Bekleed u met de nieuwe mens!
Bij Kolossenzen 3,5-17
Als je de Brief van Paulus aan de Kolossenzen ter hand neemt en de inhoud ervan tot je laat doordringen, dan springt een aantal zaken in het oog. Allereerst dat deze brief geadresseerd is aan een een specifieke gemeente in Klein-Azië, namelijk die van Kolosse, en dus een eigen karakter heeft. Tegelijkertijd is de problematiek die aan de orde wordt gesteld zo universeel van betekenis, dat je onmiddellijk gaat denken dat je te doen hebt met een rondzendbrief, die ervoor bestemd is onder ogen te komen van meer gemeenten.
In de brief gaat het erom de positie van de gemeente van Christus in de wereld te verhelderen te midden van de haar omringende cultuur. Dit universele perspectief is in deze brief zeer dominant aanwezig, met name in het gedeelte waar mijn aandacht op is gericht: Kolossenzen 3,5-17. Als je dit fragment uit de Kolossenzenbrief nader beschouwt en de gedachtegangen volgt, dan vraag je je zelfs af of hier eigenlijk wel sprake is van een brief. Gaat het hier niet eerder om een traktaat, waarmee vele gemeenten binnen de Grieks-Romeinse wereld van toen hun winst konden doen?
Wordt één met Christus
Het fragment wordt voorafgegaan door een schets van een opstandingsperspectief, dat een helder licht werpt op de vooral ethische kwalificaties die in ons gedeelte van de brief worden opgesomd (3,1-4). Daarin wordt opgepakt wat al in hoofdstuk 2 (2,12) aan de orde is gesteld, namelijk dat Christus door de werking van God is opgewekt uit de doden. Dit heil is eens en voor altijd geschied. Hier is de auteur heel duidelijk in. Vanuit dit opstandingsperspectief kan er in het vervolg inhoud en vorm worden gegeven aan het leven van individuen en gemeenten. Daarbij gaat het om concentratie op ‘de dingen die hierboven zijn’ (3,1), waar Christus zit aan de rechterhand van God. Dit is een sprekend beeld voor het uitoefenen van macht door Christus. Word dus één met Christus. Daar zal het altijd om blijven gaan. Dit meldt Paulus aan de gemeente van Kolosse inclusief alle andere gemeenten. De betrokkenheid op Christus, de eenwording met Christus, is beslissend voor de rol die de gemeenten in de wereld spelen. Hij is het fundament en de maat van alles.
Legt dan nu dit alles af
Dit gezegd zijnde, wordt vanaf vers 5 de weg die de gemeenten van Christus gaan bewandelen nader geformuleerd. Hierbij ligt het accent vooral op de genoemde ethische kwalificaties: het zijn aansporingen, aanbevelingen, richtlijnen. De gemeente van Kolosse c.s. wordt aangespoord om alle ‘aardsgezinde kanten’, alles wat haaks staat op ‘de dingen die boven zijn’, te doden: ‘ontucht, onreinheid, hartstocht, kwade begeerte en de hebzucht, die afgoderij is’ (3,5). Wat opvalt in dit rijtje is dat de porneia, de seksuele zonde, het zogenaamde ‘rondhoereren’, als eerste wordt genoemd, en dat het woord ‘afgodendienst’ (eidoololatreia) valt in het verband van de hebzucht. Paulus roept de gemeente te Kolosse toe: ‘Leg nú dit alles af: toorn, drift, kwaadaardigheid, laster, vuilpraat uit uw mond. Lieg niet tegen elkaar nu je de oude mens met zijn praktijken hebt uitgetrokken’ (3,8-9). Nú, dat wil zeggen, nu je bekleed bent met Christus, nu je met Christus bent opgewekt, nu je zoekt ‘de dingen die hierboven zijn’, nu de opstanding je op het lijf geschreven staat.
Voor God zijn allen beeld van de Schepper
De auteur gebruikt een mooie metafoor: het uittrekken van het oude, versleten pak en het aantrekken van het nieuwe. Paulus moedigt zijn lezers aan alle morele verdorvenheid en slechtheid uit hun bestaan te amputeren, omdat men immers bij de doop de oude mens heeft afgelegd en de nieuwe aangedaan (2,11-13; 3,9). Het is de nieuwe mens, de uit het doodswater opgestane mens, die voortaan is aangelegd, geconcentreerd op ‘de dingen die hierboven zijn’.
Die nieuwe mens is herkenbaar als beelddrager van God. Voor God zijn alle mensen gelijk: ‘Helleen en Judeeër, besneden en onbesneden, barbaar (niet-Griek, vreemde), Scyth (driftige, woedende), slaaf, vrije. Alles en in allen is de Christus’ (3,11).
Trek dan aan dat nieuwe kleed! Bekleed je met ‘de nieuwe mens’ als ‘heilige en geliefde uitverkorenen van God: een barmhartig innerlijk, goedertierenheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld’ (3,12). Zo ziet de met Christus beklede mens eruit.
Psalmen, lofzangen en geestelijke liederen
Deze nieuwe bestaanswijze wordt gekenmerkt door het streven te groeien in liefde (agapè, ‘liefde, liefdegave’) in de richting van volkomenheid (3,14). Zij uit zich ook in dankbaarheid (3,15). Er is sprake van elkaar onderwijzen en elkaar vermanen: je moet elkaar in de gemeente scherp houden in de concentratie op de dingen die er werkelijk toe doen, ‘die van hierboven zijn’. Paulus geeft aan dat je dit het beste kunt doen met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen. Er ligt bij Paulus een speels accent op de zingende gemeente, op de lofzang die gaande gehouden wordt van geslacht op geslacht. Daarin houd je elkaar scherp. Daarin houd je elkaar bij de les.
De vrede van Christus
Ten slotte gaat het over de vrede van Christus. Vrede is een richtingwijzend, oriëntatiebiedend woord in de Bijbel. Het gaat altijd gepaard met de woorden recht en gerechtigheid. Vrede is altijd weg en doel. Bij ‘de vrede van Christus’ denk ik aan ontmoetingen, gesprekken, maaltijden en maaltijdvieringen, eucharistievieringen, begroetingen, feesten, lofliederen, liefdesliederen en protestliederen. Ik denk vooral aan de dans van Maria Magdalena in de tuin van de opstanding, de dans die gelieerd is aan het Hooglied van de Liefde.
‘De vrede van Christus’ heeft te maken met de weg die Hij is gegaan en de strijd die Hij heeft gevoerd, de verzoening die Hij heeft bewerkstelligd. Hij is de vorst van de vrede. Hij is ons Eén en ons Al.