Brengt Steensma’s bezinning tot herbezinning?
Dr. Arjan Witzier (Apeldoorn) schreef een reactie op de hoofdstukken IX en X van Douwe Steensma’s boek: Geroepen tot de dienst.
In hoofdstuk IX (‘Onderwijs aan vrouwen’) en X (‘Onderwijs door vrouwen’) van zijn boek Geroepen tot de dienst1 geeft Douwe Steensma een uitgebreide uitleg van 1 Timoteüs 2:11-15. In deze verzen gaat het om een van de twee befaamde ‘zwijgteksten’2, die een grote rol spelen in de discussie over de mogelijkheid van vrouwen in de kerkelijke ambten.
Tegenstanders
Volgens tegenstanders van vrouwelijke ambtsdragers stelt Paulus in de zwijgteksten duidelijk als algemeen geldende regel dat het vrouwen niet is toegestaan om te spreken of onderwijs te geven in de christelijke gemeente. De verwijzing in 1 Timoteüs 2:13-14 naar Genesis 23 geeft daarbij reden om te stellen dat hier zelfs sprake is van een scheppingsordening: God heeft Eva na Adam geschapen en daarmee aan hem ondergeschikt gemaakt. Die ondergeschikte plek geldt voor alle vrouwen van alle tijden. Elke andere uitleg wordt er al snel van beticht geen recht te doen aan wat er eenvoudigweg staat. Bezwaarlijk aan deze uitleg is dat hij wel met veel overtuiging neergezet wordt, maar moeilijk in overeenstemming te brengen is met teksten in het Nieuwe Testament die wel degelijk aan vrouwen een grotere rol geven dan een zwijgzame en ondergeschikte. Gaat de overtuiging wellicht vooraf aan het goed luisteren naar de betreffende teksten in hun nabije en bredere context?
Bagatellisering van Paulus
Degenen die op grond van andere Bijbelse gegevens wel ruimte zien voor vrouwelijke diensten in de christelijke gemeente, staan voor de uitdaging duidelijk te maken hoe zij dan aankijken tegen Paulus’ zwijgteksten. Grofweg doen ze dat op vier manieren:
1) De eerste is om Paulus’ spreken te tekenen als duidelijk bepaald door zijn tijd en cultuur. Vrouwen hadden daarin over het algemeen een ondergeschikte rol. Omdat wij in een meer geëmancipeerde cultuur leven, hebben de zwijgteksten in onze cultuur hun zeggingskracht verloren. We kunnen ze als achterhaald naast ons neerleggen. Het grote bezwaar tegen deze manier van omgaan met de Bijbel is dat zo onze culturele normen en waarden tot hoogste gezag verheven worden, in ieder geval boven dat van Gods Woord. Wat mij betreft een no go in de kerk.
Vrouwen blijken in de betreffende gemeenten voor verwarring te zorgen of dwaalleer te introduceren
2) De tweede manier om met de zwijgteksten om te gaan is uit te gaan van een missionair motief in Paulus’ opmerkingen. Het gaat Paulus niet om een absoluut verbod voor alle eeuwen, maar om een maatregel die de verspreiding van het evangelie bevordert in een context waarin bedenkelijk gekeken werd naar vrouwen die publiekelijk het woord namen. In onze context vraagt een dergelijke missionaire intentie om vrouwen juist wel actief in te zetten in de kerk. Dat vrouwen niet in de kerkelijke ambten mogen dienen wordt in onze cultuur immers als vervreemdend en discriminerend ervaren. Anders dan de vorige manier, laat deze uitleg niet aan onze huidige cultuur het oordeel over welke teksten uit de Bijbel wel en welke niet meer gezaghebbend voor ons zijn. Ook Paulus’ zwijgteksten blijven gezaghebbend: we moeten ze naar hun intentie gehoorzaam zijn. De vraag is daarbij wel of het aanwijzen van Paulus’ intentie niet heel gemakkelijk door onze (cultureel bepaalde) overtuiging gestuurd wordt. Lastig blijft bovendien dat deze uitleg de indruk kan wekken dat met een uitlegkundige slimmigheid een ‘nee’ van Paulus voor ons een ‘ja’ blijkt te betekenen.
3) De derde manier om de zwijgteksten uit te leggen is te laten zien dat Paulus’ spreekverbod voor vrouwen te maken heeft met een specifieke situatie van de geadresseerden. Vrouwen blijken in de betreffende gemeenten voor verwarring te zorgen of dwaalleer te introduceren. Om dat tegen te gaan is een spreekverbod de meest effectieve maatregel die Paulus in een brief kan voorschrijven. Een uitleg die het verbod als een algemeen geldende uitspraak van Paulus leest, doet dus geen recht aan wat Paulus schrijft. Nog sterker dan de derde manier, wil deze uitleg recht doen aan tekst en context van de zwijgteksten. Wat in de Bijbel staat is blijvend gezaghebbend. Dit betekent echter niet dat elke tekst van toen zomaar overgeplaatst kan worden naar nu, omdat de tekst voor situaties bedoeld is die niet de onze zijn. Wie dat toch doet, schiet hermeneutisch tekort zowel in de uitleg van de tekst van toen als in het toepassen van die tekst nu.
4) De vierde manier om met deze teksten om te gaan is een verlegenheidsoplossing. Omdat de zwijgteksten ingaan tegen wat als de vernieuwende hoofdlijn van het Nieuwe Testament gezien wordt, worden ze als uitzonderingen terzijde gelegd. In de praktijk worden deze teksten dus niet betrokken bij de bezinning op wat het Nieuwe Testament zegt over de plaats van vrouwen in de christelijke gemeente. Bezwaarlijk aan deze omgang met de zwijgteksten is vooral dat twee Bijbelgedeelten uit verlegenheid het zwijgen opgelegd worden. Daarnaast helpt het de discussie niet verder als teksten die voor de een fundamenteel zijn, voor de ander niet eens de moeite van een degelijke bespreking waard zijn.
Nuanceren
Hoe gaat Steensma nu met 1 Timoteüs 2:11-15 om? In een zeer uitgebreide verhandeling (in totaal 40 bladzijden) beschrijft hij op basis van de beide brieven van Timoteüs, andere gedeelten uit het Nieuwe Testament en buitenbijbelse gegevens de culture en sociale achtergrond van wat er in de christelijke gemeente in Efeze speelde. Zo is Efeze de stad waarin de verering van de godin Artemis met haar vele priesteressen een grote rol speelde. Ook de verering van andere godinnen zorgde ervoor dat de vrouw cultureel gezien in een zeker aanzien stond. Verder wijst Steensma op de emancipatiebeweging van de nieuwe Romeinse vrouwen, die ook in Efeze zeker aanhangsters gehad zal hebben.
Ook lijken er pre-gnostische gedachten aan te wijzen waarin Eva als moederfiguur op een hogere plek stond dan Adam. In die culturele context valt het op hoeveel aandacht Paulus in 1 Timoteüs aan vrouwen wijdt en op verkeerde leringen en praktijken wijst die door hen in de gemeente verspreid worden. Blijkbaar vormden vooral vrouwen in de christelijke gemeente van Efeze een invalspoort voor dwaalleer, hetzij omdat zij die welbewust inbrachten, hetzij ze onvoldoende op de hoogte waren van het evangelie en in hun spreken allerlei dingen door elkaar haalden. Het is voor Paulus reden om uit te spreken dat hij wil dat de vrouw zich bescheiden opstelt wanneer zij onderwijs ontvangt en dat zij zelf geen onderwijs geeft en zich geen gezag tegenover de man aanmatigt. Met een rabbijns aandoende verwijzing naar Genesis 2 maakt Paulus fijntjes duidelijk dat Eva na Adam geschapen is en dus niet boven hem staat. Bovendien was het Eva die werd verleid en niet Adam.
Efeze is de stad waarin de verering van de godin Artemis met haar vele priesteressen een grote rol speelde
In de praktijk komt de uitleg van Steensma neer op de hierboven beschreven derde manier van uitleggen. Het spreekverbod dat Paulus aan vrouwen oplegt heeft te maken met een specifieke situatie in Efeze. Daarnaast verdedigt Steensma dat Paulus’ zorg niet alleen te maken heeft met de geïntroduceerde dwaalleer, maar ook met de gevolgen van de houding van vrouwen voor de missionaire opdracht van de gemeente. Het mag zo zijn dat geëmancipeerde vrouwen in de stad niet onbekend zijn, dat betekent allerminst dat een gemiddelde Efeziër zich meer tot het evangelie aangetrokken voelt vanwege christelijke vrouwen die zich als superieur aan mannen opstellen.
Overtuigd?
Hoe overtuigend is Steensma’s uitleg? Opvallend is wat mij betreft allereerst hoe overtuigd Steensma zelf van zijn uitleg is. De getekende culturele en sociale achtergrond maakt duidelijk wat er in de christelijke gemeente van Efeze speelt en waarom Paulus erop ingaat zoals hij doet. Alle stukjes van de puzzel blijken precies in elkaar te vallen. De uitgebreidheid van Steensma’s uitleg geeft blijk van een zeer gedegen zorgvuldigheid in het lezen van de Schrift. Als een ding duidelijk wordt, is het wel dat Steensma alles uit de kast haalt om de Bijbeltekst zelf tot spreken te laten komen. De zwijgtekst blijft als zwijgtekst staan. Maar wel als zwijgtekst voor een specifieke situatie in de christelijke gemeente van Efeze die daarom niet zomaar als algemene regel overgezet kan worden naar andere gemeenten en andere tijden. Wel kan als boodschap meegenomen worden dat de vrouw de haar gegeven vrijheid om te onderwijzen in de gemeente niet mag misbruiken om die in te zetten om zich boven de man te verheffen. In mijn woorden: zij is niet vóór Adam geschapen (Genesis 2), maar samen met Adam (Genesis 1).
Overtuigt Steensma’s uitleg mij? Het eigenaardige is dat de stelligheid waarmee hij zijn uitleg op papier zet bij mij enige aarzeling oproept. Buitenbijbelse gegevens worden weliswaar voorzichtig en als mogelijke verheldering van de context geïntroduceerd, maar vervolgens al snel als zekere verklaring ingezet. Ik denk dat zijn tekening van de culturele en sociale context te verdedigen is, maar sterker zou zijn als hij daarbij wat meer slagen om de arm had gehouden. Een voorzichtigere onderbouwing zou mij zeker zo goed overtuigd hebben dat er alle reden is om te verdedigen dat de zwijgtekst in 1 Timoteüs 2 situationeel bepaald is en dus niet opgevat moet worden als een algemeen en voor altijd geldende uitspraak van Paulus.
Opvallend is wat mij betreft allereerst hoe overtuigd Steensma zelf van zijn uitleg is
De belangrijkste vraag is echter niet of Steensma mij overtuigt, maar of hij met zijn uitleg bij de tegenstanders van vrouwen in het ambt het besef wakker roept dat zij zich zullen hebben te herbezinnen op hun absolute uitleg van deze zwijgtekst. Ik vrees dat hem dat niet lukt juist vanwege de uitgebreidheid van zijn argumentatie waarin hij 1 Timoteüs 2:11-15 neerzet binnen de culturele context van die tijd. De simpele letterlijke binnenbijbelse uitleg dat Paulus met een beroep op de scheppingsorde vrouwen het onderwijzen en leidinggeven in de gemeente van alle tijden en alle plaatsen ontzegt, lijkt vanwege de direct toe te passen betekenis overtuigender. Zeker omdat de tegenstanders toch al niet genegen zijn om de mogelijkheid van vrouwen in het ambt toe te laten, zullen zij zich niet zomaar door Steensma mee laten nemen op de nogal lange weg die hij aflegt om uit te leggen wat Paulus nu precies bedoelt. En dat is jammer, meer dan jammer. De grondige Bijbelse bezinning die Steensma biedt op de plaats van vrouwen in de kerk vraagt op zijn minst om de bereidheid nog weer eens eerlijk de Bijbel erbij te nemen in een herbezinning bij hen die geen ruimte zien voor de ambtelijke dienst van vrouwen in de kerk.
Dr. Arjan Witzier
Apeldoorn
1 Steensma, Douwe, Geroepen tot de dienst. Bijbels-theologische bezinning op de plaats van vrouwen in de kerk, Utrecht: Kokboekencentrum, 2024.
2 De andere is 1 Korintiërs 14:34-35 en wordt door Steensma in hoofdstuk VIII besproken.
3 ‘Want Adam werd als eerste geschapen, pas daarna Eva. En niet Adam werd misleid, maar de vrouw; zij overtrad Gods gebod.’
Lees ook de reactie van ds. Henk Folkers op de eerste drie hoofdstukken van Geroepen tot de dienst.
Douwe Steensma, Geroepen tot de dienst. Bijbels theologische bezinning in de kerk. Uitgeverij: Utrecht: KokBoekencentrum Uitgevers, 2024. 256 pp. €29,99. ISBN 9789043541626