Bij Marcus 8:1-21
‘Wat heb ik een honger, zeg!’ zegt Daan, terwijl ze door de dierentuin lopen. ‘Mijn moeder is vergeten mijn brood mee te geven en nu heb ik helemaal niks. Best moeilijk om al die anderen dan chips te zien eten!’ Marieke knikt. ‘Dat kan ik me voorstellen. Maar ik heb mijn boterhammen al op. Ik heb nog wel een pepermuntje voor je,’ zegt ze. Daan schudt zijn hoofd. ‘Daar heb ik toch niks aan. Dat helpt maar even.’ Marieke zucht en denkt na. Ze wil Daan best wel helpen, maar weet eigenlijk niet goed hoe. Dan krijgt ze een idee. Ze rent naar de juf om te overleggen. ‘Is het een idee om op de terugreis al het snoep te delen? Daan heeft zijn brood niet bij zich en ik kan hem ook niets meer geven.’ De juf denkt na. ‘Dat is een leuk idee,’ zegt ze. ‘Maar dat gaan we niet pas in de bus doen.’ Na een half uurtje roept de juf iedereen bij elkaar. ‘Luister goed,’ zegt ze, ‘we houden een feestje. Alles wat jullie nog niet ophebben, gaan we bij elkaar leggen. Dan houden we een lekker snoepfeestje!’ Iedereen legt al zijn snoep en overgebleven boterhammen bij elkaar en gaat eromheen zitten. Het wordt een enorme picknick en er is genoeg voor iedereen. Ook voor Daan. Ze houden zelfs over!