Dat heeft me het meest geraakt. Dat ik genoeg ben…
Van ‘de ander helpen’ naar samen gemeenschap zijn in inloophuizen, buurten straatpastoraat

We weten allemaal dat het bestaat…, maar zijn we wel eens binnengestapt? Ermee in aanraking gekomen? Als gemeente de drang gevoeld ook zoiets op te zetten? Het gaat hier over inloophuizen, over buurt- en straatpastoraat. In vele vormen, vanuit nog steeds durende behoeften, met ongelooflijk veel vrijwilligers. Een kennismaking van binnen uit.
Door aandacht kracht, afgekort tot DAK. Dat is in een notendop de kern van het werk van organisaties die verenigd zijn in Netwerk DAK. Het Netwerk dat al ruim twee decennia lokale diaconale organisaties verbindt, versterkt en vertegenwoordigt.
Van Leeuwarden tot Oostburg
In Netwerk DAK zijn ruim 150 lokale stichtingen, inloophuizen, diaconale organisaties, presentieplekken en straaten buurtpastoraat verenigd. In totaal zijn er zo’n 10.000 vrijwilligers actief, ondersteund door een veel kleiner aantal betaalde beroepskrachten.
Het zijn plekken waar mensen weten dat ze met hun vraag terecht kunnen
Het is een veelkleurig netwerk met een grote diversiteit: geen inloophuis of straatpastoraat is hetzelfde. Dat komt omdat mensen gewoon begonnen zijn vanuit wat er nodig was in hun eigen dorp of stad. Het overgrote deel van de initiatieven is ontstaan vanuit lokale kerken, vaak vanuit een oecumenische of interkerkelijke samenwerking. Het mooie is dat die samenwerking door het concrete dagelijkse diaconale werk in veel gevallen een vanzelfsprekend karakter krijgt.
Van bakfiets tot huiskamer, van Leeuwarden tot Oostburg, op straat of bij mensen thuis, in een gehuurd woonhuis van een woningbouwcorporatie of een monumentaal pand in de binnenstad: de manier van werken is divers, maar de waarden van waaruit we werken zijn gelijk.
Aankloppen
Een vangnet onder het vangnet bieden, dat is vaak de achtergrond van het lokale, diaconale werk in inloophuizen en straatpastoraat. Het is vaak ontstaan vanuit een concrete situatie: doordat een groeiende groep mensen aanklopte bij de kerk voor noodhulp. Of omdat mensen hoorden dat anderen in hun eigen stad of dorp het zwaar hadden, maar zij dat in de kerk zelf helemaal niet terugzagen.
De grootste hulp die je geeft is je betrokkenheid en meeleven
Wat één van de meest opvallende overeenkomsten tussen alle plekken uit het netwerk is, is dat er altijd wel iemand aan de deur staat, dat de bel gaat, of dat bij de bakfiets op straat gesprek gezocht wordt. Het zijn plekken waar mensen weten dat ze met hun vraag terecht kunnen: als je honger hebt, je verhaal kwijt moet, als je wilt douchen of gewoon nergens anders meer terecht kunt. Het zijn plekken waar vrijwilligers steeds weer hun best doen om de drempel zo laag mogelijk te houden; waar mensen naar binnen durven, omdat ze weten dat ze welkom zijn. Inloophuizen en straatpastoraten zijn zo ontstaan: vanuit de wens naar verbondenheid en er voor elkaar te kunnen zijn. Ontmoeting is de basis van deze presentieplekken: plaatsen waar mensen ‘present’, aanwezig, zijn voor elkaar.
Aardappelen, een winterjas en taalles
Het is eenvoudig om het werk van straatpastores en inloophuizen te idealiseren of grote woorden te gebruiken, maar het gaat vaak om hele gewone alledaagse dingen. Het gaat om een zak aardappels, een winterjas of taalles. Als je uit de gevangenis komt en geen idee hebt waar je heen moet, als je geen dak boven het hoofd hebt, als je in paniek raakt door brieven van de Belastingdienst die maar blijven komen of als je gewoon een warme maaltijd wilt of gezelschap zoekt… Een straatpastor heeft vaak een pakje shag bij zich of warme soep. En dat is eigenlijk de kern van het werk: aansluiten bij waar de dagelijkse vragen en behoeften van mensen zitten.
We sluiten aan bij wat nodig is, wat het goede is voor mensen zelf op dat moment. Dit doen we vanuit het geloof dat een mens goed is zoals hij of zij op dat moment is en dat dat niet anders hoeft te zijn. Mensen hoeven niet te veranderen. Dat vraagt om een houding van nieuwsgierigheid en om het eigen oordeel even aan de kant zetten: we sluiten aan bij wat er bij iemand speelt en wie er voor ons staat.
Dat klinkt eenvoudig, maar dat is het niet. Want je eigen beelden van wat goed zou zijn voor de ander, kunnen soms erg in de weg zitten. De presentiebenadering en een relationele werkwijze zijn dan ook bepalend voor de eigenheid en gerichtheid van het werk. Deze benadering met wortels in het oude wijkenpastoraat en urban mission heeft al een lange staat van dienst. Een benadering van aansluiten bij de leefwereld van de ander, aandacht voor relatie, vertrouwen en wederkerigheid, zonder direct te willen werken aan oplossingen en zonder een grote focus op problemen.
Deze manier van werken is niet vanzelfsprekend en vraagt veel aandacht: het is noodzakelijk om het samen te blijven oefenen en levend te houden door bijvoorbeeld intervisie en training. Als je als nieuwe vrijwilliger begint vanuit je eigen behoefte om te helpen, dan kun je je na een tijdje wel eens afvragen: ‘Wat ben ik nu aan het doen? Alleen maar koffiedrinken en samen koken?’ De kracht van je aanwezigheid kun je dan gemakkelijk onderschatten. Maar het bijzondere is dat de grootste hulp die je geeft, je betrokkenheid en je meeleven is. En dat je zelf onderdeel bent geworden van een gemeenschap.
Ze zijn moe van de impliciete boodschap, dat ze het niet goed doen, dat het eigen schuld is…
Vrijplaatsen
Fundamenteel gezien is het werk van de inloophuizen geen hulpverlening. Met inloopspreekuren, hulp bij financiën, taallessen, maaltijden of met gesprek bieden we ondersteuning. Dat het geen hulpverlening is, heeft te maken met het onafhankelijke en belangeloze karakter ervan en bepaalt de eigenheid van het diaconale werk.
Het bijzondere is dat er hierdoor mensen betrokken raken, die juist bij formele hulpverlening niet meer komen. Het zijn bijvoorbeeld mensen die onder de radar blijven, die een groot wantrouwen gekregen hebben of graag ver blijven van alles wat ruikt naar instituties of loketten. Ze zijn moe van de steeds terugkerende, impliciete boodschap dat ze het niet goed doen, dat het hun eigen schuld is en dat het anders moet. Soms zijn ze murw geslagen omdat ze van het kastje naar de muur gestuurd worden of geen recht op hulp blijken te hebben. De steun die wordt geboden vanuit vertrouwen, vanuit de relatie die opgebouwd is, sluit altijd aan bij de vraag en de behoefte van mensen zelf.
Daarmee zijn deze plekken vrijplaatsen in de samenleving met een heel eigen karakter: soms aanvullend en versterkend op wat formele hulpverlening en instanties bieden, soms als luis in de pels. Maar altijd vanuit een eigen inspiratie en bewogenheid: het zijn gemeenschappen waarin we samen het leven delen.
Hoopvolle gemeenschappen
Op het oog kan een inloophuis een zware omgeving lijken. Het zijn immers plaatsen waar je dagelijks geconfronteerd wordt met mensen die in een (zeer) kwetsbare situatie zijn beland. Dat is confronterend. Tegelijkertijd valt er soms iets heel anders op: de energie en de vrolijkheid. Er gebeurt altijd wel iets bijzonders en onverwachts, verjaardagen worden gevierd en er wordt meegeleefd met ziekte en verlies. Je kunt een grote verbondenheid voelen, soms zelfs op zielsniveau.
Ieder mens is van waarde en heeft recht op een menswaardig bestaan
In de afgelopen tien jaar is er in het straatpastoraat en inloophuizen iets verschoven. Traditioneel was dit werk sterk op hulp geven gericht. Maar in de praktijk zijn het steeds meer gemeenschappen geworden waar er meegeleefd wordt met elkaar, waar mensen elkaar ontmoeten en tot steun zijn. Mensen komen er tot bloei en vaak staan de rollen er (gelukkig) niet meer zo vast: de coördinator van de gastvrouwen en -heren is zelf bijvoorbeeld ook ongedocumenteerd, een uit Syrië gevluchte arts kookt iedere maandag voor veertig mensen, een vrijwilligster van 74 helpt twee ochtenden per week bij het inloopspreekuur. Haar eigen ervaring van haar jaren in de schuldhulpverlening maakt haar steun zo krachtig. Mensen die langskomen voelen haar begrip en veel uitleg heeft ze niet nodig.
Een vrijwilliger zei: ‘Ik had niet gedacht dat ik op mijn zeventigste nog zoveel zou leren en mijn eigen perfectionisme aan de kant zou leren zetten. Ik heb hier geleerd dat ik niets hoef te bewijzen. Mensen zijn blij als ze me zien. Dat raakt me. Dat dat gewoon genoeg is. Dat ik genoeg ben. Ik heb met andere ogen leren kijken.’ Het zijn hoopvolle gemeenschappen die levensveranderend kunnen zijn. Voor iedereen.
Barometers van de samenleving
Er is ook een wrange en ontluisterende kant van het samen optrekken in inloophuizen. We zien hoe mensen door het systeem, door de manier waarop onze maatschappij nu werkt, kwetsbaar gemáákt worden.
De lokale, diaconale organisaties zijn de barometers van de samenleving en zien dagelijks welke invloed het jarenlange politieke beleid heeft op mensen. Ingewikkelde taal, formulieren en criteria, geen toegang tot internet: het zorgt ervoor dat mensen buitengesloten worden. Mensen komen in armoede terecht doordat ze in een bureaucratisch web verstrikt zijn geraakt waar ze niet meer zelf uitkomen. We zien hoe snel mensen buiten de samenleving kunnen vallen. De jarenlange nood aan woningen maakt mensen kwetsbaar en zorgt voor een onveilige en onherbergzame samenleving. Gezinnen worden uit huis gezet, mensen sterven op straat, mensen die ongedocumenteerd zijn hebben geen recht meer op bed, bad en brood.
Ons werk wordt daarmee vanzelf steeds meer politiek. We hebben geen politieke kleur of stem, maar willen wel een geluid aan de politiek laten horen: ieder mens is van waarde en heeft recht op een menswaardig bestaan. Dat wordt urgenter dan ooit nu de humaniteit soms zo in het geding is.
Trouw en verbondenheid
Een ander, krachtig geluid is niet alleen in woorden te horen, maar ook te zien in wat we doen. We willen ervoor blijven kiezen om in gemeenschap, in verbinding te blijven leven.
Die verbondenheid en trouw is wat het diaconale werk van de 150 lokale organisaties van Netwerk DAK verbindt met de kerken. Veel van het werk is vanuit kerken ontstaan en nog steeds is die verbinding van levensbelang om samen gemeenschap vorm te geven. Dat kan heel eenvoudig: door eens een inloophuis binnen te stappen, een kop koffie te drinken of mee te eten. Door het erop te wagen en je open te stellen voor de ander en je te laten raken door wie hij of zij is. Door iemand uit te nodigen voor gesprek, een collecte te houden, door gebed. Trouw blijven aan onze roeping om ieder mens als kind van God te zien is meer dan ooit nodig.
Veerle Rooze is theoloog en bedrijfskundige, en werkzaam als directeur van Netwerk DAK.