Menu

Premium

Vroomheid

Geloofstaal & cultuurtaal

Het woord ‘vroomheid’ gebruiken wij niet veel voor de eigen tijd, maar soms in beschrijvingen van het verleden als ‘de middeleeuwse vroomheid’. Het woord ‘vroom’ heeft soms een heel serieuze inhoud, bijvoorbeeld in ‘vrome aanbidding’, maar kan ook negatief gebruikt worden: ‘een vrome jongen’. Of: ‘vrome wensen’ die niet gauw in vervulling zullen gaan. In positieve zin is het een aanduiding van mensen die zich toewijden aan God, in geloof, gebed en levenshouding. Vaak wordt met het woord ‘vroomheid’ de innerlijke beleving benadrukt; het woord ‘spiritualiteit’ lijkt een modern alternatief te zijn. Veel christenen hebben moeite om vormen te vinden voor een eigentijdse beoefening van de vroomheid.

Woorden

Het woord ‘vroomheid’ komt slechts één keer voor in de SV, en wel in Psalm 25:21. ‘Laat oprechtheid en vroomheid mij behoeden, want ik verwacht U’. De NBG-51 gebruikt dit woord ook nog in de eerste hoofdstukken van het boek Job, waar sprake is van de volharding van Job in zijn vroomheid. De uitdrukkingen ‘vrome’ en ‘vrome daden’ komen ook nog enige keren voor. Het Hebreeuws kent geen apart woord voor vroomheid, maar wel een scala van woorden die in de buurt komen van dit begrip, zoals chasied, tam, toom en ‘de vreze des Heren’. In het Nieuwe Testament is het woord eusebeia van belang.

Betekenis in context

Oude Testament

Personen in het Oude Testament

Het boek Genesis maakt duidelijk dat God de mensen geschapen heeft, en dat Hij aanwijzingen geeft hoe zij Hem zullen dienen. Door de ongehoorzaamheid en zonde raakt er veel ontwricht. Toch zoekt God de mens op en spreekt met hen. Hoewel er straffen volgen, zoals de zondvloed, gaat God door met zijn werk. Hij legt de relatie met Noach, Abraham en anderen vast in verbonden. Hij roept Israel als volk tot aanzijn en heeft met dit volk een bijzondere relatie. Dit volk zal Hem dienen als priesters en koningen en Hem geheel toebehoren (Ex. 19:5-6). Hij woont in een tabernakel in hun midden. Wanneer zij zondigen, en daarmee afwijken van zijn wil, is er de mogelijkheid te offeren. Door verzoening wordt de relatie hersteld. Vroomheid is de beantwoording van Gods geopenbaarde wil aan mensen. Het is een antwoord in geloof en toewijding aan Hem die hen opzocht. Er zijn personen die bij uitstek als ‘vroom’ beschouwd kunnen worden. Henoch ging vertrouwelijk met God om, hij ‘wandelde met God’ en stierf niet (Gen. 5:24). Abraham krijgt een speciale roeping zijn familie te verlaten en hij gehoorzaamt. Deze ‘vader van de gelovigen’ gelooft Gods onwaarschijnlijke beloften. Dit rekent God hem toe als gerechtigheid (Gen. 15:6). Later verschijnt God opnieuw aan Abraham en spreekt tot hem: ‘Ik ben God, de Almachtige, wandel voor mijn aangezicht, en wees onberispelijk’ (Gen. 17:1). Hier komenwe opnieuw het wandelen met God tegen, de persoonlijke omgang met elkaar. Van Abraham wordt verlangd dat hij geheel toegewijd zal zijn.

Mozes klimt diverse malen de berg Sinai op om met God te spreken. Hij bemiddelt enige malen tussen God en het volk. Na de zonde met het gouden kalf spreekt Mozes een ontroerend gebed uit. Hij smeekt om vergeving voor het volk en is zelfs bereid uit Gods boek gedelgd te worden, indien deze plaatsvervanging nodig is. In deze gebeden en ontmoetingen komt de vroomheid van Mozes tot uiting. ‘En de Here sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals iemand spreekt met zijn vriend’ (Ex. 33:11).

Reeds in het eerste vers van het boek Job wordt ons de hoofdpersoon geschilderd als ‘vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad’. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van het offeren voor zijn kinderen (1:5). Na allerlei rampen blijft hij de naam van de Here loven (1:21). Wanneer hij dan ook nog ziek wordt, zegt hij: ‘Zouden wij het goede van God aannemen en het kwade niet?’ De verteller voegt eraan toe: ‘In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet’ (2:10; vgl. ook 1:22). In het vervolg gaat Job wel eens erg ver in zijn uitspraken, maar hij houdt vast aan God. Hier is ware vroomheid in de praktijk: vroomheid die niet afhankelijk is van rijkdom en voorspoed, maar zelfs op de puinhopen van het leven en bij het naderen van de dood in praktijk gebracht wordt.

Chasidiem

In 1 Samuël 2:9, Psalm 30:5 en 31:24 wordt ‘gunstgenoten’ vertaald. Dit woord is een weergave van chesed, in onze vertalingen meestal (passief) weergegeven met ‘genade’, ‘gunst’ of ‘barmhartigheid’. Waarschijnlijk is een actieve vertaling van het eerste begrip beter: zij die gunst/trouw bewijzen, loyaal zijn tegenover God en zijn verbond. Chesed heeft vaak te maken met persoonlijke vroomheid. In 2 Kronieken 35:36 is hiervan in het meervoud sprake bij koning Josia. De SV geeft dit weer met ‘zijn goeddadigheden’, de NBG-51 met ‘zijn vrome daden’. In het latere jodendom is sprake van de Chasidiem, de partij van de vromen.

Het woord tam duidt aan: geheel, volkomen. In godsdienstige zin kan het ‘rechtschapen’ betekenen. Wanneer vertaald is met ‘onberispelijk’ betekent dit niet een volstrekte zondeloosheid, maar een leven in overgave en gehoorzaamheid aan God. Het woord tom betekent net zoiets: ‘volkomenheid, vroomheid, eenvoud, onschuld, onbevangenheid’. Psalm 25:21 spreekt over toom enjosjeer, door de SV weergegeven met ‘oprechtheid en vroomheid’, door de NBG-51 met ‘vroomheid en oprechtheid’. De dichter vraagt of deze hem mogen behoeden. Hij weet dat God beschaamd maakt ‘die trouweloos handelen’ (vs. 3), maar daarentegen met hen zal zijn die zijn verbond en getuigenissen bewaren (vs.10).

Psalmen en Spreuken

In de psalmen staan veel persoonlijke geloofsuitingen. De vroomheid van David en de andere dichters komt naar voren in hun loven en prijzen van God, maar ook in hun klachten en vragen, omdat zij in moeilijke omstandigheden hun hoop op God stellen. Allerlei omstandigheden worden genoemd, en daarbij is de betrokkenheid op God en zijn woord van essentieel belang. Uit deze liederen blijkt dat geloof niet louter een formele instemming is, maar het hart raakt en heel het leven beïnvloedt.

Diverse malen wordt hier de betrokkenheid op God aangeduid met ‘de vreze des Heren’ (Ps. 19:10; 34:12; 111:10). Dit is niet zozeer vrees en angst voor God, als wel een eerbiedig ontzag, gehoorzaamheid en toewijding. In het boek Spreuken wordt deze uitdrukking vaak gebruikt (1:7, 29; 2:5; 8:13 enz.)

Nieuwe Testament

Leven door de Heilige Geest

In de evangeliën volgen de discipelen de roepstem van Jezus. In de Bergrede roept Hij hen op ‘volmaakt’ (zie boven: volkomen, rechtschapen) te zijn (Mat. 5:48). Hij brengt zelf dit leven in praktijk in gehoorzaamheid en gebed. Na zijn opstanding en hemelvaart moeten de discipelen wachten op de uitstorting van de Heilige Geest, want deze Geest geeft hen kracht God te dienen en zijn getuigen te zijn. Wanneer met Pinksteren de Geest komt, blijkt er een geweldige uitwerking te zijn in duizenden mensen. Zij voelen zich verslagen over hun zonden en ontvangen vergeving door Jezus Christus. Door het werk van de Geest komen velen tot geloof. Mensen die door de Geest geleid worden, zijn kinderen van God en mogen God ‘Abba, Vader’ noemen (Rom. 8:14-16). Geleid worden door de Geest betekent ook de werken van het vlees, van de oude mens, doden (Rom. 8:12-13). Het werk van de Geest is nodig om het christelijke leven te leiden. Ware vroomheid komt tot uiting in liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Deze worden in Galaten 5:22 ‘vrucht van de Geest’ genoemd. Deze godsvrucht of vroomheid uit zich niet alleen individueel, maar ook in groepsverband, in de gemeente. Die gemeente is een leesbare brief die anderen kunnen lezen (2 Kor. 3:2). Jakobus legt veel nadruk op die praktische en zichtbare kant van de vroomheid (Jak. 2).

Godsvrucht

In 1 Timoteüs 6:11 vermaant de apostel Paulus Timoteüs om zich toe te leggen op gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, geduld en zachtmoedigheid. Voor ‘godsvrucht’ staat in het Grieks het woord eusebeia dat in de hellenistische wereld het recht gedrag ten opzichte van de goden aanduidde in gezindheid en cultus. Luther gebruikt in zijn vertaling van dit vers het woord ‘Frömmigkeit’. Paulus hanteert blijkbaar een gangbare term en geeft deze door de combinatie met andere woorden een bijbelse inhoud.

De godsvrucht is antwoord op Gods openbaring in Jezus Christus. Dat blijkt uit de bekende passage in 1 Timoteüs 3:16 ‘En buiten twijfel, groot is het geheimenis van de godsvrucht’. De tekst vervolgt met ‘Die Zich geopenbaard heeft in het vlees’. Vroomheid is dus niet de ontplooiing van een reeds aanwezige religieuze aanleg, maar het antwoord van het geloof op Gods openbaring in Christus. Al sluit Paulus in Handelingen 17 aan bij de religie van mensen, toch komt de natuurlijke mens niet ver genoeg, maar heeft hij Gods openbaring nodig. In Titus 2:12 lezen we dat Gods heilbrengende genade verschenen is in de komst van Jezus Christus, ‘om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven’, in de hoop op Christus’ komst in heerlijkheid. Het ligt in dezelfde lijn wanneer Paulus herhaaldelijk aandacht vraagt voor de gezonde leer. In 1 Timoteüs 6:3 worden de ‘gezonde woorden van onze Here Jezus Christus’ nader omschreven als ‘de leer, overeenkomstig de godsvrucht’ (vgl. ook Tit. 1:1). Godvruchtig leven heeft ook een missionaire uitstraling naar buiten (1 Tim. 2:2, 10). Ware godsvrucht begint bij het eigen huis en komt openbaar in de dankbare liefde en de eerbied die kinderen overeenkomstig Gods gebod hun ouders verschuldigd zijn (1 Tim.5:4).

Kern

Vroomheid is een levenshouding die het antwoord is op Gods openbaring. God Zelf brengt door zijn Geest mensen tot geloof en vernieuwt hun leven. Zij raken toegewijd aan God. Echte vroomheid uit zich in geloof, verwachting, lofprijzing en positieve betrokkenheid op andere mensen. Het is God liefhebben boven alles en de naaste als onszelf (Mat. 22:37-40). Daarmee krijgt de vroomheid ook een missionaire uitstraling.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: gaaf, genade, gerechtigheid, Geest.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken