Menu

None

De afschaffing van de mens – C.S. Lewis

In De afschaffing van de mens schetst Lewis de toekomst van de mens, die door ontwikkelingen in wetenschap en techniek vervreemd raakt van zijn menselijke identiteit. In Lewis’ tijd speelde het ethische dilemma van genetische manipulatie, in deze tijd kun je denken aan de toepassing van kunstmatige intelligentie. Dit profetische boek laat zien waar de mens ophoudt mens te zijn en doet een dringend appel op het fundament van onze normen en waarden.

Hoofdstuk III De afschaffing van de mens

Als iets gloeiends viel het mij in gedachten dat hij, hoe hij ook praatte en vleide, mij als slaaf zou verkopen wanneer ik met hem mee naar huis zou gaan.
(John Bunyan)

‘Verovering van de natuur’ is een term die mensen vaak gebruiken om de vooruitgang van de toegepaste wetenschap aan te duiden. ‘De mens heeft de natuur in de houdgreep’, zei onlangs iemand tegen een vriend van mij. Die woorden hadden in hun context een zekere tragische schoonheid, want de spreker was bezig aan tuberculose te sterven. ‘Maakt niet uit,’ zei hij, ‘ik weet wel dat ik tot de slachtoffers behoor. Natuurlijk vallen er bij de winnaars net zo goed doden als bij de verliezers. Maar dat neemt het feit van hun overwinning niet weg.’

Ik neem dit verhaal als uitgangspunt om duidelijk te maken dat ik niets wil afdoen van al wat werkelijk goed is in de menselijke activiteit die als ‘verovering van de natuur’ wordt omschreven en nog minder van alle toewijding en zelfopoffering die daarvoor nodig zijn geweest. Maar vervolgens moet ik dit denkbeeld eens wat nauwkeuriger onderzoeken. In welke zin krijgt de mens steeds meer macht over de natuur?

Laten wij drie typische voorbeelden bekijken: het vliegtuig, de telefoon en de anticonceptie. In een beschaafde samenleving in vredestijd kan iedereen die er het geld voor heeft van deze dingen gebruikmaken. Maar iemand die dit doet, oefent daarmee strikt genomen niet zijn eigen, persoonlijke macht over de natuur uit. Als ik u geld betaal om mij op te tillen, ben ik daarmee zelf nog geen krachtpatser. Alle drie de dingen die ik noemde kunnen door sommige mensen aan andere mensen onthouden worden – door degenen die ze verkopen of de verkoop ervan toestaan, door de eigenaars van de productiemiddelen, door de producenten.

Wat wij de macht van de mens noemen is in werkelijkheid een macht die sommige mensen bezitten, en waarvan zij andere mensen al of niet kunnen laten meeprofiteren. Wat betreft het vliegtuig of de radio is de mens evenzeer onderworpene als bezitter van die macht. Hij is immers het doelwit van bommen en van propaganda. En wat anticonceptie betreft: op een paradoxale, negatieve manier zijn alle toekomstige generaties onderworpen aan de macht van de nu levende generaties. Door anticonceptie zonder meer wordt hun het bestaan onthouden; door anticonceptie als middel van selectieve voortplanting wordt er, zonder hun instemming, iets van hen gemaakt wat één generatie om haar eigen redenen zoal verkieslijk kan vinden.

Zo bezien blijkt dat wat wij de macht van de mens over de natuur noemen een macht is die sommige mensen over andere mensen uitoefenen met de natuur als instrument.

Het is natuurlijk een veelgehoorde klacht dat de mensen tot nu toe steeds een verkeerd en anti-medemenselijk gebruik maken van de macht die de wetenschap hun geeft. Maar die kant wil ik niet op. Ik heb het niet over bepaalde ontaardingen en misbruiken, die met een stijging van het zedelijke peil zouden verdwijnen; het gaat mij nu om de vraag waar onze zogeheten ‘macht over de natuur’ altijd in wezen op neerkomt. Er zou ongetwijfeld een iets ander beeld ontstaan wanneer fabrieken, grondstoffen en wetenschappelijk onderzoek in handen van de staat kwamen.

Wat wij de macht van de mens noemen is in werkelijkheid een macht die sommige mensen bezitten

Maar zonder een wereldregering zou dit nog steeds betekenen dat één staat macht heeft over andere. En zelfs binnen de staat of wereldstaat zou het betekenen dat (in principe) de meerderheid macht heeft over de minderheid en (in concreto) de regering over het volk. En alle langdurige machtsuitoefening, vooral op het gebied van de voortplanting, betekent macht over komende generaties.

Dit laatste punt krijgt wel eens onvoldoende aandacht, doordat maatschappijbeschouwers nog niet hebben geleerd net als natuurwetenschappers voortdurend met de dimensie Tijd te rekenen. Voor een volledig begrip van wat de macht van de mens over de natuur en daarmee die van sommige mensen over andere mensen werkelijk betekent, moeten wij ons het menselijk geslacht voorstellen als in de tijd uitgestrekt van zijn eerste verschijning tot aan zijn uitsterven. Elke generatie oefent macht uit over haar opvolgers; en elke generatie weerstaat en beperkt de macht van haar voorgangers in zoverre zij de nagelaten omstandigheden verandert en tradities verwerpt.

Dit verandert wel iets aan het soms geschilderde beeld van een steeds verdere ontworsteling aan de traditie en steeds grotere beheersing van natuurlijke processen met als resultaat een voortdurende toename van menselijke macht. Mocht er inderdaad eens een geslacht opstaan dat door middel van eugenese en wetenschappelijke vorming de macht verwerft om van zijn nakomelingen te maken wat het wil, dan zijn alle latere geslachten natuurlijk in feite aan die macht onderworpen. Zij zijn dan zwakker en niet sterker; want al geven wij hun misschien fantastische apparaten mee, wij bepalen ook van tevoren hoe zij die gaan gebruiken.

En als – wat welhaast zeker is – de generatie met deze maximale macht over het nageslacht zich ook het meest van allemaal aan de traditie ontworsteld heeft, dan zou zij de macht van haar voorgangers al bijna even drastisch inperken als die van haar opvolgers. En nog helemaal afgezien hiervan moeten wij ook bedenken dat hoe later een generatie optreedt – hoe dichter bij het moment waarop de menselijke soort uitsterft – des te minder macht zij in voorwaartse richting zal hebben, omdat het aantal onderdanen nog maar zo klein is. Er is dan ook geen sprake van een macht waarmee de soort als geheel bekleed is en die blijft groeien zolang er mensen bestaan. De laatste mensen beërven geen macht, maar zullen integendeel het meest van alle mensen in de postume greep van de grote africhters en planologen zijn, en zelf de minste macht over de toekomst uitoefenen.

Wat wij ons in feite moeten voorstellen is dat één overheersende generatie – laten we zeggen in de dertigste eeuw – er het best in slaagt de macht van alle voorgaande tijden te weerstaan en zelf de onweerstaanbaarste macht over alle latere tijden deze meestergeneratie – zelf al een onooglijk kleine minderheid van het mensdom – wordt die macht uitgeoefend door een nog weer kleinere minderheid. De verovering van de natuur door de mens betekent, als de dromen van sommige wetenschappelijke plannenmakers werkelijkheid worden, dat er een paar honderd mensen regeren over vele miljarden. Machtstoename zonder meer is voor de mensheid niet mogelijk. Iedere nieuw verworven macht van de mens is tegelijk macht over de mens. Iedere stap voorwaarts maakt hem tegelijk sterker en zwakker. Bij iedere overwinning is hij behalve zegevierend generaal ook de gevangene achter zijn zegekar.

Ik heb het nog niet over de vraag of het totale resultaat van dit soort ambivalente overwinningen nu goed of slecht is. Ik maak alleen duidelijk wat de verovering van de natuur door de mens eigenlijk inhoudt, en in het bijzonder het slotstuk daarvan, dat misschien niet ver van ons af ligt. Dit slotstuk breekt aan wanneer de mens door eugenese, door prenatale africhting en door onderwijs en propaganda op basis van een perfecte psychotechniek, een volledige beheersing over zichzelf gekregen heeft. De menselijke natuur zal het laatste stuk natuur zijn dat voor de mens capituleert. De strijd is dan gestreden; wij hebben dan ‘aan Klotho de levensdraad uit handen genomen’, en zullen voortaan vrij zijn om van onze soort te maken wat wij willen. De strijd is dan inderdaad gestreden. Maar door wie nu precies gewonnen?

Clive Staples Lewis(1898-1963) is de geliefde schrijver van De Kronieken van Narnia. Als uitlegger en verdediger van het christelijk geloof is hij populair bij lezers die zich verdiepen in de morele en rationele aspecten ervan.


Clive Staples Lewis, De afschaffing van de mens. Uitgeverij: Utrecht, KokBoekencentrum Uitgevers, 2025. 128 pp. € 12,99. ISBN 9789043519267

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken