Dag
morgen, ochtendwake, middag
Voor ons westerlingen is het vanzelfsprekend dat na elke nacht de zon weer opkomt en de dag begint. Een dag is doorgaans de tijd waarin het licht is.
Daarin verschillen we nogal van de bijbelse mens, voor wie de zonsopgang niet vanzelfsprekend was. Er is nog een verschil: in onze moderne wereld vervaagt het onderscheid tussen dag en nacht steeds meer. Een onderscheid dat voor de oude wereld elementair was voor denken, leven, geloven en werken.
Grondtekst
Het Hebreeuwse en Aramese woord voor ‘dag’ luidt jom, een zeer frequent voorkomend woord (ca. 2300x). Met jom duidt de bijbel zowel de vierentwintig uur van dag en nacht samen (Gen. 1:5) als de kleinere tijdseenheid van dag in de zin van overdag (Neh. 4:16[22]). Bij herhaling verdwijnt de specifieke betekenis ‘dag’ naar de achtergrond en treedt de betekenis ’tijd’ naar voren (Gen. 3:5; Jer. 11:4, 7). Het meervoud jamiem doelt op enige dagen of een tijd lang (Gen. 40:4, ‘geruime tijd’ vgl. NBG-vertaling 1951; of ‘sommige dagen’ vgl. Statenvertaling). Het nieuwtestamentische equivalent hèmera verschijnt 389x. Een kwart daarvan treffen we aan in Handelingen, begrijpelijk als we letten op de verhaalstructuur van dit boek. Zowel in het Oude als Nieuwe Testament komen we meer dan eens ‘dag en nacht’ (Gen. 1:14, 18; Ps. 22:3; Hand. 9:24) of ‘nacht en dag’ (Deut. 28:66; Mar. 4:27; Luc. 2:37) tegen, soms als tegenstelling, soms als uitdrukking van het geheel.
Ruim 200 teksten in het Oude Testament vermelden boqèr, ‘morgen’. Er is geen eensgezindheid over de achtergrond van het woord. Mogelijk hangt het samen met een werkwoord voor ‘doorboren, doorbreken’. Hier gaat het om de ‘doorbraak’ van het licht. Verhoudingsgewijs vinden we het woord vaak in de Tora (eerste vijf boeken) en de Profeten. Bijna 90x verschijnt de uitdrukking ‘in de morgen’, wat wijst op het prille begin van de dag. De ochtend is de tijd van de zonsopgang en het achterlaten van de duisternis. Een ander woord luidt sjachar, ‘ochtendschemering’, ook wel met ‘dageraad’ of ‘morgenrood’ vertaald. Het komt 23x voor (o.a. Gen. 19:15; 32:25, 27). Er is geen duidelijkheid over de herkomst van het woord. Richteren 19:25-26 geeft goed het verschil aan tussensjachar en boqèr. Verwant qua betekenis is nèsjèf, dat zowel ‘avondschemering’ (2 Kon. 7:5, 7; Jes. 5:11; 21:4; 59:10; Job 24:15; Spr.7:9) als ‘ochtendschemering’ (1 Sam. 30:17; Ps. 119:147; Job 3:9) of algemeen ‘donker’ (Jer. 13:16) betekent. Gelet op de herkomst – de stam nsjp, ‘blazen’ – is het de tijd kort voor het opgaan en na het ondergaan van de zon, waarin een koele wind over het land waait. De nieuwtestamentische equivalenten zijn prooï, ‘vroeg in de morgen’ (Mat. 20:21; 21:18; Mar. 1:35; 11:20; 13:35; 15:1; 16:2; Hand. 28:23), prooïa, ‘morgen(uur)’ (Mat. 27:1; Joh. 21:4; vgl. 1 Clemens 43:5), orthros, ‘ochtendschemering, morgen’ (Luc. 24:1; Joh. 8:2; Hand. 5:21), en orthrios, ‘in de vroegte, ’s morgens vroeg’ (Luc. 24:22). Een andere Hebreeuwse aanduiding van een dagdeel is tsohorajim, ‘middag, middagtijd’, dat 23x voorkomt. Wellicht is het verwant met een ander woord dat 23x voorkomt. Misschien is het verwant met een woord voor ‘dak’ of ‘glanzen’, wat in beide gevallen wijst op het tijdstip waarop de zon het hoogst staat.
Het nieuwtestamentisch equivalent, mesèmbria, komen we alleen in Handelingen tegen (8:26; 22:6).
Letterlijk en concreet
a.Op grond van het scheppingsverhaal in Genesis 1 en enkele cultische gebruiken kunnen we stellen dat de dag loopt van zonsondergang tot zonsondergang. Onder dag verstaat men ook de periode van zonsopgang tot zonsondergang (Ex. 12:18; Neh. 13:19). De dag bestaat uit drie hoofddelen: avond, middag en avond. Psalm 55:18 noemt ze in deze volgorde. De dag is de tijd waarop het licht, het zonnelicht heerst; de tijd van arbeiden.
b.De uitdrukking ‘in de dagen van… ‘ plaatst de gebeurtenis die erop volgt in de concrete werkelijkheid. In de verhalen rond de geboorte van Jezus komt dat duidelijk naar voren: in de dagen van Herodes… (Mat. 2:1; Luc. 1:5). Eenzelfde strekking heeft ‘het geschiedde in die dagen..’ (Luc. 2:1). Het heil uit de hemel zweeft niet boven maar daalt af in de geschiedenis!
c.De middag zit tussen de avond en morgen in. Dit deel geeft de etenstijd (Gen. 43:16, 25) en siësta (2 Sam. 4:5; Hoogl. 1:7) aan. Het heetste moment van de middag ligt om en nabij 12.00 uur (Joh. 4:6); men doet er dan beter aan zich rustig te houden. Des te opvallender zijn daarom de gebeurtenissen die op het middaguur plaatshebben. Het aanvallen van de vijand op dit uur vraagt van het leger heel veel, en geldt strategisch als een verrassingsaanval (1 Kon. 20:16; Jer. 6:4).
d.Dag en nacht verschijnen soms als ‘personen’. Zij kunnen aangesproken worden, zij kunnen God met hun aanwezigheid loven (Jer. 20:14; Ps. 19:3; Job 3:1-2; Azaija 71). God heeft als Schepper en beschermer van het bestaan de morgen, middag, avond, dag en nacht onder zijn beheer (Gen. 1; Ps. 74:16; Job 38:12). De gedachte aan God als de Schepper van dag en nacht en alle delen daarvan kan uitgroeien tot de belijdenis van zijn grootheid, vooral in vergelijking met de mens (Job 38:12; Am. 4:13). We komen hier op de grens tussen de letterlijke en overdrachtelijke zin.
Beeldspraak en symboliek
a.In tal van verhalen werken schrijvers met de symboliek van dag (licht) en nacht (duisternis). Zulke verhalen winnen daardoor aan diepte en zeggingskracht. We noemen twee voorbeelden, die ons aanzetten deze symboliek in meer verhalen op te sporen.
Met toen stond Jakob in die nacht op opent de perikoop van Genesis 32:22-32. Het verhaal sluit af met en de zon ging over Jakob op. Daar tussenin horen we over een gevecht dat duurt tot aan de morgen; voor het ochtendlicht wil de strijder met Jakob weggaan. Nacht en dag zijn hier meer dan tijdsaanduidingen. De nacht verwijst naar Jakobs angst voor en duisternis rond het broederschap. Zou het anders kunnen worden?, zo vraagt de verteller impliciet. Ja, als Jakob de strijd aangaat en de crisis niet ontloopt. Want daarin ligt de mogelijkheid tot ommekeer. En dat gebeurt. Het gevolg is ontzagwekkend: de zon gaat over hem op, de nachtraakt ten einde.
Ook Johannes 11:1-44, over de dood en het ontwaken van Lazarus, is daarvan een prachtig voorbeeld. Als Jezus onderweg hoort dat Lazarus ziek is, blijft hij toch nog ’twee dagen’ op de plaats van dat ogenblik (vs. 6). Even later verbindt Hij – overdrachtelijk – dag en nacht met respectievelijk openbaar en verborgen, licht en donker (vs. 9-10). In vers 11-12 buigt Jezus het droeve bericht dat Lazarus dood is hoopvol om tot ‘hij slaapt’ (avond, nacht) en ‘Ik ga naar hem toe om hem te wekken’ (ochtend, dag). Bij aankomst blijkt Lazarus reeds ‘vier dagen’ in het graf te liggen (vs. 17, 39). We horen van twee dagen en vier dagen, maar waar is de derde dag als dag van keerpunt? Wanneer Jezus zegt dat Lazarus zal opstaan, verbindt Marta dat met de ‘jongste dag’ (vs. 24). Tenslotte roept Jezus Lazarus wakker: ‘Kom naar buiten!’ En hij komt, de dag breekt aan (vs. 43-44).
b.In een groot aantal teksten verschijnt de dag samen met een rangtelwoord. De dagen worden geteld en zijn zo ontdaan van elke goddelijkheid. Door het telwoord krijgt die dag soms een heel bijzonder gewicht, omdat getallen veelal een symbolische betekenis hebben. De eerste dag is bepalend voor wat erna komt, de eerste dag zet de lijnen voor het vervolg uit (Gen. 1:5; Dan. 10:12). De tweede dag kan meerwaarde krijgen door de vraag of de derde dag als dag van leven zal aanbreken; het is de dag van wachten op de doorbraak ter wille van leven (Gen. 1:8). De derde dag geldt als cruciaal moment, de dag van erop of eronder, de dag waarop het leven kan doorbreken (Gen. 1:13; Jona 1:17; Est. 5:1 Mat. 16:21; Joh. 2:1; 1 Kor. 15:4). In het getuigenis van de verrijzenis verkondigt de derde dag de doorbraak naar leven (vgl. Hos. 6:2). Over de vierde dag spraken we net in B-a, naar aanleiding van Lazarus’ dood. Het is de dag na de derde. Op de derde dag kan er nog een keerpunt komen, maar op de vierde dag lijkt er geen hoop meer te zijn. In die hopeloosheid valt Jezus’ daad van bevrijding op deze dag des te meer op (Joh. 11:17,39). De zesde staat reeds in het teken van de zevende dag, de dag van de voorbereiding op voltooiing en rust (Gen. 1:31; Ex. 16:5, 22,29). Op de zevende dag heersen die voltooiing en rust, het is de heilige dag, de door God gezegende dag, de beslissende dag. Het is de enige dag die naast een nummer ook een naam heeft: sabbat. Alles wat op die dag gebeurt, is voller en rijker. Deze dag is bijzonder en heilig (Gen. 2:23). Met de zinsnede ‘op de zevende dag zevenmaal’ maakt het boek Jozua deze strijddag tot iets heel bijzonders, de schrijver bedoelt: let op, nu gaat het gebeuren (6:4,15). De achtste dag volgt op de dag van de beslissing en de afgeronde heilige periode van zeven dagen. Dat wil zeggen, het moment van de nieuwe fase. De achtste dag kondigt het nieuwe begin aan, vooral in de cultische omgeving (Ex. 22:29[30]; Lev. 9:1; Neh. 8:19). Het is ook de dag van de besnijdenis (Luc. 1:59). Iets dergelijks heeft ook de dertiende dag (Gen. 17:1,17; 1 Kon. 7:1; Jer. 1:2; 25:3): na de twaalfde dag – afronding -breekt er een nieuwe fase aan.
c.Ook bevatten sommige perioden, in dagen weergegeven, een diepere betekenis. Hetgeen in die perioden gebeurt, wordt gekleurd door de betekenis van de symboliek van het getal. De voornaamste betekenissen willen we hier vermelden. De periode van drie dagen is de verzadigde tijdspanne; nu moet het tot een ontknoping komen (Gen. 40:10-19; Luc. 2:46). De tijd van zes dagen geldt als de periode van werken, actie; dan moet het gebeuren (Ex. 16:26; 20:9; Joh. 12:1). Zeer belangrijk is de periode van zeven dagen als de voltooide tijd (Gen. 7:4,10; 8:10; Ex. 12:15; Judit 16:4; Hebr. 11:10). Ook de tijd van veertig dagen, meestal samen genoemd met veertig nachten, is theologisch gekwalificeerd. Onder meer bij Mozes, Elia, Jona en Jezus speelt deze tijd een rol als de tijd van het wachten en verwachten, de gegeven tijd om tot omkeer en bezinning te komen (Ex. 24:18; 1 Kon. 19:8; Jona 3:4; Mat. 4:2).
Verder speelt in literaire composities de dag soms een bijzondere rol. Een sprekend voorbeeld is Obadja 11-14, waarin de profeet tienmaal op de dag in de mond neemt. Een ’tienspreuk’ dus, net als de Tien Woorden van bevrijding in Exodus 20, de Tien Woorden van schepping in Genesis 1 en de Tien Woorden van dreiging in Exodus 7-11. Telkens gaat het om de ontmaskering van knechtende machten. Door dit tienmaal op de dag verwijst de tekst impliciet naar die andere eenheden van tien, waardoor er verdieping ontstaat.
d.Veel dagen zijn gekwalificeerde dagen en in die zin hebben zij een diepere zin. De belangrijkste dag is de sabbatdag. Maar ook andere zoals geboortedagen, sterfdagen, oogstdagen kunnen we noemen. Wat op die dagen gebeurt,wordt gekleurd door die kwalificatie. Hetzelfde geldt voor de dagen waarop men de grote daden van de Heer in de geschiedenis gedenkt (Deut. 9:10; 17:3).
e.Apart noemen we de ‘dag van de Heer of kortweg ‘de dag’. Bijna alle profeten spreken over die dag en verbinden er ontzagwekkende gebeurtenissen aan. Het is de dag waarop God zich manifesteert. Hij zal zich laten gelden als de God van recht en gerechtigheid, hetgeen gepaard gaat met crisis voor de totale schepping. Deze dag brengt heil en onheil met zich mee (Ez. 7; Am. 5:18-20; Sef. 1; Mar. 13). Door het noemen van deze dag roepen de schrijvers de hoorders wakker en sporen zij hen aan te kiezen voor het leven en tegen de dood. Maar ook dienen de beschrijvingen van de dag om opgejaagde en lijdende mensen te bemoedigen. In het Nieuwe Testament spitst de dag zich toe op de definitieve komst van de Messias. Op die dag zal de werkelijke verlossing van mens en schepping doorbreken, echter door de crisis heen. Vrees en vreugde vervullen de mens die aan die dag denkt. Uiteindelijk zal alles en ieder nieuw worden. Zo wordt de dag van de Heer metafoor voor het geheelde en voltooide bestaan (2 Tim. 4:8).
f.Gebeurtenissen die plaatsvinden in de morgenwake staan in een spanningsveld: de spanning tussen donkerte en licht, tussen onheil en heil. De schrijvers lijken met opzet deze tijdsaanduiding te vermelden; ter bemoediging laten zij zien, dat met de naderende morgen de bevrijding in aantocht is. De Heer leidt Israël in de ochtendwake uit de Egyptische onderdrukking (Ex. 14:21-24) en Saul bevrijdt tegen de morgen zijn volk van het Ammonitische geweld (1 Sam. 11:11; vgl. 2 Kon. 3:22 en 19:35). In het Nieuwe Testament is het niet anders, bijvoorbeeld in het verhaal van de storm op zee. Op het scharnier van nacht en dag verschijnt Jezus als de Redder in nood. De storm gaat liggen, de nacht loopt ten einde (Mat. 14:24). Met het letterlijke morgenlicht verschijnt het symbolische licht. Met de komst van de nieuwe dag komt er een einde aan het kwaad.
g.Interessant zijn de verhalen waarin mensen ‘vroeg in de morgen opstaan’. Een beeldende stijlfiguur die de lezer oproept aandachtig te luisteren. In menig geval betreft het een cruciale gebeurtenis. Er staat veel op het spel. Het is een zaak van leven en dood. Abraham staat vroeg op om met Isaak naar de offerplaats te gaan (Gen. 22:3), Mozes beklimt de berg om de Tora te ontvangen (Ex. 34:4), Jozua trekt de Jordaan over naar het beloofde land (Joz. 3:1) en de vrouwen begeven zich naar het graf van de Heer (Mar. 16:2; Luc. 24:22). Ook dit schuilt erachter: er is haast bij, de handeling of het werk kan niet langer wachten. Zeker wanneer de opdracht van Godswege komt; die opdracht dient de geroepene snel uit te voeren!
h.De ochtend is de tijd van geluk en heil. De psalmisten zingen over mensen in nood, die roepen tot de Heer of Hij hen in het ochtenduur wil verzadigen met goedertierenheid (Ps. 90:14; 143:8). Gods hulp kan men juist in het morgenuur, als het licht is doorgebroken, verwachten. De doorbraak van het concrete daglicht is tegelijk symbool voor het licht in de zin van geluk en redding. Het heeft er veel van weg dat de uitspraak ‘Gods hulp in de morgen’ een belijdenis is geworden, waarop men terugvalt in dagen van benauwdheid, en die hoop schenkt (Ps. 46:6; Klaagl. 3:23). De vroege ochtend is daarom het moment bij uitstek om de Naam aan te roepen en aldus een levensbasis voor de nieuwe dag te scheppen. Het uur waarop de goddelijke openbaring tot mensen kan komen. Anders gezegd: het gekwalificeerde moment met nieuwe kansen.
i.De symboliek van geluk en vernieuwing komt op nog andere wijzen naar voren. Voor wie zich niet houdt aan de Tora, komt er geen ochtendschemering; voor wie wel trouw is aan Gods voorschriften, breekt de ochtendschemering door (Jes. 8:20; 58:8). Ochtendschemering staat hier voor leven en voorspoed. De zanger van het liefdeslied bezingt de schoonheid van het meisje met beelden uit de natuur en ook met de ochtend (Hoogl. 6:10). Zo nieuw, fris en fonkelend als het ochtendlicht is deze jonge vrouw. De vaste dagelijkse verschijning van de morgen is voor Hosea beeld voor de zekere komst van de Heer (Hos. 6:3). De uitspraak ‘vleugels van de ochtendschemering’ in Psalm 139:9, die herinnert aan de oosterse gedachte dat de godhead ’s nachts in zee verbleef en zijn vleugels ’s morgens verschenen, is een metafoor voor afstand.
j.Verhalen die zijn gesitueerd rond het hete middaguur trekken de aandacht (Joh. 4:6). Immers, het is gebruikelijk dat men op dat uur rust en in de schaduw verkoeling zoekt. Gebeurtenissen in de middag bezitten een verrassingselement, omdat niemand op enige activiteit rekent. Juist de vermelding van dat tijdstip brengt een diepere, symbolische laag in het verhaal. De lezer spitst nu meteen de oren. Zulke verhalen bevatten dikwijls een keerpunt, ja zelfs een crisis. Een crisis waarvan de afloop niet op voorhand vaststaat; het kan uitlopen op heil öf onheil. Dat hangt samen met de gedachte uit het oude Nabije Oosten dat de kwade krachten zich op het heetst van de dag manifesteren (vgl. Ps. 91:6). In dit verband krijgt de dood van de Sunamietische jongen in het middaguur èn zijn redding door Elisa een bijzondere kleur (2 Kon. 4). Als God zijn mensenkinderen op het middaguur bevrijdend nabij is, spreekt de tekst met nadruk van Gods grootheid, waarvoor alle boze machten zullen wijken. Maar wie op de middag door God verlaten wordt, valt ten prooi aan schrik en verwoesting (Jer. 15:8); de machten hebben dan vrij spel. De middag kan ook beeld van het licht zijn, licht zoals de profeet belooft aan hen die de Tora houden (Jes. 58:10; vgl. Ps. 37:6). Handelingen verhaalt van twee gebeurtenissen op het middaguur: de ontmoeting van Filippus met de Ethiopiër die tot geloof in Christus komt (8:26) èn de ontzagwekkende ervaring van Paulus op weg naar Damascus (22:6; vgl. Deut. 28:28-29). Beide teksten spreken van een radicale ommekeer; het licht breekt door op het middaguur, ook al wordt Paulus – wat een prachtig woordspel! – door blindheid getroffen.
Praxis
a.Liederen:
Over de dag. Liedboek: Psalm 25; 27; 42; 50; 68; 71; 90; 119:12, 32, 37, 42, 43, 50, 62, 64; 134; 149; Gezang 2; 194; 370-384; Alles II: 27; Droom: 53; Evangelie II: 50; III: 42; Gezegend: 92; Leven: 2; Liturgie: 616 (= Zolang: 96); 634; ZAD I: 30; 39; IV: 4; 5; 9; Zingend II: 211-213; V: 29; 35; VI: 15.
Over de morgen. Liedboek: Psalm 3; 5; 19; 80; 90; 51; 97; 102; 104; 126; 143; 149; Gezang 210; 214; 218-221; 219; 309; 377; 398; 485; Alles II: 27; Bijbel II: 39; III: 86; Evangelie III: 34; Gezangen: 772; 773; Gezegend: 246-248; Liturgie: 467 (= Zolang: 54; Gezangen: 517); 518; 523; 529; 540 (= Gezangen: 573); ZAD I:26; 28; 31; Zingend II: 210-224; III: 13-14; IV: 33; V: 69-73; VI: 6; 24; 83; 84; Zleven: 2.
b.Poëzie:
Hans Andreus, Gedichten 1948-1974, Haarlem1974, blz. 5: ‘Het lied van het morgenlicht’. Hans Bouma, Mijn God, Kampen 1997, blz. 36: ‘Nooit wordt het nacht’; 73: ‘Morgen. Remco Campert, Dichter, Amsterdam 1995, blz. 31: ‘De stem’; 160: ‘Zelfs morgen’; 616: ‘Morgen’. Pierre H. Dubois, Stenen en sterren, Amsterdam 1995, blz. 17: ‘De ochtend. Ankie Peypers, Letters van een naam, Baarn 1985, blz. 26: ‘Ochtend’. Elly de Waard, Anderling, Amsterdam 1998, blz. 71: ‘Ochtend is niets dan licht…’.
c.Verwerking:
Uit de genoemde gedichten kunnen we verschillende metaforen voor dag en morgen op het spoor komen. Vervolgens kunnen we die vergelijken met de bijbelse betekenissen van deze begrippen. De begrippen dag en ochtend of morgen roepen een paar belangrijke levensthema’s op die pas goed uit de verf komen in relatie tot de begrippen nacht en avond. We noemen: licht, uitzicht, nieuwe kans, opstanding, vernieuwing, hoop, tijd en oordeel.
Verwijzing
We wezen er al op dat we dag (morgen) vooral moeten bezien in verbinding met ‘nacht‘ (avond). De combinatie dag en nacht is sterk gerelateerd aan de combinatie ‘licht‘ en ‘duisternis‘; zie aldaar. Verder verwijzen we naar ‘zon‘ en naar ‘getal‘ (wat de combinatie dag plus rangtelwoord betreft).