Menu

Basis

De diaconale monitor, een werkbare spiegel

Het beeld van diaconale activiteiten is bekend. Voor een diaconaat dat ruim zichtbaar is in en buiten de geloofsgemeenschap, is meestal meer actie wenselijk. De diaconale monitor is daarbij een nieuw hulpmiddel en is ontwikkeld door Hans Jonker en Klaas de Jonge met medewerking van Ellen Hogema. Na bespreking van de diaconale monitor volgt een casus over de toepassing van de monitor in de rooms-katholieke parochie Onze Lieve Vrouw van Amersfoort. Ten slotte maken we de balans op.

Diaconale monitor als instrument

Type instrument en doel

De diaconale monitor beoogt empirische gegevens van een parochie of gemeente toepasbaar te maken voor het diaconale beleid. De empirische gegevens worden verzameld door een geloofsgemeenschap een vragenlijst met 125 items te laten invullen. Deze gegevens worden door de opstellers van de monitor geanalyseerd. Deze analyse levert een momentopname van de diaconale houding en theologische positie van de geloofsgemeenschap en inzicht in haar mogelijkheden binnen het lokale diaconaat.

Deze informatie is de basis (de input) voor het nadenken en het gesprek over diaconaal beleid en diaconale activiteiten. De monitor helpt om voorbij het bestaande en vertrouwde diaconaat te kijken en waar mogelijk te vernieuwen. De lokale aanwezigheid van een stuurgroep en/of procesbegeleider is voor de laatste stap heel wenselijk. De monitor is zowel in rooms-katholieke als in protestantse geloofsgemeenschappen bruikbaar.

Basis van de monitor

De vragen en stellingen in de monitor zijn ontleend aan praktisch-theologische en kerk-sociologische literatuur. Ook werden landelijke cijfers van het onderzoekscentrum religie en samenleving Kaski en de Protestantse Kerk in Nederland gebruikt.

Het is daarnaast van groot belang dat aan gemeenschappen recht gedaan wordt in hun eigenheid. De sociaal-theologische kenmerken van een geloofsgemeenschap worden vergeleken met andere geloofsgemeenschappen, die de diaconale monitor eerder hebben ingevuld.

Die vergelijking met anderen stimuleert het denken over de eigenheid en eigen mogelijkheden van een gemeenschap. Zo bleek bijvoorbeeld ook dat bepaalde geloofsgemeenschappen door verbindingen met maatschappelijke organisaties beter problemen op het spoor komen

Blikverruiming en gevarieerde meting

De empirische gegevens leveren een blikverruiming op die activerend uitwerkt op het eigen diaconaat. Daartoe wordt de context in beeld gebracht, zoals: wat zijn de sociale kenmerken van een gemeenschap, wat is de actuele geschiedenis van een stad of een dorp en wat is de sociaal-culturele kleur van de gemeenschap?

Een tweede vorm van blikverruiming komt naar voren door de theologische meetlat van de diaconale hoofdtaken (zie hiernaast het Handelingsmodel) te leggen over de gegevens van een geloofsgemeenschap. Daardoor ontdekken geloofsgemeenschappen dat diaconaat breder is dan zij vaak nog denken en wordt inzichtelijk welke theologisch-diaconale aandachtsgebieden meer accent zouden kunnen krijgen.

Wat is, om met Dingemans te spreken de ‘theologische visie op de toekomst (bezinning op de gewenste situatie)’ (Dingemans 1996, 116)? Welke theologisch geladen woorden worden in de geloofsgemeenschap gebruikt? En hoe spreken zij ‘… vanuit het geloof dat het inderdaad God is die in deze wereld werkt’ (Boersma en Paas 2011, 299)?

Dingemans noemt hiernaast als derde element ‘het uitzetten van lijnen naar de toekomst en het zoeken van oplossingen voor problemen’ (Dingemans 1996, 117). Met de adviezen en suggesties op grond van de monitoranalyse wordt deze derde stap ingevuld.

Handelingsmodel voor diaconale inzet – aandachtspunten en taken

1. Beschikbaar zijn voor mensen

2. Praktische hulpverlening aan mensen in nood

3. Ontwikkelen van bondgenootschappen met mensen in nood en hun organisaties

4. Relatieopbouw tussen mensen en onderscheiden bevolkingsgroepen

5. Werken aan bewustwording en erkenning van noden in kerken en samenleving

6. Signalering van noden en knelpunten en pleitbezorging bij organisaties

7. Deelname aan het publieke debat

Gebruik van de diaconale monitor

Vragenlijst en doel

De diaconale monitor omvat een vragenlijst die erop gericht is om:

a. de diaconale activiteiten te inventariseren,

b. de lokale en regionale context in beeld te krijgen,

c. de diepere niveaus van visies op kerk-zijn, die meer of minder expliciet aanwezig zijn in beeld te brengen,

d. waarbij de analyse van deze drie onderdelen gegevens levert voor het hierboven genoemde derde punt (lijnen naar de toekomst, Dingemans).

De opbouw van de monitor sluit aan bij een in de kerk-sociologie bekende lagen-indeling in vormlagen en inhoudslagen.

De vormlagen leggen de nadruk op:

1. de sociaal-demografische kenmerken, zoals grootte van de gemeenschap, leeftijdsopbouw, opleidingsniveau, etc.;

2. de structuurkenmerken, zoals de bestuursstructuur, samenwerking, aantal diaconale werken gespreksgroepen, vrijwilligers, etc.;

3. het groepsverband en saamhorigheidsgevoel: kerkgang, participatie, geefgedrag (Actie Kerkbalans), betrokkenheid van de leden op elkaar.

De inhoudslagen bevatten:

1. de theologie van de geloofsgemeenschap: geloofskleur, indicatoren voor opvattingen over het diaconaat in en buiten de geloofsgemeenschap, etc.;

2. de gemeenschapsbeelden die aanspreken: haven, herberg, laadstation, marktkraam, familie, mystiek lichaam, plek om te vieren, etc.

Werken met de diaconale monitor: vijf stappen

De vragenlijst wordt door leden van de parochie en leidinggevend kader ingevuld: mensen die de geloofsgemeenschap goed kennen. Invulling van de vragenlijst gebeurt per lokale geloofsgemeenschap. Dat vergt een tijdsinvestering van twee tot drie uur.

De ingevulde diaconale monitor wordt geanalyseerd in vijf stappen, waarbij we onderscheiden tussen een empirisch en een theologisch deel.

1. Eerst worden de markante kenmerken benoemd van de diaconale cultuur van de geloofsgemeenschap.

2. Daarna wordt de diaconale houding van de geloofsgemeenschap onderzocht door de kenmerken van de gemeenschap te vergelijken met een samenstel van basaal missionair-diaconale kenmerken.

3. In de derde stap worden de data van de sociale en theologische werkelijkheid van de geloofsgemeenschap naast diverse werkmodellen gelegd. Werkmodellen met een sterk diaconale inslag:

• de ‘Aanbodgemeenschap’ van Albert en Joke Ploeger, met als kenmerk activiteitenaanbod en gesprek;

• ‘Kerk als water’ van Pete Ward, met als kenmerk niet vastgelegde werkvormen, gebruik van netwerken en moderne media;

• de ‘Herberg’ van Jan Hendriks, waarin extra aandacht is voor gastvrijheid, gesprek en openheid;

• ‘Vijf broden en twee vissen’ van Ab Noordegraaf, met aandacht voor delen op basis van geloof in Jezus Christus. Deze karakterisering van de modellen doet tekort aan alle aspecten ervan, maar wil vooral een eerste voorzichtige inkleuring geven. De vraag is of er meer of minder overeenstemming met de kenmerken van een werkmodel is. Vervolgens leidt dat tot de vraag of de gemeenschap zich wel of niet in die richting moet ontwikkelen.

4. Vervolgens worden de accenten benoemd die de geloofsgemeenschap legt in haar diaconiewerk. In Diaconie in beweging (Hub Crijns e.a. 2011) staat een handelingsmodel voor diaconale inzet. Naast het aanbevolen werkmodel als ‘stip aan de horizon’ krijgen geloofsgemeenschappen door vergelijking hiermee ook concrete aanwijzingen.

5. De analyse van deze vier stappen wordt aan de geloofsgemeenschappen aangeboden en op een bijeenkomst toegelicht. De onderzoekers brengen de monitor als spiegel van de diaconale houding van de geloofsgemeenschap tot leven. Daarbij komen sterke kanten, diaconale mogelijkheden, en suggesties voor diaconaal beleid naar voren. Een lokale stuurgroep en/of procesbegeleider kan deze aanzetten oppakken en met de geloofsgemeenschap uitwerken. Afhankelijk van de situatie kan naar de lokale geloofsgemeenschap en/of de regio geloofsgemeenschappen c.q. de grootparochie gekeken worden.

Resultaten van gebruik diaconale monitor

Onderzoek in de casus ‘parochie’

Van de rooms-katholieke parochie Onze Lieve Vrouw van Amersfoort zijn vijf uiteenlopende locaties onderzocht. Deze hebben alle de diaconale monitor ingevuld: St. Martinus, Heilig Kruis, Franciscus Xaverius, St. Ansfridus en Brandpunt. Er is een sterk verschil in context tussen deze geloofsgemeenschappen, hetgeen doorwerkt op diaconaal terrein.

De diaconale houding is het sterkst in de locatie Brandpunt. Deze oecumenische geloofsgemeenschap is diaconaal in vrijwel de volle breedte. Dit komt vooral vanwege de aandacht voor diaconale en maatschappelijke vragen in de vieringen en in de diaconale werken gespreksgroepen. Dat er onder de leden veel alleengaanden zijn werkt mee aan deze hoge score, omdat de aanwezigheid van hen de deelname aan dat soort activiteiten verhoogt, zo blijkt uit ons onderzoek.

Geïnspireerd door werkmodellen

In de vergelijking met de verschillende werkmodellen wordt het volgende zichtbaar (hiervoor genoemd onder punt 3).

Het ‘Herbergmodel’, met de nadruk op gastvrijheid, gesprek en openheid, springt eruit bij de locatie Brandpunt: als richtinggevend model dan wel als impuls voor bezinning. Dit komt mede omdat deze gemeenschap als geloofskleur ‘zoekende gelovigheid’ opgeeft. Locatie Brandpunt kan ook inspiratie putten uit het model ‘Kerk als water’. Daarin wordt netwerkvorming met behulp van sociale media beoogd, aangezien kerkgrenzen meer en meer ‘vloeibaar’ worden.

De locatie Heilig Kruis kan gezien haar wijk-overschrijdend karakter op de langere duur ook geholpen zijn met elementen uit het genoemde model ‘Kerk als water’. Het ‘Aanbodmodel’ en het model ‘Vijf broden en twee vissen’ zijn voor geen van deze vijf geloofsgemeenschappen wenkende perspectieven voor de toekomst.

Diaconale houding verbreden

In de hele parochie is er sprake van diaconale spiritualiteit en een diaconale houding. Er is het besef dat menselijke problematiek zichtbaar en voelbaar kan worden in vieringen door bijvoorbeeld rituelen. Dat je kunt leren geloven door diaconale contacten wordt echter bij geen van de gemeenschappen herkend. Het geregeld diaconaal actief zijn vraagt om bezinning en motivatie om dat te blijven doen. De diaconale prioriteit ligt veelal dicht bij de zichtbare problemen van individuele mensen in de eigen geloofsgemeenschap en is op zich motiverend.

Diaconale taak in beeld

De meeste aandacht krijgt bij alle gemeenschappen de hierboven genoemde hoofdtaak 5: werken aan bewustwording en erkenning van noden in kerken en samenleving. De minste aandacht gaat uit naar deelname aan het publieke debat. Vanuit de locatie St. Martinus is er de meeste diaconale inzet door jongeren. Die locatie heeft een relatief ‘jong’ ledenbestand (30% beneden 35 jaar). Bij de locatie St. Franciscus zijn het de ouderen die al actief zijn die de diaconale taken op zich nemen. Van belang is dat de locatie St. Ansfridus evenals de locatie Franciscus aangeven dat pastoraat en diaconaat één geheel moeten worden. Verheugend is het dat veel parochianen zich vanuit persoonlijk engagement inzetten voor de samenleving.

Effecten van het gebruik van de diaconale monitor

Vanuit de parochie gezien

De monitor is parochie-breed besproken. Overigens blijkt het invullen van de monitor al direct tot bewustwording van de (groep) invullers te leiden. De profielhouder diaconie van de parochie wilde zicht krijgen op de beelden die er gevormd zijn over diaconie. Door de monitor heeft ze inderdaad beter kunnen aansluiten bij de diaconale beleving van parochianen. Toepassing van de monitor werd ook gekozen om het gesprek over diaconie te stimuleren en dat is gelukt.

Dynamiek en verbreding

De monitor brengt een andere dynamiek op gang dan alleen het inventariseren van diaconale activiteiten. Dit is wat vaak gebeurt wanneer iemand inzicht wil krijgen in de bestaande diaconie. Nu werd er niet enkel gepraat over diaconale activiteiten, de gesprekken gingen over theologische beelden betreffende diaconie en de kerk.

Het aanreiken van de feitelijke sociologische gegevens over een locatie en het aanreiken van theologische beelden brengen dat tot stand. De in de monitor genoemde zeven punten van het handelingsmodel zijn hierin leidend. Ze zijn concreet en herkenbaar. De lokale gemeenschap kon zich hieraan spiegelen.

In een van de gesprekken vertelde iemand over zijn tienerdochter die onder de indruk terugkwam van een sinterklaasfeest in het asielzoekerscentrum. Ze had zich ineens gerealiseerd dat zij als blank meisje zich donker had geschminkt om te midden van kinderen met een donkere huidskleur zwarte Piet te spelen.

Die vervreemdende ervaring is ook diaconie. Het is belangrijk om die ongemakkelijke momenten met elkaar te spreken. Het gaat om de schuurmomenten in het leven.

Inbedding in diaconale kerkopbouw

Een gezamenlijk nagesprek parochie-breed maakt duidelijk wat er leeft. Daarna zijn er lokaal verdere gesprekken gevoerd. De uitkomsten daarvan hebben geleid tot een nieuw plan voor diaconie en pastoraat.

De beoogde functie die de diaconale monitor vervult in een geloofsgemeenschap staat of valt met een goed begin, inbedding in het bezinningsproces van de geloofsgemeenschap en een goede afsluiting.

• Aan het begin is afstemming nodig van de onderzoekers met de mensen die de diaconale monitor aanvragen voor hun geloofsgemeenschap.

• Van cruciaal belang is vervolgens dat het invullen ervan door iemand wordt gestimuleerd, die weet wat de monitor inhoudt en op kan leveren en de juiste mensen benadert die (samen met haar of hem) de monitor gaan invullen vanuit een ‘helikopter view’.

• Bij de presentatie van de uitslagen van de monitor is het belangrijk dat de geloofsgemeenschap zich gekend voelt. Wat is goed en wat wil men voortzetten? Welke nieuwe mogelijkheden spreken aan met de praktische aanbevelingen van beide onderzoekers?

• Daarna kan een commissie aan het werk om tot een beleid te komen samen met de geloofsgemeenschap.

Conclusie

De diaconale monitor heeft bijgedragen aan de bezinning op de diaconale houding en activiteiten in de breedte van de gemeenschap zonder dat er een forse extra belasting voor de gemeenschap ontstaan is. De diaconale monitor is daarmee een nuttig hulpmiddel geweest om de diaconale houding en zicht op mogelijke diaconale actie te versterken.

Literatuur

Boersema, P. & Paas, S. (red.) (2011). Onder spanning. Een veelzijdige kijk op veranderingen in kerk en samenleving. Utrecht: Kok.

Brouwer, R. (2009). Geloven in gemeenschap. Het verhaal van een protestantse geloofsgemeenschap. Kampen: Kok.

Crijns, H., e.a. (2011). Diaconie in beweging. Handboek diaconiewetenschap. Utrecht Kok.

Dingemans, G.D.J. (1996). Manieren van doen. Kampen: Kok.

Hendriks, J. (1999). De gemeente als herberg. Een concrete utopie. Kampen: Kok.

Noordegraaf, A. (1999). Vijf broden en twee vissen. Missionair gemeentezijn in een (post)moderne samenleving. Zoetermeer: Boekencentrum.

Ploeger, A.K. en Ploeger-Grotegoed, J.J. (2001). De gemeente en haar verlangen. Van praktische theologie naar de geloofspraktijk van de gemeenteleden. Kampen: Kok.

Ward, P. (2003). Kerk als water. Kampen: Kok.

Ellen (drs. H.A.) Hogema is beleidsmedewerker en consulent bij Stichting de KIM, katholieke organisatie voor maatschappelijke activering. Daarnaast is zij docent Praktische theologie/diaconaat bij Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing.

Herman (prof.dr. H.) Noordegraaf was docent en bijzonder hoogleraar Diaconie aan de Protestantse Theologische Universiteit en publiceert artikelen en boeken op genoemde terreinen.Klaas (drs. Ing. K.) de Jonge was consulent maatschappelijk activeringswerk en adviseur kerkopbouw. Sinds 2002 werkt hij als vrijgevestigd onderzoeker/adviseur.

Hans (dr. A.J.) Jonker is emeritus docent op het gebied van theologie en sociale wetenschappen van Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing en vrijgevestigd onderzoeker.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken