus, een tijding van vreugde): ‘Jullie daar, volg mij’ of Come, be my disciples (Wycliffe Bible Translators). Het is geen bevel, maar een wervende lokroep over het water.

Opisoo mou Jezus verwijst niet, zoals de profeten deden, naar de Eeuwige, de God van Israël. Johannes gaf daartoe reeds de opmaat: hij verwees naar Jezus! Hier is dan de eerste openlijke oproep van Jezus om Hemzélf te volgen. En in Hem is Gods Geestkracht heilzaam dichtbij.

Haleeis antroopoon De vergelijking van vissen naar mensen is in de joodse traditie niet onbekend: bij enkele profeten komen we het beeld tegen van mensen als vissen (Hab. 1:14-16; Am. 4:2; Jer. 16:16).

Vers 18 euthus De Geest was al doende Jezus te bezielen (10,12) maar slaat nu heilzaam over op de voor eens en altijd geroepen vissers (18,20; zie ook vorige schets).

Akoloetho Bij de rabbijnen meldden leerlingen zichzelf aan; hier worden ze door de bevlogen overmacht van de Heer persoonlijk geroepen Hem te volgen. Later zullen deze navolgers ook apostelen worden. Zijn ze daarvoor als simpele vissers wel gekwalificeerd? Ach, zij zijn getalenteerd in hun ambacht en mogen hun roeping ontvangen en om met een woord van Barth te spreken ‘…nicht in Abwertung sondern in Aufwertung ihres bisherigen Berufes (KD,IV,3, 675).

Vers 19 Iakobos ‘de meerdere’ (i.t.t. Jacobus minor, Mar. 3:18) behorend bij de intieme discipelkring. Lucas beschrijft zijn gewelddadige dood door onthoofding (Hand. 12:2), een martelaarsverhaal dat het begin vormt van een grootse legendevorming die culmineert in het Spaanse Santiago de Compostella. De pelgrimsreis daarheen, met een schelp als teken, is de eeuwen door – tot vandaag! – een spiritueel gebeuren voor tallozen geweest. Johannes behoort met zijn broer Jakobus, en Petrus tot de drie intimi van Jezus binnen de discipelkring. Zij mogen mee naar de berg der verheerlijking (Mat. 17: 1vv) en naar Jaïrus’ dochter (Mar. 5:37) en mogen dichtbij Jezus zijn in de Olijvenhof (Mar. 14:33). In Handelingen is deze Johannes (nu samen met Petrus 3:1; 4:73; 8:14) een autoriteit; Paulus noemt hem een der pilaren van de vroege gemeente (Gal. 2:9). Er is een sterke traditie die in hem de schrijver van het laatste bijbelboek ziet. De beide broers worden door Jezus (Mar. 3:17) in het Aramees boanerges genoemd, in het Hebreeuws benee règèsj, zonen des donders, huoi brontes, een raadselachtige bijnaam. De Statenvertalers, in hun kantlijnaantekening, zien dit als eretitel vanwege de grote preekijver der broers. Of houdt de bijnaam verband met hun ‘overdonderende’ vraag aan Jezus om een ereplaats in het Koninkrijk (Mar. 10:35-37)? Aannemelijker nog lijkt het de bijnaam te verbinden met hun verzoek aan Jezus om een straffend hemelvuur voor de Samaritanen (Luc. 10:54), waarbij belangrijke handschriften toevoegen ‘net als Elia deed’ (2 Kon. 1:10-12). Marcus 10:35,39 wijst op mogelijke voorzegging van de martelaarsdood van de beide broers.

Vers 20 misthotos Marcus noemt (i.t.t. Mat.) meewerkende dagloners die bij vader Zebedeüs in de boot achterblijven. Van der Zeyde meent dat de evangelist dat toevoegt om het niet al te sneu te laten worden voor de achterblijvende vader.

Aanwijzingen voor de prediking

1. Het nabije Koninkrijk. Jezus begint als Johannes stopt. Dit is meer dan een tijdsmarkering: het verweeft hun beider opdracht en peilt de diepte van Messiaanse presentie. Johannes’ gevangenschap en latere dood omwille van de gerechtigheid is nu blijvend verbonden met het begin van Jezus’ prediking. Beiden worden overgeleverd. En zij niet alleen. De voor de vroege gemeente herkenbare eerste discipelen, wier namen Marcus bekend veronderstelt, hoeven ook niet op veel aards succes te rekenen: voor allen doemt een martelaarsdood aan de horizon op.
Tegelijk voedt het marturion de hoop dat daarmee het Koninkrijk naderbij zal komen en bemoedigt al diegenen die strijden tegen de onreine geesten van geweld en verderf. ‘Zo is de grote reeks van volgelingen begonnen en krachtens dit beginsel wordt de gehele stoet van Gods kinderen geformeerd: gekend en geroepen zijn zij, loslaten en volgen is hun geloofsdaad’ (Berkelbach, 41). Het handelen van Jezus, Johannes en de nu komende volgelingen, gaat het Koninkrijk nog dichterbij brengen. Wie er slechts op gaat zitten wachten. zal het niet zien. Wie de ‘nabijheidsverkondiging’ (Van Ogtrop) verstaat en ernaar handelt, die gaan de ogen open!

2. Wat is de boodschap? Bij Johannes is het de waterdoop van bekering tot vergeving van zonden. Daarin smelten verlangen naar omkeer, reiniging van schuld en Gods vergevende aanwezigheid samen. Bij Jezus is het de omkering en een toevertrouwen aan de heilsboodschap van het nabijkomende Koninkrijk. In Hemzelf, een timmermanszoon (6:3) die vissers aan een strand wervend toeroept, wordt dit Koninkrijk nabijgebracht. Wie zal die roep vandaag opmerken? ‘Het evangelie verkondigt een dageraad, een aanbrekende dag (…). Iets bijzonder teers is er aan de dageraad. Eerst schept hij een vermoeden van licht, dan een zwakke schemering. Hij kleurt de kim eerst met zacht rood, voor hij haar met zijn sterkere verven afzet. Niet anders kondigt zich het evangelie bij ons aan. Het maakt tere en zeer breekbare afspraken met ons (…). De ziel mag zich niet verharden tot een betweter Gods, maar moet haar tere kanten openhouden voor het vernemen van de ritselingen van Gods Geest en van Zijn werk. Zij moet het dagen van Zijn Koninkrijk leren bespieden en het kleurenspel aan de hemel van dat Koninkrijk’ (Noordmans, Gestalte en Geest, 95).

3. Wat is de kracht van de lokroep om Jezus te volgen? Er wordt niet geaarzeld, laat staan geweigerd, voortdurend een ‘terstond’; zelfs een vader wordt bruusk achtergelaten. Deze vraag staat in direct verband met ons eigen geloofsvertrouwen. Twee Geestesbewegingen zijn hier in evenwicht. Enerzijds is de Geest vol haast en vaart om terstond het Rijk nabij te brengen, om kwaad en onheil te stoppen; anderzijds is er de rust en het geduld van de Geest om het geloofsgeheim te laten rijpen naar ‘ieders persoon en karakter’.

4. De vissers zijn met hun netten bezig: spoelen en repareren. Immers, vuile of kapotte netten verminderen de vangst. Wellicht wat gewaagd, kan het verhelderend zijn te spelen met dat woord ‘net’, netten bewerken, ‘netwerken’. Netwerken is in onze communicatietechnologie een functionele methode om zoveel mogelijk contacten op te bouwen die mogelijk van pas kunnen komen. Jezus netwerkt ook. Anders? Allereerst zij gezegd dat Jezus van meet af aan anderen bij zijn heilswerk betrekt. Hij kan niet zonder! De aard van het Koninkrijk is gericht op het heil van mensen wereldwijd. Hij netwerkt niet ter wille van zichzelf, maar ter wille van het komend Koninkrijk waar ieder mens telt en waar de Geest Gods de draden weeft van onderlinge, helende verbondenheid en gemeenschap. Een kritische notie is nog de aanhef van vers 17: ‘Ík zal u maken.’ Jezus is subject, niet wij. Als christenen gaan netwerken rond het evangelie is er, zo bewijst de geschiedenis, een gerede kans dat zij over de rug van Jezus zélf eer en roem gaan opbouwen en ten bate van eigen kerkelijke koninkrijkjes netwerken. Blijf bij de vier grondwoorden van deze perikoop: gekend worden en geroepen zijn, loslaten en volgen.

Liturgische aanwijzingen

Liederen: Psalm 97; Gezang 47; 252; 294; 326.

Geraadpleegde literatuur

  • S.F.H.J. Berkelbach van der Sprenkel, Het evangelie naar Marcus (PNT)

  • R. Boon, De joodse wortels van de christelijke eredienst, Mededelingen Prof. dr. G. van der Leeuwstichting 40, Amsterdam z.j.; ThWNT

  • M.H. Bolkestein, Het verborgen rijk, Nijkerk 1954

  • E. Drewermann, Beelden van verlossing, ’s-Gravenhage 1990

  • Hein Jan van Ogtrop, In het leerhuis van Marcus, ’s-Hertogenbosch 1996

  • Louis Goosen, Van Andreas tot Zacheüs, Nijmegen 1992

  • H.A.J. Wegman, Geschiedenis van de christelijke eredienst in het westen en in het oosten, Hilversum 1976

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken