De docent is kunstenaar

In onze prestatiemaatschappij worstelen steeds meer studenten met stress en depressieve gevoelens. In Adagio onderzoekt onderwijsbestuurder en filosoof Kees Boele de diepere oorzaken van deze groeiende stress. Volgens hem wordt te weinig ingezien dat het onderwijs zélf ook een van de stressoren is. Aan de hand van thema’s uit de wereld van de muziek schetst hij remedies tegen de groeiende stress onder studenten en pleit hij voor sereniteit in onderwijs en opvoeding.
In dit fragment beschrijft Boele een remedie voor het te optimistische mensbeeld, dat studenten aanzet om onafhankelijk te zijn en de verantwoordelijkheid te dragen voor de gevolgen van alle gemaakte keuzes.
Vakmanschap van de docent
Een goede docent is, net als een goede dirigent, een kunstenaar. ‘Het is de kunst der kunsten om de mens te onderwijzen, omdat hij van alle levende wezens het meest veranderlijke en meest gecompliceerde wezen is,’ zei een van de Cappadocische Vaders, de theoloog Gregorius van Naziandus (329-390), in zijn afscheidsrede. En zo’n docent-kunstenaar moet je eren. Erasmus citeerde met instemming de uitspraak van Aristoteles dat wij meer te danken hebben aan degenen die ons hebben onderwezen dan aan degenen die ons hebben voortgebracht. Waarom? Omdat wij van onze ouders slechts het leven hebben ontvangen, maar van onze leermeesters de gave om goed te leven. Daarom prees Erasmus de eer en het vakmanschap van de docent. Aan een doctor in de vrije kunsten, tevens schoolmeester, schreef hij:
‘Dwazen mogen het een nederig ambt vinden, in werkelijkheid is het prachtig. Niemand maakt zich beter voor de publieke zaak verdienstelijk dan hij die de ruwe jeugd vormt, als hij tenminste geleerd en integer is. Een groot gedeelte van de jaarlijkse belastingopbrengsten gaat naar allerlei nietsnutten die alleen maar voor zichzelf leven of hun vorsten dienen, maar niet handelen vanuit het algemeen belang, terwijl aan hem, die de gemeenschappelijke vader is van al onze kinderen en die in de belangrijkste taak ons aller belang met zoveel inspanning dient, een zo ellendig loontje wordt uitbetaald. De taak van docent vereist een integer, onbedorven man, die zelfs zonder beloning, zijn plicht vervult. Een groot salaris en het vooruitzicht op een vooraanstaande positie zou iedere misdadiger tot dit ambt kunnen lokken.’
Kunstenaar
Een goede docent is vooral een kunstenaar, wanneer hij of zij de student weet te ‘raken‘ en zodoende een ‘ingang’ bij hem of haar vindt, die een ‘toegang’ wordt tot het curriculum, tot dat wat verkend, gekend, verworven kan worden. Dat is een kunst, want het kan nooit volgens een vaste receptuur of een protocol. De kunst van doceren is evenals die van het dirigeren altijd situationeel. Goed onderwijs speelt altijd in op de concrete, unieke situatie van deze student, in deze klas, op deze dag.
Een excellente docent beheerst als geen ander dit onderwijs-pedagogische vakmanschap, dat zich bewijst in concrete onderwijssituaties. Dat is iets heel anders dan het inzetten van allerlei evidencebased interventies om vooraf geformuleerde leeropbrengsten te realiseren. Het is veeleer het vermogen en de gevoeligheid om de vraag van de student te kunnen waarnemen en daar het handelen op te richten. Het is een combinatie van ambacht en kunstenaarschap, twee woorden die in het Italiaans bijna overeenkomen: artigiano en artista.
Een goede docent is, net als een goede dirigent, een kunstenaar
Het is dit kunstenaarschap van de docent dat onderwijs tot goed onderwijs maakt en dat de meeste invloed heeft op de leerprestaties. Dat bleek bijvoorbeeld uit langdurig en grootschalig onderzoek van de pedagoog John Hattie. Na de docent volgen pas het curriculum, de didactiek, de leerling, de thuissituatie en de school als medebepalende factoren. Deze doorslaggevende betekenis van de docent kwam ook naar voren uit een McKinsey-onderzoek. Daaruit bleek dat landen waar het onderwijs in een aantal jaren sterk was verbeterd (zoals Singapore en Finland) allemaal hadden ingezet op de kwaliteit van de leraar.
Inspirerende docenten
Volgens Hattie praten we in al onze onderwijskundige debatten veel te weinig over deze kunst, dit plezier van het lesgeven, de pure opwinding van het bestaan als leraar, het volledig opgaan in het vak, terwijl juist dat van zo grote invloed is op de kwaliteit van onderwijs. Ik heb, als student, als collega-docent en als bestuurder, in de loop der jaren vele inspirerende docenten ontmoet die inderdaad opgaan in hun vak. En als u wilt lezen hoe zo’n groep kunstenaars, onder leiding van een bezielde directeur, een complete school van zware probleemschool tot een topschool transformeerde, dan verwijs ik naar op schrift gestelde verhaal van die directeur. Hij noemde zijn docenten terecht helden. Het zijn docenten die, zoals elke echte vakman of vakvrouw, goed werk wil leveren omwille van het werk zelf.
Vakwerk is geen middel is tot een ander doel, bijvoorbeeld zoals een timmerman die meer timmerwerken zou kunnen verkopen als hij sneller werkt. Nee, de vakman-timmerman wil iets moois timmeren, omwille van het werk zelf. In de middeleeuwse gilden bloeide dit vakmanschap en had het ook aanzien. Na zo’n zeven jaar om het vak te leren en na vervolgens nog eens vijf à tien jaar als gezel, kon je de plaats van de meester overnemen. Het gezag van de ervaren leermeester was typerend voor de gilden: diens oordeel was definitief en stond niet open voor beroep. Als een klant niet tevreden was over de kwaliteit van een schilderij van een van de leerlingen, dan deed de meester een bindende uitspraak daarover. De meester verenigde autoriteit en autonomie. Het ging om diens persoonlijke reputatie, gestoeld op informeel vertrouwen, want in die tijd hadden geschreven contracten tussen partijen weinig om het lijf.
Conflicten in het onderwijs
Bij echt vakmanschap worden kwaliteitsnormen belichaamd door een mens, niet door een levenloze, statische code. Het zou goed zijn als dit vakmanschap zou terugkeren in het onderwijs. Het vakmanschap van de huidige docenten conflicteert in het onderwijs helaas vaak met bestuurders die graag zien dat dingen goed gebeuren volgens een (expliciete) kwaliteitsnorm, in plaats van een (impliciete) kwaliteitsnorm die gebaseerd is op de ingesleten professionele praktijk.
Vakwerk is geen middel is tot een ander doel, bijvoorbeeld zoals een timmerman die meer timmerwerken zou kunnen verkopen als hij sneller werkt
Toen ik in 1988 begon in het onderwijs was het in feite zo dat een van de beste docenten de leiding had, niet als ‘manager’, maar als primus inter pares. Daarom had hij ook gezag. Hij kende ons, stuurde ons aan door middel van overleg en communiceerde vooral informeel. En als we het niet eens waren, dan gaven persoonlijk contact en vaktechnische argumenten de doorslag. De directie bemoeide zich niet intensief met ons werk, noch waren we druk met ‘persoonlijke ontwikkelplannen’ en wat dies meer zij. Bij de beoordeling van afstudeerwerk was de professionele inschatting van de docenten bepalend, dat wil zeggen: de optelsom van hun kennis, ervaring, inschattingsvermogen en intuïtie, ondersteund door een klein setje expliciete indicatoren en criteria. Anno 2025 is het andersom en zijn onderwijskaders, protocollen en beoordelings-‘rubrics’ bepalend.
Autonomie voor de docent
De Amsterdamse onderwijzer, vakbondsman, schrijver en politicus Theo Thijssen (1879-1943) ijverde in het mede door hem opgerichte tijdschrift De Nieuwe School. Tijdschrift voor practische Paedagogiek ‘voor meer waardering en maximale autonomie voor de gewone klasse-onderwijzer, die ons inziens werd bedreigd door bemoeizuchtige schoolhoofden, schoolopzieners en generaliserende boekjes over onderwijs en opvoeding. Binnen de eigen klas was ons inziens de klasse-onderwijzer zelf de grootste pedagogische autoriteit, omdat hij beter dan wie ook het karakter en de sociale omstandigheden van zijn leerlingen kende en wist wat hij zélf wel en niet kon.’ Alleen sterke leraren, dat wil zeggen: erudiete vakdocenten die weten wat ze doen en daar trots op zijn, kunnen het onderwijs redden.
Erasmus vond ook reeds dat de eerste grondbeginselen worden onderwezen door een groot vakman
Vooral ook in het hoger onderwijs is dit alles van groot belang, omdat in die sector hoogwaardig onderzoek belangrijker is voor de carrière dan hoogwaardig onderwijs. Waarschijnlijk kunnen docenten in het hoger onderwijs daarom volstaan met een betrekkelijk eenvoudige basis- en/of senior-onderwijskwalificatie, die zij verwerven in de kortdurende cursus, terwijl voor het lesgeven aan kinderen in het primair onderwijs een vierjarige bacheloropleiding vereist is en voor een eerstegraadsbevoegdheid zelfs een aanvullende masteropleiding. Voor slechts 5% van het wetenschappelijk personeel aan universiteiten is het enthousiast maken van studenten hun voornaamste doelstelling.
Topdocenten
Er zou in het hoger onderwijs trouwens bovendien nog veel gewonnen zijn als juist beginnende studenten college krijgen van de allerbeste docenten, niet van student-assistenten dus. Erasmus vond ook reeds dat de eerste grondbeginselen worden onderwezen door een groot vakman. Wat is er immers mooier dan nieuwe, jonge studenten vanaf dag één helemaal in te pakken voor jouw vak? Omdat lesgeven per definitie een vreugde is, voel je jezelf als ‘topdocent’ niet te goed om de beginnende student te onderwijzen, integendeel. Sterker nog: alle goede docenten beseffen dat zij er zijn om uiteindelijk zichzelf overbodig te maken.
Ten slotte nog dit. Zelfs al ben je een docent-kunstenaar, dan nog is elke geslaagde les een geschenk. Je kunt je les terdege voorbereiden, maar toch ligt het niet in jouw vermogen als leraar om de les te doen slagen. Ik heb dat zelf ook vaak ervaren: een uitstekend voorbereide les kan voor je gevoel toch mislukken, terwijl je bij een andere gelegenheid vanaf de eerste minuten voelt dat het een feestelijke les wordt. Iedereen die ooit lesgegeven heeft, zal dit beamen. Onderwijs heeft iets van een ‘gebeurtenis’ die kan ‘plaatsvinden’. Comenius vergeleek het onderwijzen met planten, begieten en snoeien. Welnu, je kunt de student, net als een plant, hooguit helpen groeien (dat betekent ‘autoriteit’ oorspronkelijk: augere), door water te geven, wat mest en door te snoeien. Maar de groei zelf is een geschenk.
Kees Boele is voorzitter van het college van bestuur van de Protestantse Theologische Universiteit te Amsterdam en Groningen.
Kees Boele, Adagio. Een remedie tegen stress onder studenten. Uitgeverij: Utrecht, KokBoekencentrum Uitgevers, 2025. 224 pp. €21,99. ISBN 9789043541763