Baken van hoop

Kaarslicht doet iets met ons: het geeft houvast en hoop. In het leven van alledag, maar juist ook als het gaat om leven en dood, branden we kaarsen – omdat we geloven dat het licht sterker is dan de duisternis.
Een aantal jaar geleden, net voor we op vakantie gingen, overleed onze cavia. Groot verdriet bij de kinderen, en, eerlijk is eerlijk, ook bij ons. Toen we eenmaal onderweg waren verdween het verdriet naar de achtergrond. Tot we een kerk gingen bezoeken. Je kon er een kaarsje branden. We spraken erover met elkaar wanneer je dat doet. Wanneer er iemand is overleden, wanneer je aan iemand denkt, wanneer je iemand sterkte wenst. Onze zoon, hij was denk ik een jaar of zes, wilde een muntje om een kaarsje te kopen. En of wij maar even weg wilden gaan. Minuten later kwam hij naar ons toe, de ogen rood. Zo klein als hij was – hij had heel goed begrepen wat het kan betekenen, zo’n kaarsje branden.
Wat doet het met ons, kaarslicht? Het is meestal meer dan alleen gezelligheid en het verspreiden van licht en warmte. Het maakt zacht, het haalt scherpe randjes weg. Maar kaarslicht doet ook vanbinnen iets met ons mensen. Bijna iedereen deelt dat gevoel; een kaarsje branden is een universeel gebaar. Er gebeurt iets met je wanneer je een kaarsje brandt. Het is zacht en krachtig tegelijk. Het is een verlangen. En je kunt je kaarslicht delen zonder dat je er minder van wordt.
Houvast
Op hoge leeftijd kon mijn schoonmoeder ontroerd raken als ze vertelde dat ze als klein meisje met kerst met een brandend kaarsje de kerk inliep terwijl de kinderen met elkaar zongen: ‘Jezus zegt dat Hij hier van ons verwacht, dat wij zijn als kaarsjes brandend in de nacht.’
Kaarslicht is een teken van hoop, een baken in de nacht. Lang geleden zetten mensen een kaars voor hun raam zodat reizigers richting hadden. Van verre konden ze het licht zien en dat gaf hen weer moed om verder te reizen. Het licht gaf hen het vertrouwen dat ze hun bestemming zouden bereiken en het heette hen welkom. Licht, hoe klein ook: in het duister is het een houvast. Ook werden kaarsen voor het raam gezet als gezinsleden op reis waren: een wens voor een behouden terugkomst. De flakkerende vlam als houvast.
Mysterie
Misschien raakt kaarslicht ons ook zo, omdat het verbonden is met dingen die wij niet kunnen grijpen. Letterlijk: je kunt een vlam niet vasthouden. Kaarslicht raakt het mysterie, het vraagt om terughoudendheid en eerbied. Het raakt het mysterie van leven en van dood, het geheim van geloof en gebed. Daarom ontsteken we bij overlijden en herdenken vaak een kaarsje en daarom branden we in de kerk, in geloof, ook vaak een kaars. Het geheimenis is zo groot; we kunnen het niet vatten, maar het licht is sterker dan de duisternis, en het leven sterker dan de dood. We kunnen het niet vatten, maar doen het toch. Tegen alle verwachtingen in branden we een kaars, houden we de hoop levend, blijven we onze dierbaren herinneren.
Jezus noemde zich ‘het licht van de wereld’. Hij belichaamde zélf die hoop, die verwachting, tegen alles in. Hij nodigde reizigers uit om zich op zijn licht af te stemmen, om zo richting te bepalen, hij schonk moed en vertrouwen, houvast. Hij ontfermde zich over de ‘kwijnende vlam’, zoals in het boek van de profeet Jesaja staat: die vlam wilde hij niet uitdoven, maar koesteren. En Jezus riep mensen op om ook een licht te zijn. Om je licht niet te verstoppen maar het te laten schijnen, voor ieder die het nodig heeft.
Tanja Viveen is met ingang van november 2024 geestelijk verzorger in het Ziekenhuis St Jansdal te Harderwijk. Daarnaast is zij verhalenverteller en redactielid van Open Deur.