Menu

Premium

Beelden voor Drie-eenheid

Trinitatis (Spreuken 8,22-31 en Johannes 3,1-16)

Bijbelwetenschappen

Het feest van de Drie-eenheid roept vragen op. Hoe kun je drie Personen hebben en toch één God? Wie is nog geïnteresseerd in theologische speculaties of heilshistorische beschouwingen? Misschien moeten we wel een ander spoor inslaan. Zoals de geloofsbelijdenis van Athanasius (wie kent die nog?) eigenlijk pure poëzie is, zo kunnen we ook de teksten van vandaag lezen als poëzie. Wijsheid en woord, geest en licht: het zijn manieren om te spreken over hoe wij ons kunnen verhouden tot de Eeuwige.

In het begin was de Wijsheid

Het boek Spreuken behoort met de boeken Job en Qohelet (vroeger: Prediker) en de deuterocanonieke boeken Wijsheid en Wijsheid van Jezus Sirach tot de wijsheidsgeschriften. In deze boeken speelt de Wijsheid (Hebr.: chokmah, Gr.: sophia) een grote rol. De teneur van deze boeken is dat je in verwarrende en duistere tijden je het beste kunt houden aan Gods Tora als een betrouwbare richtingwijzer.

Bijzonder is de gestalte van de Wijsheid. In Spreuken verschijnt zij, zeker voor die tijd opvallend, als een sterke vrouw die in het openbaar optreedt (Spr. 1,20-21; 8,1-3). Zij is ontstaan nog vóór God ook maar iets had geschapen (8,22-23). Zij was Gods liefste gezellin en een bron van vreugde, die Hem bij de schepping terzijde stond (8,30). Wijsheid is een (mede) scheppende kracht, waarin God en mensen elkaar ontmoeten.

In Spreuken 8,34-36 houdt Wijsheid je een keuze voor, tussen gedrag dat leidt tot leven en gedrag dat leidt tot dood. Daarin sluit Spreuken aan bij teksten als Deuteronomium 30,15-20 en Psalm 1. Het doen van Gods Tora, geleerd door de Wijsheid, is in zekere zin een keuze om de schepping in stand te houden. Dat is een leven van vreugde voor Gods aangezicht (Spr. 8,30) of, zoals de Vulgaat deze woorden vertaalt, ludens coram eo, spelend of dansend voor God.

In het begin was het Woord

In de tijd van Jezus was de wijsheidsliteratuur populair. Je moet er bij het lezen van de evangeliën dan ook altijd rekening mee houden dat de Wijsheid op de achtergrond meespeelt. Ook bij Johannes danst de Wijsheid door de regels heen. De proloog varieert op de regels uit Spreuken 8, al is de vrouwelijke Wijsheid nu vervangen door een mannelijk Woord dat in het begin al bij God was en waardoor alles is geworden. Daarnaast zien we ook bij Johannes de gedachte dat je moet kiezen: ‘Wie kwaad doet, haat het licht (…) wie de waarheid doet, komt naar het licht toe’ (3,20-21).

Volgens Martin de Boer is het eigene van het Johannesevangelie dat het gaat over Jezus’ goddelijke oorsprong en zijn identiteit: ‘In plaats van gelijkenissen aangaande Gods Koninkrijk heeft Johannes dialogen en monologen waarin Jezus zijn unieke band met God herhaaldelijk bevestigt en verdedigt.’1 Het verhaal over Nicodemus is hiervan een goed voorbeeld.

Humor

Om het verhaal van Nicodemus goed te kunnen plaatsen, zou je eigenlijk al vanaf 2,23 moeten lezen. Jezus heeft in de context van Pasen gesproken over zijn dood en verrijzenis. Veel mensen gaan dan in Hem geloven, maar Jezus doorziet hen, ‘want Hij wist hoe het zat met de mens’ (2,24-25). Zo doorziet Jezus ook Nicodemus, wanneer die bij Hem komt in de nacht. Nicodemus erkent Jezus als leraar van Godswege, die tekenen kan doen omdat God met Hem is. Gezien de woordplaatsing in het Grieks valt de nadruk op het woord leraar. Daarmee slaat hij de plank echter mis, want in Jezus is God zelf zichtbaar, als je gelooft. Later, bij de opwekking van Lazarus, zal Jezus dat nog duidelijker zeggen: ‘Als je gelooft zul je zien de lichtglans van God’ (11,40; Gr.: doxa, als weergave van Hebr.: sjekhinah). Nicodemus kijkt dus op menselijke manier, niet vanuit de geest.

Nicodemus’ fout blijkt op hilarische wijze uit het misverstand van 3,3. Jezus wijst hem erop dat je om Gods Rijk te zien, geboren moet zijn ‘van omhoog’. De aandachtige lezer zal dat meteen begrijpen, want in de proloog is al gezegd dat zij die geloven niet langs de weg van het bloed (dus op menselijke wijze) zijn geboren, maar uit God (1,12-13). Nu is het woord ‘van omhoog’ (Gr.: anoothen) dubbelzinnig, het kan ook ‘opnieuw’ betekenen. Dat is de betekenis die Nicodemus hoort als hij vraagt of je dan weer terug kunt kruipen in de buik van je moeder. Met deze reactie illustreert Nicodemus precies Jezus’ punt: hij kijkt op menselijke wijze en ziet niet wat God doet.

Geest en licht

Jezus legt het uit met een vergelijking (3,8). ‘Geboren worden uit de Geest (Gr.: pneuma)’ is als het ‘blazen van de Geest (Gr.: pneuma)’. Merk op dat ‘de wind’ er niet bij staat. Het woord voor ‘blazen’ (Gr.: pneoo) wordt wel gebruikt voor de wind. In de oudheid werd de wind voorgesteld als een god: de wind ‘blaast’, wat wij vertalen met ‘waaien’. Maar het kan ook ‘ademen’ betekenen en vandaar ‘leven’. Geboren worden uit de Geest is dat de Geest je van boven op een of andere manier, je weet niet hoe, ‘aanademt’, zodat je leven gaat in de Geest.

Ook de vergelijking is niet aan Nicodemus besteed. Voor een derde keer legt Jezus het uit. Het gaat om de liefde van God voor een wereld die van God verwijderd is geraakt. Daartoe heeft God zijn Zoon gezonden. Aanvaarding in geloof leidt tot eeuwig leven. Je daden kunnen het licht verdragen, je komt naar het licht, je ziet. De boosdoener blijft liever in het duister, opdat zijn daden niet aan het licht komen. En met schrik bedenken we dat Nicodemus kwam in de nacht (3,2).

Deze exegese is opgesteld door Ari Troost.

  1. M.C. de Boer, Het Evangelie van Johannes: ‘Opdat ook jullie geloven’, De Eerste Dag 44,2 (2021), 2-3. ↩︎

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken