Menu

None

Preekschets Numeri 6:22,27

Zondag 16 augustus 2015 – negende zondag van de zomer

Numeri 6:22, 27

22 De HEER zei tegen Mozes: ‘(…) 27 Als zij mijn naam over het volk uitspreken, zal ik de Israëlieten zegenen.’

Schriftlezing: Numeri 6:22-27

Het eigene van de zondag

De zomerse zondagen lenen zich goed om eens stil te staan bij bijbelse thema’s waar we in de eredienst bijna vanzelfsprekend mee omgaan. Daarom sta ik in drie preekschetsen stil bij ‘zegenen’. In deze schets gaat het over het liturgische aspect van zegenen. De andere twee schetsen behandelen de waarde van de zegen voor de gezegende (23 augustus) en het zegenen van kinderen (30 augustus).

Uitleg

Het woord zegenen, berach, wordt in het Oude Testament op drie manieren gebruikt. God zegent dieren (Genesis 1:22), de rustdag (Genesis 2:3) en vooral mensen (Genesis 1:28, Psalm 45:3). Zegen is in dit geval een belofte van toekomst en een opdracht om het geboden perspectief tot werkelijkheid te maken. De tweede manier van zegenen is dat mensen andere mensen zegenen (Genesis 48:10-19). Een mens kan een ander mens natuurlijk geen voorspoed of toekomst beloven, maar de zegen is dan de bede aan God om de andere mens die toekomst te geven. De derde manier ten slotte is dat mensen God zegenen (Genesis 24:48). In vele bijbelvertalingen is dit wegvertaald, en staat er iets als ‘loven’ of ‘prijzen’ op de plekken waar het Hebreeuws spreekt van zegenen. Zegenen is in dit geval vooral dankzeggen aan God: God wordt gezegend omdat Hij goederen, toekomst of perspectief geeft.

De perikoop met wat is bekend geworden als de Aäronitische zegen volgt op een gedeelte met voorschriften voor de nazireeër en wordt gevolgd door een beschrijving van de inwijdingsgeschenken. Daarmee staat de zegen in de context van de tempeldienst. Het licht van de menora die in de tabernakel komt (Numeri 8:1-4) straalt in de zegen alvast, als Gods gelaat dat over de mensen schijnt.

De zonen van Aäron, volgens Numeri 3:3 aangewezen voor priesterlijke handelingen, wordt door Mozes verteld hoe zij de Israëlieten kunnen zegenen. De rolverdeling wordt helder: Mozes vertelt het aan de zonen van Aäron, en dat doet hij omdat God dit aan hem opdraagt.

Zegenen is hier in Numeri primair iets van de priesters. Het is geen magische handeling, maar louter een naspreken van de woorden die God de priesters in de mond legt. Dit wordt duidelijk uit hoe het geformuleerd is in Numeri 6: in vers 23 is de werkwoordsvorm voor zegenen een tweede persoon meervoud, als de opdracht gegeven wordt van God via Mozes aan de zonen van Aäron. In de uiteindelijke zegenwoorden in vers 24 tot en met 26 wordt steeds een derde persoon enkelvoud gebruikt en enkele keren een werkwoord in de modale vorm. Het onderwerp van die werkwoordsvorm is steeds ‘de Heer’. De NBV heeft deze vormen van de zegen vertaald met ‘moge’. De werkwoordsvorm mag echter net zo goed als opdracht of toezegging vertaald worden. Daarom heeft de Naardense vertaling gekozen voor ‘De Ene zal je zegenen en je bewaken’ en de Herziene Statenvertaling voor ‘De Heere zegene en behoede u’.

Het gaat in de zegen om een belofte en toezegging van Gods kant, welke door Hem geëffectueerd zal worden. Het is geen mogelijkheid, maar realiteit dat de mensen gezegend worden, dat bevestigt vers 27. (Voor een verdere uitleg van de Aäronitische zegen zelf verwijs ik naar het artikel van Eep Talstra, De zegen van Aäron.) De priesters bemiddelen de zegen, en zijn met de mensen de ontvangende partij. De zegen wordt dus in gemeenschap ontvangen. De zegen zelf is van ‘de Naam’ (6:27), oftewel van God. De zegen wordt persoonlijk geadresseerd door de manier waarop deze in Numeri wordt doorgegeven, met een derde persoon enkelvoud, maar het gebeuren van het zegenen is onderdeel van de gemeenschap en haar geschiedenis. De zegen is geen magie, die automatisch werkt. Soms denken mensen dat een zegen zo werkt, en dat werd zeker ook vroeger gedacht. De vondst van een zilveren amulet bij Ketef Hinnom in Israël laat zien dat de zegen ook echt als beschermend middel werd gebruikt. Op de zilveren stukjes van de amulet zijn delen van de tekst uit Numeri 6 te lezen, bedoeld om de drager te beschermen tegen gevaar. Echter, de kracht van de zegen zit niet in de woorden, maar in de actie van Gods kant. Het is zijn Naam, zijn wezen, die uiteindelijk de zegen betekenis geeft.

De zegen uit Numeri 6 is bekend geworden als de priesterzegen. In de joodse eredienst is de zegen door de priesters, kohaniem, een vast onderdeel van de eredienst. De kohaniem zijn de rechtmatige opvolgers van Aäron en daarom de aangewezenen om de opdracht uit Numeri 6:23 te vervullen en de gemeente, die binnen de tekst van Numeri primair Israël is, te zegenen. Als de priester zegent, houdt hij de handpalmen naar beneden. De handen kunnen zo uitstralen wat ze eerder zelf al ontvangen hebben. De rechterhand staat volgens de Zohar voor genade en de linker voor het oordeel. Omdat de genade van God zwaarder weegt dan zijn oordeel, zal de rechterhand volgens de Zohar daarom een fractie hoger zijn dan de linkerhand. Of dit het gebaar is dat Jezus ook maakt in Lucas 24:50, is niet te achterhalen. In ieder geval spelen ook daar de handen bij het geven van de zegen een belangrijke rol.

Pas sinds Luther en Calvijn wordt de Aäronitische zegen frequent in de protestantse eredienst gebruikt. De Reformatie wilde terug naar de oudtestamentische wortels, en sloot aan bij de joodse synagogale praktijk. Voor Luther was het uitspreken van de zegen vooral een citeren van Schriftwoorden, en dus eerder verkondigend dan priesterlijk. Calvijn legde er meer de nadruk op dat het God zelf is die de zegen geeft, en dat dienaren van de kerk deze dus uit kunnen spreken zoals met de woorden van Numeri 6 (Talstra, Oude en nieuwe lezers, p. 66-67).

Aanwijzingen voor de prediking

De zegen kan helend werken. Te midden van alle drukte van het leven, van alles wat je overkomt, mag je de zegen meekrijgen om verder te gaan. De zegen wil geen contrast scheppen tussen de wereld binnen en buiten de kerk. De zegen is veeleer bedoeld als een bevestiging van de band die er, binnen en buiten de kerk, tussen de gezegende en God is en die er met de gemeenschap van andere gezegenden is. Gezegend worden is herinnerd worden aan de heelheid die God jou als gezegende te midden van alle gebrokenheid toewenst, en waarnaartoe je, met zijn zegen, op weg bent. De zegen is juist in deze tijd heel waardevol als mensen zich afvragen of het bestaan meer is dan wat ze kunnen zien, ervaren, en te midden van dat wat ze meemaken toch (weer) op zoek gaan naar duiding en zin. De zegen kan dan als liturgisch middel juist die duiding en zin van het leven vatten, en letterlijk beeld en taal geven aan dat wat men zoekt en wat geloven in het leven kan betekenen: zin en duiding geven aan het leven van alledag en dit leven leven als een onderdeel van Gods schepping, als mens gezegend in zijn naam, te midden van de gemeenschap met anderen.

Hoewel de zegen in Numeri alleen uit woorden bestaat, moet ook de betekenis van het gebaar erbij niet onderschat worden. Ik herinner me een dove man die van de hele dienst niets kon meemaken. En toch kwam hij elke zondag naar de kerk. Toen ik hem een keer vroeg waarom, gaf hij aan dat dat was vanwege de zegen. De woorden kon hij niet verstaan, maar het gebaar dat de predikant maakte bij het zegenen was voor hem zo betekenisvol dat alleen dat al voor hem de reden was om iedere zondag naar de kerk te komen. De zegen bestond voor hem dus niet uit woorden, maar uit het gebaar en het zijn in de gemeenschap op dat moment. Dat gemeenschapsaspect wordt in de Numeri-tekst ook erg benadrukt, doordat de zegen aan ‘Israël’ gegeven wordt, en niet aan een individu.

Het uitspreken van de zegen kan ook afstand scheppen, want ‘ineens’ maakt de predikant een theatraal gebaar en klinken gewijde woorden. Dan wordt de zegen gezien als iets van een instituut en dat perkt de betekenis drastisch in. Terwijl in de tekst in Numeri het instituut, de priester, enkel de doorgever is bedoeld te zijn van de zegen. De priester wil geen afstand scheppen tussen de gemeenschap, God en hem, maar juist een opening naar God bewerken door woorden door te geven aan de gemeenschap. Daarom is het soms juist wijs om niet de aloude woorden te gebruiken voor de zegen, maar de woorden aan te passen aan de hoorder, zodat de boodschap beter overkomt en de zegen ook echt ontvangen kan worden in plaats van over de hoofden heen te gaan. Want er kan alleen gedeeld worden als er wat ontvangen wordt. Zegen kan dus ook alleen gedeeld worden als de ontvanger deze kan ontvangen.

Ideeën voor kinderen en tieners

Je kunt met kinderen verschillende zegenhoudingen uitproberen: laat ze ervaren hoe het is om met geheven handen te staan, maar ook met ontvangende handen, waarin ze de zegen ‘opvangen’. Hoe voelt dat om zo te staan? Ook zou je met de kinderen een gesprekje kunnen hebben over wat zegenen is. Het is mooi om dit volgens de methode van de kindertheologie te doen, wat ook voor volwassenen verrassende inzichten kan opleveren.

Liturgische aanwijzingen

Een bijpassende lezing is Psalm 67, waar de woorden van de zegen in terugkeren. Ook kun je kiezen voor Lucas 24:50, waar de handeling van het zegenen en de gesproken woorden ook met elkaar verbonden worden. Het is mooi om de dienst af te sluiten met de woorden van de Aäronitische zegen in de vertaling waarin ze ook in de dienst hebben geklonken.

Liederen: Opwekking Kids nr. 185 ‘De Here zegent jou’ geeft de zegentekst uit Numeri op een voor kinderen begrijpelijke wijze en met een eenvoudige melodie weer. Als slotlied kan NLB 415 gezongen worden, eventueel onderbroken door de gesproken zegen. Ook NLB 429c als gezongen zegen is mooi. In de dienst zouden NLB 4a, 4b, 67, 133 en 418 kunnen klinken en NLB 199 als gezongen gebed.

Geraadpleegd

Eep Talstra, Over zegenen gesproken
M.C. Mulder, Zegen

Eep Talstra, ‘De zegen van Aäron, Numeri 6:22-27’, in: Interpretatie 12/4 (2004), p. 41-43

Eep Talstra, Oude en nieuwe lezers. Een inleiding in de methoden van uitleg van het Oude Testament, Kampen 2002

A. Jobsen, Numeri 1 (Verklaring van de Hebreeuwse Bijbel), Kampen 2008

Petra Kerssies, ‘De zegen van Aäron: De birkat ha’kohaniem,in: Interpretatie 12/6 (2004), p. 15-18

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken