Beloof je dat je meegaat?
Bij Genesis 28,10-22
Verhaal
Sandra is bang, nu ze gaat verhuizen naar een hoge flat in een andere stad. ‘Ik ken daar niemand. En hoe moet ik mijn school vinden in die wirwar van straten?’ Ze huilt. Papa troost haar en zegt: ‘Ik fiets in het begin elke dag met je mee naar school. En na een week fiets ik, als we nog één straat van school verwijderd zijn, terug en ga jij alleen verder. Het laatste stukje weet je dan wel. En de volgende dag ga ik twee straten eerder al terug en fiets jij door. Zo doen we dat elke dag, totdat jij helemaal alleen de weg weet. En als je dan alleen naar school fietst, kijk ik vanaf de flat of je de goede kant op gaat. Als je dan verkeerd gaat, dan bel ik je op je mobiel.’ Sandra vindt dat een goed plan. ‘En hoe kom ik aan nieuwe vriendinnen?’ Papa lacht en zegt: ‘Jij bent zo’n leuke meid, maak je daar maar niet druk over. Vertrouw er maar op dat dat goed komt.’
Sandra is blij met papa’s woorden. Ze zegt tegen hem: ‘Als alles uitkomt wat jij zegt, krijg je van mij een heleboel zoenen. En ik koop een nieuwe fietsbel voor je van mijn zakgeld.’ ‘Beloofd,’ zegt papa. ‘Beloofd,’ zegt Sandra. En ze pakt een papier, schrijft haar belofte op, en zet haar naam eronder.
Bijbel
Jakob moet vluchten voor zijn broer en gaat naar zijn oom die wel 800 kilometer verderop woont. Hij is daar nog nooit geweest en kent de mensen daar ook niet. Hij is bang en vraagt of God hem wil helpen.
Gesprek
Zijn de kinderen weleens ergens naartoe geweest waar ze nog nooit waren geweest? Hoe was dat? Wat deden ze toen? Denk aan een nieuwe club, of spelen bij een nieuw vriendje, of een bezoek aan een ziekenhuis.
Gebed
Ga met ons mee, God,
als wij de weg niet kennen
en niet weten waar we terechtkomen.