Menu

Basis

Schuimbekkend ziek?

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Over onheil van ziekte en boze geesten

Van alle kanten worden we met lijden geconfronteerd. De beelden van de oorlog uit Oekraïne staan scherp op ons netvlies, kapotgeschoten huizen, mensen op de vlucht, getroffen door de bommen, getekend door mishandeling. De uitzichtloosheid van de armoede in Afrikaanse landen, het gebrek aan goede medische voorzieningen, het ontbreken van perspectief grijpt je van tijd tot tijd erg aan; tenminste als we ons er nog door laten raken. Soms gaat het ook ons eigen huis niet voorbij. Gelukkig hebben wij goede medische voorzieningen, maar hoe ziet je leven eruit als die ontbreken? Wat zou ik als Afrikaanse vader of moeder doen als mijn kind ernstig ziek is en ik geen financiële middelen heb voor bezoek aan een arts? Om wanhopig van te worden.

Uitzichtloos lijden

Iets van die uitzichtloosheid en wanhoop voel ik als lezer telkens wanneer ik het verhaal lees over die vader met zijn zieke zoon uit Marcus 9. Al vanaf zijn vroegste jeugd (ek padiothen) is zijn zoon ziek en lijkt hij zelf ten einde raad (zie ook Mat. 17:14-21 en Luc. 9:37-43). Dat zal de reden zijn dat hij Jezus heeft opgezocht. De verhalen over bijzondere genezingen en wonderen die Jezus deed, gingen immers als een lopend vuurtje door Galilea.

Op de berg en in het dal

Helaas kan de man Jezus zelf niet vinden en moet hij het met enkele van Zijn leerlingen doen. Dat loopt op een teleurstelling uit, want uit het relaas blijkt dat zij niet in staat zijn om de vader met zijn zoon te helpen. Marcus vertelt in de perikoop ervoor (9:2-13) dat Jezus met drie van Zijn discipelen op de berg is. De berg van de verheerlijking, waar Hij in een visioen Elia en Mozes ontmoet en met hen spreekt. Zijn gedaante verandert en krijgt een hemelse glans. De stem van de Vader klinkt: ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, luister naar Hem!’ Een bijzonder moment voor Jezus, een bemoediging voor het lijden dat gaat komen. De hemel raakt de aarde. Een groter contrast is niet denkbaar, als Hij dan even daarna van de berg in het dal komt. Daar treft Hij een wanhopige vader aan en Zijn discipelen die in een stevige discussie met Schriftgeleerden zijn verwikkeld. Vermoedelijk was hun onvermogen om de zoon van de man te helpen aanleiding voor een stevig dispuut (vers 28). Over de hoofden van de man en zijn zieke zoon gaan de woorden over en weer. Van een dergelijke discussie knapt meestal niemand op, integendeel, ze is eerder ziekmakend. Gelukkig komt Jezus tussenbeide. Hij interfereert in de woordenwisseling en de man komt in beeld.

Een stomme geest

In een paar woorden schetst hij het lijden van zijn zoon. De jongen blijkt een stomme geest te hebben (pneuma alalon). Bedoeld is een geest die hem verhindert te spreken. Later blijkt dat deze geest de jongen ook doof gemaakt heeft (vers 25).

Volgens de NBV21 is de jongen door een geest bezeten (vers 17), maar dat is te veel eer voor de kwade geest. In het Marcusevangelie is er maar één persoon echt bezeten: de man uit het gebied van de Gerasenen (5:1-20). Als Jezus naar zijn naam vraagt, is het antwoord: ‘Legioen is mijn naam, want wij zijn met velen’ (5:9). De man is bezet door een heel cohort aan demonen en heeft zijn eigen identiteit verloren. Dat is hier niet het geval. De jongen heeft een geest die hem het leven onmogelijk maakt. Hij kan niet spreken. Van tijd tot tijd pakt de geest hem op en werpt hem op de grond (ressō). Er komt schuim op zijn mond te staan (aphrizō), hij begint dan te knarsetanden (trizō), en verkrampt helemaal zodat hij niet kan bewegen (xērainō; vers 18). Soms gaat de geest zo ver dat hij de jongen in het vuur gooit of in het water met de bedoeling hem te doden (vers 22). De man is ten einde raad en klopt nu bij Jezus aan.

Geloof en ongeloof

In deze perikoop en de verhalen die eraan voorafgaan speelt geloof en ongeloof een belangrijke rol. In Marcus 4 komen we de thematiek geloof en ongeloof ook al tegen bij de discipelen (vers 35-41). In Marcus 6:6 is Jezus verbaasd over het ongeloof van de mensen in Nazareth. Zelfs aan het slot klinkt het verwijt van ongeloof aan de elf discipelen. Deze thematiek loopt als een rode draad door het Marcusevangelie. Dat omstanders moeite hebben om Jezus’ onderwijs te verstaan en Zijn wonderen te kunnen plaatsen is nog tot daaraantoe. De meeste moeite heeft Jezus met het ongeloof van Zijn eigen leerlingen. Zij waren immers geroepen om het goede nieuws te brengen, in woord en daad. Ja, zelfs mensen van demonen bevrijden en van ziekten genezen was de opdracht die Jezus hen had gegeven (6:6b-13). Ook hier, in Marcus 9, stuit Jezus op het onvermogen van Zijn leerlingen om de zoon van de man te helpen.

Hoewel het thema van geloof en ongeloof als een rode draad door de perikoop loopt, laten we het nu even voor wat het is. We richten ons nu vooral op de ziekte die het leven van de jongen tot een hel heeft gemaakt.

Edward Munch, de Schreeuw, 1910. Munchmuseum Oslo.

Epilepsie of …?

Wanneer wij met onze westerse bril dit verhaal lezen, ligt het voor de hand om bij de verschijnselen aan een vorm van epilepsie te denken. Wie getroffen wordt door een epileptische aanval, kan op de grond vallen, helemaal verkrampen en schokken met zijn lichaam. Soms kunnen mensen draaien met hun ogen, in de war zijn en moeite hebben met praten. Veel van wat de jongen uit Marcus 9 heeft, past in deze categorie. Vandaar dat sommige exegeten aan epilepsie denken:

The symptoms mentioned are those of epilepsy. (Palmer Gould, ICC, 166-167)

en

These are similar to those associated with epilepsy, from antiquity to today. (Yarbro Collins, Attridge, Mark, 437, etc.).

Veel Grieken in de tijd van Jezus zagen de ziekte als een goddelijke visitatie en noemden haar daarom ‘de heilige ziekte’ (hiera nosos; Temkin, The Falling Sickness, 15). Ook veel Romeinen beschouwden de ziekte als goddelijk. Tijdens de regering van Tiberius, schreef Celsus een encyclopedie over geneeskunde, waarin hij de beschreven verschijnselen van het ziektebeeld in de categorie van epilepsie plaatst. Een vergadering van de Romeinen voor het kiezen van magistraten kon zelfs verdaagd worden als een van hen een aanval van epilepsie kreeg, omdat dit werd beschouwd als een manifestatie van goddelijke macht (Temkin, The Falling Sickness, 8). Goddelijk staat hier voor iets wat het menselijke begrip te boven gaat. Wat menselijk niet te verklaren is, moet wel aan God, de goden of aan kwade machten toegeschreven worden.

Iets van het besef dat er in de ziekte van de jongen uit Markus 9 meer aan de hand is dan louter epilepsie, blijkt uit de tekst doordat er expliciet over een geest (pneuma) gesproken wordt. Het is de geest die de jongen verhindert te spreken, hem overweldigt en op de grond gooit (vers 17-18). Opvallend detail is dat als de geest Jezus ziet, hij de jongen doet stuiptrekken en heen en weer laat rollen op de grond (vers 20). Pas als Jezus de onreine geest (pneuma akathartos) bestraft en uitwerpt, komt de jongen tot zinnen en wordt hij genezen. De term epitimaō is een gebruikelijke term in de context van bevrijding van kwade machten.

De associatie van een bepaalde ziekte met bezetenheid door een geest was typisch in sommige kringen in de oudheid. Jezus en Zijn discipelen leefden in een bonte religieuze wereld. De meeste van hun tijdgenoten waren het over één ding eens: onzichtbare geestelijke machten en krachten oefenen hun invloed uit op het dagelijkse leven van mensen. Dat was het dominante perspectief in de wereld van het Nieuwe Testament.

Het geloof in geesten en machten was niet voorbehouden aan een bepaalde cultuur, maar doorkruiste alle religieuze, etnische en geografische grenzen. Grieken, Romeinen, Aziaten, Egyptenaren en Joden geloofden allen zonder uitzondering in geesten die de hemel, aarde en onderwereld bevolkten. Veel van deze geesten of goden waren het voorwerp van verering en konden vertrouwd worden. Anderen daarentegen veroorzaakten angst en vrees en werden verantwoordelijk geacht voor kwaad en onheil.

Blijvende betekenis

Hoe we Marcus 9 lezen zal grotendeels afhangen van het culturele perspectief dat ons eigen is. In het geseculariseerde Westen, dat gestempeld is door de Verlichting en een materialistisch wereldbeeld heeft, zal onze aandacht vooral uitgaan naar de fysieke aspecten van het ziektebeeld waarover Marcus 9 spreekt. Wie de tekst leest in een wereldbeeld waarin hekserij, toverij en kwade machten een rol spelen, zal met name oog hebben voor het bevrijdend handelen van Jezus. Het verhaal is dan een bevestiging dat ziekte door kwade machten wordt veroorzaakt. Misschien is de angst en zorg van de vader wel te verklaren vanuit zijn betrokkenheid bij dergelijke magische praktijken.

In bepaalde pentecostale kringen krijgt Marcus 9:14-26 een prominente rol. Men ziet hierin een bevestiging van de noodzaak van exorcisme en uitdrijven van kwade geesten bij ziekte. Dat zorgvuldige exegese en hermeneutiek belangrijk blijven, betoogt Ayetolan in haar studie over Yoruba pentecostalisme in Nigeria. De tekst van Marcus 9 wordt soms ten onrechte gebruikt om geloof en vasten als voorwaarden te stellen voor bevrijding van kwade machten door toedoen van hekserij en toverij, zelfs als het kinderen betreft. Dit gaat direct in tegen de strekking van de tekst, omdat vasten een thema van de discipelen is en niet van de jongen zelf. Voor een al te snelle toepassing van de tekst moeten we waken.

Misschien is het goed om met twee woorden te blijven spreken. Ik werd op dit spoor gezet door een artikel van Annette Weissenrieder. Zij wijst erop dat epilepsie in oude medische teksten vaak zowel in medische als in etiologische termen beschreven wordt. In het medische perspectief staan de fysieke kenmerken en consequenties van de ziekte centraal. Epilepsie is gevolg van een ‘kortsluiting’ in het hoofd en de hersenen. Een epileptische aanval wordt gezien als een (kortstondig) verlies van bewustzijn. De gevolgen zijn lichamelijk waarneembaar.

De beschrijving van de ziekte van de jongen in Marcus 9 is consistent met de manier waarop de oude medische teksten hierover spreken (Weissenrieder, 275). In de door haar besproken teksten is ook het etiologische perspectief aanwezig, waarin ruimte is voor de metafysische aspecten van God, goden en geesten. Ziekte in dit perspectief overstijgt het puur fysiek menselijke en kan ook gevolg zijn van een ingrijpen van God, de goden of van kwade machten. Dit perspectief is nog duidelijker zichtbaar bij Matteüs, die over maanziekte spreekt (17:15; selēniazomai). Dit dubbel perspectief is ook zichtbaar in de term pneuma. Aan de ene kant kan de term ‘onreine geest’ verwijzen naar een demonische interpretatie van ziekte; aan de ander kant kan pneuma ook een aanduiding zijn voor een ‘onreine geest’, lees: geest, bewustzijn, in het lichaam zelf, dat uit balans is als gevolg van de epilepsie.

Het feit dat in Marcus 9 beide aspecten aanwezig zijn is niet onbelangrijk. Ziekte is een inbreuk van het kwaad in ons leven. Ze komt van buiten en hoort niet bij Gods goede schepping. Wat de oorzaak ook is, de gevolgen zien en ervaren wij in ons lichaam. Marcus 9 laat zien dat wij bij Jezus in goede handen zijn. Jezus ziet de wanhoop van de vader en komt hem te hulp. Zo is het nog steeds. Jezus geneest op het gebed of in de weg van medische zorg. Hij geeft draagkracht als de weg anders gaat. Maar hoe de weg ook loopt, wat de oorzaak van ziekte ook is, niemand klopt tevergeefs bij Hem aan. Dat is in ieder geval duidelijk in de synoptische beschrijving van de ontmoeting van Jezus met de ‘maanzieke’ jongen en zijn vader.

Literatuur

Ezra Palmer Gould, A Critical and Exegetical Commentary on the Gospel according to St. Mark (ICC), New York 1896

Adela Yarbro Collins, Mark: A Commentary on the Gospel of Mark, (Hermeneia—a Critical and Historical Commentary on the Bible), Minneapolis 2007

Owsei Temkin, The Falling Sickness: A History of Epilepsy from the Greeks to the Beginnings of Modern Neurology (2nd rev. ed.), Baltimore/London 1971

Claire Princess Ayelotan ‘Interpretation of Mark 9:14-26 and child witchcraft discourses in transnational Yoruba Pentecostalism: a theological reflection’, in: Practical Theology 15:6, (2022), 520-533

Annette Weissenrieder, ‘It Proceeded from the Entrance of a Demon into the Man’ – Epileptic Seizures in Ancient Medical Texts and the New testament, in: Gregor Etzelmüller, Christian Tewes (eds.), Embodiment in Evolution and Culture, Tübingen 2016), 265-279.

Dr. G.C. Vreugdenhil is als docent Oude Testament verbonden aan het FUSBC te Medellín, in Colombia.


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken