Menu

Basis

Waarheid

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep
Zolang als de Bijbel werd gezien als Gods eigen woord, zolang was de Bijbel ook waar. Van kaft tot kaft. Maar wat is waar? Voor ons en in de Bijbel? In de laatste halve eeuw is het begrip waarheid voor ons steeds meer een heikel onderwerp geworden. Zeker is dit het geval als het begrip wordt genoemd met het lidwoord. De waarheid achterhaalt de snelle leugen niet meer. En hoe zit dat dan in de Bijbel? De ene waarheid blijkt ook daar niet zomaar de andere te zijn.
Een uitspraak is waar als blijkt dat het werkelijk zo is.

Het begrip ‘waarheid’ dat een van de kernbegrippen in de wijsbegeerte was, is geworden tot iets dat vrees en protest opwekt. Niemand heeft immers de waarheid in pacht. Een zoektocht naar waarheid wordt niet meer beschouwd als een bescheiden poging orde te beschouwd als een bescheiden poging orde te brengen in onze chaotische werkelijkheid, maar als een onbeschaamde greep naar de macht. Macht heb je immers als je met de waarheid kunt spelen, en omgekeerd. En zo raakte de waarheid in de versukkeling en worden gefundeerde en ongefundeerde uitspraken aan elkaar gelijk gesteld als ‘ook maar een mening’. Dat alles leidt tot een chaotische situatie, zeker als die ook nog wordt gecompliceerd wanneer men op zoek gaat naar het ‘eigene van de bijbelse waarheid’. De begrippen ‘waar’ en ‘waarheid’ zijn in de geschiedenis verweven met gewelddadige onderdrukking en intolerantie. Het ‘ware’ geloof heeft geleid tot veel bloedvergieten. Redenen genoeg dus om het over de waarheid en de Bijbel te hebben.

Over het waarheidsbegrip zijn dikke filosofische boeken geschreven. Het is mogelijk een uiterst gecompliceerde en diepzinnige theorie over waarheid te ontwerpen, maar het basisprincipe is en blijft sinds Aristoteles eenvoudig: een uitspraak is waar als blijkt dat het werkelijk zo is. Als ik zeg ‘het regent’ dan is dat ‘waar’ als het op dat moment inderdaad regent. Met ‘waar’ en ‘waarheid’ kwalificeren wij uitspraken over onze werkelijkheid. ‘Waarheid’ en ‘werkelijkheid’ liggen dan ook dicht bij elkaar; iets wat gezegd wordt is ‘waar’ als het een werkelijkheid weergeeft. Deze alledaagse betekenis is de grondbetekenis en het is niet verbazingwekkend dat we die zo ook terugvinden in de Bijbel, zowel in het Oude als het Nieuwe Testament. In Genesis 42,16 wordt verteld dat Jozef zijn broers gijzelt om te zien ‘of zij de waarheid’ spreken. Het tegengestelde van ‘waarheid’ is hier ‘leugen’ en niet zozeer ‘onwaar’. Zo ook in Lucas 22,59 waar een man tijdens het verhoor van Jezus tegen Petrus zegt dat hij wel degelijk bij Jezus hoorde. In de Nieuwe Bijbelvertaling komt het woord ‘waarheid’ in het vers niet meer voor, maar in de Griekse tekst staat een uitdrukking met ‘waarheid’ die daar betekent dat het ‘wel degelijk’, ‘echt’ zo is: hetgeen wordt beweerd is waarheid, het is werkelijk, zo. Zo komen gebruik en betekenis van ‘waar’ en ‘waarheid’ in een reeks van teksten met die van ons overeen.

Toch wordt er regelmatig een verschil gemaakt tussen de Hebreeuwse en Griekse waarheidsopvatting. De Hebreeuwse opvatting zou meer in de sfeer van de gerechtigheid liggen en de Griekse meer in de ‘openbaarheid’. Maar als je die lijn volgt dreigt het gevaar dat we de Schriften gaan lezen met een vooropgezette theologische bedoeling. Wie de concordantie van Trommius (1633-1719) raadpleegt voor de oude Statenvertaling, komt tot de ontdekking dat de woorden ‘waar’ en ‘waarheid’ in het Oude Testament het meest werden gebruikt in de Psalmen. In latere vertalingen echter vindt er een verschuiving van betekenis plaats en in de NBV is het begrip ‘waarheid’ bijna helemaal verdwenen Daarvoor in de plaats zijn meestal woorden als ‘betrouwbaar’ en ‘trouw’ gekomen.

Terecht, omdat ‘waarheid’ met de betekenis ‘werkelijk’ het daar bedoelde niet goed weergeeft. Voor het hebreeuwse woordè m e th worden in het woordenboek de betekenissen ‘standvastigheid’, ‘betrouwbaarheid’,‘eerlijkheid’ en ‘waarheid’ voorgesteld. Om te stellen dat ‘trouw’ de eigenlijke betekenis weergeeft gaat wat ver. Dat blijkt als zelfs een principieel concordante vertaling als de Naardense Bijbel er niet aan ontkomt op sommige plaatsen het woordè m e th te vertalen met ‘waar’ als bedoeld wordt: het is werkelijk zo (bijvoorbeeld in Jesaja 43,9). Woorden hebben niet zozeer een ‘eigenlijke’ betekenis, maar krijgen hun specifieke betekenis door de wijze waarop ze worden gebruikt en dat kan in de loop van de geschiedenis veranderen. Dat is zo in het Hebreeuws net zoals in het Nederlands. Bij ons betekent ‘gemeen’ iets anders in ‘een gemene man’ dan in ‘hij maakte gemene zaak’. Het is daarbij twijfelachtig of de ene betekenis wel meeklinkt in de andere, zelfs als die een gemeenschappelijke wortel hebben. Het kan zijn dat we een uitdrukking zondermeer begrijpen, maar dat de woorden ons qua betekenis niets zeggen (bijvoorbeeld ‘door de bank genomen’; wat doet die bank hier?). Met etymologie kan een hoop diepzinnigs worden gedebiteerd, maar het is doorgaans niet genoeg om de tekst te begrijpen. Het is zeer de vraag of bij betekenisverschuivingen in de geschiedenis de ‘oude’ of ‘andere’ betekenis nog meeklinkt. Bovendien kan een begrip in de loop van de geschiedenis een geheel andere waarde hebben gekregen: woorden als liefde, vriendschap, trouw zijn dan wel door de eeuwen gelijk gebleven, en wij denken ze direct te begrijpen, maar ook deze ‘algemeen menselijke’ woorden duiden oorspronkelijk niet op hetzelfde als wat wij er nu mee bedoelen. Bij de Nieuwe Bijbelvertaling is sterk benadrukt dat vertalen een grondige kennis van de brontaal en van de doeltaal vereist. Het gaat niet zozeer om een exacte betekenis van losse woorden, maar om de vraag wat de tekst met de gegeven combinatie van woorden wil zeggen. Dat heeft als consequentie dat een woord in verschillende contexten soms anders moet worden vertaald. Het is onzinnig om de verschillende betekenissen van een woord te willen samensmeden tot bijvoorbeeld een soort oudtestamentisch waarheidsbegrip. Je kunt beter blijven bij woordbetekenissen zoals die voorkomen in een bepaald zinsverband.

Hierboven is al aangegeven dat ook in het Nieuwe Testament ‘waar’ en ‘waarheid’ meestal eenzelfde betekenis hebben als bij ons: het is werkelijk zo. Maar het begrip ‘waarheid’ in het Johannesevangelie gooit roet in het eten. In de uitspraak van Jezus ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’ klinkt iets anders door. Hier gaat het niet om de vraag of de uitspraak werkelijk zo is. In Johannes zien we naast het gewone gebruik van het begrip ook een heel specifiek gebruik dat samenhangt met het sterke dualisme en de gnostische invloeden waardoor het evangelie zich kenmerkt. De proloog (Johannes 1,1-18) bevat in feite de sleutel tot het begrijpen van het gehele evangelie. Een reeks begrippen die voor Johannes een samenhangend geheel vormen vinden we daar: ‘het woord was bij God, was God, in het woord was leven en het leven is het licht voor de mensen. Het woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid (genade) en waarheid’. ‘Waarheid’ duidt hier op ‘het doen, handelen en spreken van Jezus waarin God zich openbaart’. Wie deze waarheid gelooft, wordt door de waarheid bevrijd (Johannes 3,32). Als Jezus tegen Pilatus zegt dat hij is gekomen om van de waarheid te getuigen, antwoordt Pilatus, terwijl ‘de waarheid’ voor hem staat, met de sceptische vraag ‘Wat is waarheid?’ (Johannes 18,17-18). Johannes speelt hier met twee waarheidsopvattingen en laat zien dat het onderkennen van de door Jezus bedoelde waarheid geloof vooronderstelt. Augustinus maakt een anagram van de letters van de vraag van Pilatus (in het latijn: quid est veritas?) en dat wordt dan (vrij vertaald) ‘dat is de man die voor je staat’ (est vir qui adest).

Ergens in de erfenis van het Platonisme is de idee ontstaan van een eeuwige, alles funderende waarheid. Die idee is langs allerlei wegen het christendom binnengekomen en werd verbonden aan de godsidee. Die vorm van denken hebben we moeten loslaten. Dat betekent evenwel niet dat we de idee van waarheid überhaupt moeten loslaten. We hebben momenteel een veel opener en meer voorlopig waarheidsidee. Een idee die ook beter past bij de schriften, omdat deze geen systematische wijsbegeerte of theologie bevatten. De idee van waarheid is de voorwaarde voor iedere communicatie; we moeten er immers op kunnen vertrouwen dat de gesprekspartner de waarheid spreekt. Dat geldt ook voor het onderkennen van de ‘waarheid’ in de Schriften. Onze relatie daarmee is paradoxaal: enerzijds zijn we door de omgang ermee vertrouwd, anderzijds komen zij uit een ver verleden en uit een andere cultuur. Geschreven in een ‘dode’ taal. Hoe waar dat laatste ook is, het is toch ook onwaar, want de lezer brengt de taal tot leven. In de gestolde taal spiegelt zich de voortgang van de geschiedenis. Het is overmoed te denken dat we zulke teksten direct begrijpen en haar waarheid kunnen vinden. De zoektocht naar waarheid is een zo onbevooroordeeld mogelijk open communicatief proces. De filosoof Alfred Schütz zegt daarover: we spelen samen puzzels. Ook als het om de Bijbel gaat.

Arne Jonges is emeritus predikant en studeerde theologie in Leiden en promoveerde in de wijsbegeerte in Nijmegen.


Lees ook andere Schrift artikelen van het themanummer:


Nieuwsbrief

Cover van Spiritueel bijbellezen, geschreven door Richard Rohr.

Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief en ontvang het E-book Spiritueel bijbellezen cadeau.

Lees wekelijks de nieuwste artikelen en de meest actuele blogs.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken