Menu

Premium

Verderf, verdoemenis, verloren

Geloofstaal & cultuurtaal

Het leven is begrensd. Dat er sprake is van een teloorgaan, een vorm van verderf, roept weliswaar pijn op, maar het is onvermijdelijk. Het leven is ook kwetsbaar. Mensen kunnen op drift, ontheemd, ontredderd raken en zich daarom verloren voelen, eventueel ook hun besef van eigenwaarde verliezen en verloren gaan in de duisternis, hoe dan ook. Tot op zekere hoogte zijn deze (werk)woorden vrij algemeen herkenbaar. Wanneer God, de Levende, hierin een rol speelt, sterker nog: de hand heeft, komt alles op scherp te staan. Past het op enige wijze bij Hem, de Bron, de Schepper van het leven, om dat leven te verderven? Het woord ‘verdoemenis’ geeft alles nog een extra, misschien wel angstwekkende lading. Het roept de notie van duurzaamheid op. Laat de levende God mensen voorgoed verloren gaan? Zo ja, is er dan enige zin te ontdekken in zijn handelwijze?

Woorden

Het Hebreeuws kent vele (werk)woorden die aangeven dat iemand/iets te gronde gaat. Vooral avad komt veelvuldig voor. In het Grieks treffen we doorgaans het werkwoord apóllunai/apoVLusthai aan (‘te gronde richten, te gronde gaan’), met het daarmee corresponderende apoleia (‘verderf, ondergang’). Van belang is ook olethreuein (‘verderven’) en het daarmee verwante olethros (‘ondergang’). De vormen van teloorgaan zijn zó talrijk dat er in beide (bij-bel)talen een breed scala van woorden voorhanden is. Het woord ‘verdoemenis’ (SV Rom. 8:1) komt in de NBG-51 niet voor. Het wordt daar weergegeven met ‘veroordeling’.

Betekenis in context

Oude Testament

Straf

‘Te gronde richten, te gronde gaan’ betreft mensen, groepen van mensen, eventueel van elementen (land, vruchten enz.), die van eminent belang zijn voor de voortgang van het leven. Daarbij is geen sprake van een lot dat blindelings toeslaat. De oorzaak van dat ondergaan is veeleer de onwil om de weg van het leven, door God, door zijn beloften en geboden gewezen, te gaan. Deze gang verwordt tot een repeterende breuk, uitlopend op ondergang. Het geschonken leven heeft aldus geen toekomst.

Ook vijanden kunnen het leven te gronde richten, maar zij hebben geen macht die los zou staan van Gods heerschappij, die in alles, door alles heen, het laatste woord heeft. De stad Sodom wordt verdelgd omdat de goddeloosheid ten hemel schreit en de aarde verziekt: de boden van God komen tot Lot met de mededeling: wij gaan deze plaats verwoesten; want groot is het geroep over haar voor de Here; daarom heeft de Here ons gezonden om haar te verwoesten’ (Gen. 19:13; zie ook Gen. 18:24, 28). Volkeren worden verdelgd, zoals Egypte (bijv. Ex. 10:7; Ez. 30:10), Babel (Jes. 13:9; 14:20, 22) en Moab (Jes. 15:1; Ez. 25:16). Het oordeel, de ondergang gaat ook het volk Israël niet voorbij, daarom wordt het keer op keer gewaarschuwd. Soms kan het oordeel niet afgewend worden (Num. 14:12; Deut. 4:26; Joz. 7:7; Jer. 9:12; 15:7). De vijanden van Israël kunnen niet vrijuit hun gang gaan,maar gaan hun ondergang tegemoet (Jes. 11:13). Veelvuldig wordt de ondergang, de dood van mensen genoemd wier overtreding duidelijk vermeld wordt (Ex. 30:38; Lev. 17:20; 20:3; Num. 16:33, waar het verderf hieruit bestaat: levend afdalen in het dodenrijk). De zondaren vergaan (Ps. 37:20; 68:3): de vijanden van God (Ps. 92:10), allen die verre van Hem staan (Ps. 73:27). Soms is de oorzaak niet duidelijk, zoals in het geval van Job (2:3; 3:11; 4:7, 9, 20-21; 12:23).

Het zelfstandig naamwoord ‘verderf’ komt veelvuldig voor in soortgelijke zin als het werkwoord. Het verderf, de ondergang geldt het volk Israël, als straf op de zonde (Num. 20:3; Deut. 4:26; 8:19). De verdiende straf zal de vijanden niet ontgaan (Deut. 7:23; Jes. 14:23). Concrete zonden leiden tot het verderf, zoals het veronachtzamen van de wijsheid (Spr. 1:26), luiheid (Spr. 6:15) en overspel (Spr.6:32).

Gevolgen

Wat fundamenteel is voor (de voortgang van) het leven kan verdwijnen, met alle desastreuze gevolgen van dien: de hoop gaat teloor (bijv. Job 7:6; 11:20; Ez. 34:4, 16; 37:11), evenals de nagedachtenis (Job 18:17), de levenskracht (Job 30:2). Ook de oogst kan vernietigd worden (Joël 1:11), een huis kan verdwijnen, evenals degenen die het huis bewonen, een generatie (Am. 3:15; 5:10; Jes. 24:12), de wijsheid (Jes. 29:14; 31:3), het hart kan iemand ontzinken (Jer. 4:9), een aanwijzing ontbreken aan de priester (Ez. 7:26).

Frappant is (ook in verband met het Nieuwe Testament) dat verloren zijn, verdwaald raken, aan jezelf overgelaten zijn, een voorteken is van ónder gaan: ‘Ik heb gedwaald als een verloren schaap, zoek uw knecht, want uw geboden vergeet ik niet’ (Ps. 119:176; zie ook: Spr. 5:23; Jes. 11:12; 27:13; Jer. 50:6).

Personificatie

Opvallend is dat het verderf ook als persoon optreedt, als macabere bondgenoot van de dood en van de onderwereld, als grootste vij-and(en) van de mensen: ‘Het dodenrijk ligt voor Hem open, het verderf heeft geen bedekking (Job 26:6); ‘Het verderf en de dood zeggen: Met onze oren hebben wij haar gerucht vernomen’ (Job 28:22; zie ook Job 31:12; Ps. 16:10; 88:12; Spr. 15:11).

Geconstateerd moet worden dat de woorden die ons bezighouden min of meer een begrensde betekenis hebben, in die zin dat er zelden sprake is van een gebeuren dat zich voltrekt na de dood. Ondergang betekent uiteindelijk de dood; een schimachtig bestaan, dat geen leven mag heten, in de onderwereld. Pas later, vooral in de periode tussen Malea-chi en Matteüs, komt de overtuiging van een verdoemenis explicieter ter sprake, parallel met een visie op het hiernamaals, zij het een plaats van straf of een oord van heerlijkheid, licht en vreugde. Op dit grensgebied is Daniël 12:2 veelzeggend: ‘Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading’.

Nieuwe Testament

Verschillende teksten hebben een soortgelijke strekking als die in het Oude Testament. Toch is er een verschuiving van betekenis, zodanig dat de eschatologische spits, verweven met de verschijning van Jezus Christus, scherp(er) naar voren komt.

Daad van mensen

Vernietigen, ombrengen, doden is het plan van Herodes met het oog op het kind Jezus, geboren in Betlehem (Mat. 2:13). Ook later spannen mensen zich tot het uiterste in om Hem voorgoed het zwijgen op te leggen (Mat. 27:2; Mar. 3:6). Het lijkt te lukken, maar de heilzame plannen van God kunnen niet ver-ijdeld worden. Er staat immers geschreven: ‘Verderven zal Ik de wijsheid der wijzen, en het verstand der verstandigen zal Ik verdoen’ (1 Kor. 1:19, met een verwijzing naar Jes. 29:17).

Verloren, verdwaald zijn

Hierboven kwamen enkele teksten aan de orde in verband met verloren, verdwaald zijn. Dergelijke woorden lezen we opnieuw, ook in die zin dat de eschatologische lading indringend doorklinkt. Te denken is aan Marcus 2:22 (wijn die verloren gaat), Lucas 21:18 (haren van het hoofd; zie ook Hand. 27:34). Bekend zijn de gelijkenissen die beschreven zijn in Lucas 15 (vooral de verzen 4, 6, 24 en 32). Andere markante plaatsen zijn: Mattëus 10:6 (verloren schapen van het huis Israëls; zie ook Mat. 15:24) en enkele plaatsen uit het Evangelie van Johannes, waar de strekking, verder dan het hier en nu, bijzonder duidelijk is. Zeer bekend zijn de woorden van Jezus uit Johannes 3:16: ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe’ (zie ook Joh. 6:39).

Ultieme ernst

Deze betekenis, die de grenzen van dit aardse leven overschrijdt, vinden we ook elders. ‘Het woord des kruises is voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods’ (1 Kor. 1:18). In verband met de kwestie van het al of niet eten van offervlees: ‘Dan gaat er immers iemand, die zwak is, ten gevolge van uw kennis verloren, een broeder, om wiens wil Christus gestorven is’ (1 Kor. 8:11). Als Christus niet is opgewekt uit de doden, dan is alles tevergeefs. ‘Dan zijn ook zij, die in Christus ontslapen zijn, verloren’ (1 Kor. 15:18). Door middel van de apostel en zijn werk wordt ‘de reuk’ van zijn (Christus’) kennis allerwegen verspreid, ‘want wij zijn voor God een geur van Christus onder hen, die gered worden, en onder hen, die verloren gaan’ (2 Kor. 2:15; zie ook 2 Kor. 4:3; Rom. 2:12; 2 Tess. 2:10). Jezus Christus is de Redder van allen die (in zichzelf) verloren zijn (Luc. 15; 17:12; 18:9; 19:10). Wie dit evangelie van de Gekruisigde, de Opgewekte niet ter harte neemt, leidt een verloren bestaan: ‘En weest niet bevreesd voor hen, die wèl het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel’ (Mat. 10:28; zie ook Mat. 22:7; Mar. 12:9. Jak. 4:12). Deze verlorenheid is definitief, heeft het karakter van eeuwigheid (Joh. 3:16).

Onder deze hoogspanning wordt het evangelie verkondigd. Om het werkelijk te aanvaarden, zal men het eigen leven, het oude bestaan moeten verliezen om Hem, Jezus Christus, en dus alles te winnen (Mar. 9:35; zie ook Mat. 1039; Luc. 17:33; Joh. 12:25). Deze ultieme ernst van het heil in Christus, gratis, uit genade aangereikt, lezen we ook elders (zie o.a Hand. 13:46-47; 19:9; 28:24-28).

Een tekst die diepe sporen heeft getrokken, is 1 Korintiërs 5:5: in de naam van de Here Jezus iemand overleveren aan de satan, tot verderf van zijn vlees, opdat zijn geest behouden worde in de dag des Heren. Deze woorden roepen veel vragen op, die nauwelijks eensluidend te beantwoorden zijn. Is hier sprake van een bijzondere lichamelijke straf? Is misschien bedoeld dat deze mens voortaan als een dode wordt beschouwd, waarbij de mogelijkheid om alsnog behouden te worden aan (het oordeel van) God wordt overgelaten? Ten aanzien van het oordeel dat anders is dan wij veronderstellen, wijzen we ook op Mat-teüs 25:31-46. De Rechter is hier en nu present in de gestalte van de minsten der mensen. Ook hier wordt het leven van de gelovigen onder een bepaalde vorm van tucht gesteld,anders dan in 1 Korintiërs 5. Blijkbaar sluiten deze vormen elkaar niet uit, maar in.

Kern

Een verderfelijk leven leiden, verloren gaan, is een mogelijkheid die God wil verhoeden. Zijn liefdevolle trouw kan mensen weerhouden om op deze heilloze weg te gaan. Wie zich van harte, metterdaad toevertrouwt aan Hem, ontvangt heil, behoud. Deze gave van God, verankerd in Jezus Christus, zet ons bestaan in een ander licht, licht dat niet te doven is, zelfs sterker is dan de dood. Wie vanHem niet wil weten, leidt een verloren bestaan. Ons leven heeft eindeloze waarde, eeuwigheidswaarde zelfs. Daarom is het van eeuwig gewicht of we al of niet gehoor geven aan het Woord dat op de adem van de Geest verkondigd wordt.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: hel, dood, oordeel, zonde.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken