Menu

Premium

De doodsslaapmetafoor in de Groninger grafkunst

Ideeën over hemel, hel en Vagevuur

Volgens de christelijke leer wordt het definitieve hiernamaals in de vorm van hemel of hel pas werkelijkheid bij het Einde der Tijden, wanneer Christus zal terugkeren op aarde om te oordelen over levenden en doden. Op de vraag welk lot het lichaam en de ziel van de overledene tot die tijd beschoren is, hebben theologen nooit een eensluidend antwoord kunnen formuleren. Al aan het begin van de derde eeuw beschreef Tertullianus (ca. 160–ca. 225) in De anima (‘Over de ziel’) een onderaardse plaats waar de menselijke ziel het Laatste Oordeel kon afwachten, terwijl het lichaam in het graf tot botten verging; beide zouden bij het oordeel weer worden verenigd. Daarnaast kwam ook al snel de gedachte in zwang dat de gewone sterveling onmiddellijk na zijn overlijden zou worden onderworpen aan een individueel oordeel. De gedachte van een persoonlijk oordeel ‘in het uur van onze dood’ werd voor het eerst door paus Gregorius de Grote (ca. 540–604) aan het eind van de zesde eeuw verwoord. Hij geloofde dat de zielen van de ‘niet erg goeden’ (non valde boni) – in de praktijk was dat de meerderheid – niet meteen naar de hemel zouden gaan, maar de kans kregen om hun zonden uit te boeten in een ‘louterend vuur’ (purgatorius ignis).Later in de Middeleeuwen zou deze voorstelling uitgroeien tot het geloof in het Vagevuur (Purgatorium), een term die in de late twaalfde eeuw voor het eerst wordt gebruikt. Het Vagevuur vormde een soort tijdelijke hel met maar één uitgang, die naar het Paradijs. De nabestaanden konden het verblijf van de boetende zielen in het vuur bekorten door te bidden en door het (laten) lezen van missen. Zodra de zonden waren uitgeboet, al of niet na betaling van een aflaat, kwam de ziel terecht in het Paradijs, een heerlijke lusthof waar het Laatste Oordeel comfortabel kon worden afgewacht. Vaak wordt het Vage- vuur voorgesteld als een afschrikwekkend denkbeeld waarmee de kerk de mensen angst aanjoeg. Als tussencategorie tussen Hemel en Hel zal de gedachte aan het Vagevuur toch ook troost aan de nabestaanden hebben geboden; immers, niemand is perfect en het beeld van een lege hemel is menselijkerwijs onverdraagbaar. Behalve de troost aangaande het lot van de overledenen verzachtte het Vagevuur uiteraard ook de angst voor het eigen noodlot na overlijden.
De gedachte dat lichaam en ziel bij de dood van elkaar gescheiden worden gaat terug tot in de klassieke Oudheid. Terwijl het lichaam in de aarde vering, zou de ziel naar het hiernamaals migreren en een staat van leeftijdloosheid aannemen. Deze zienswijze is heel treffend verbeeld op het grafmonument voor Reinoud III van Brederode († 1556) en zijn echtgenote Philippote van der Marck († 1537) uit ca. 1542 in de Grote Kerk van Vianen. Op de ‘bovenverdieping’ van de tombe is het echtpaar geportretteerd als ligbeelden in de ideale leeftijd, de handen gevouwen en gewikkeld in een lijkkleed. In feite gaat het hier om een verbeelding van de onsterfelijke ziel. Deze voorstelling contrasteert sterk met hun lijken die eronder zijn weergegeven in een vergaande staat van ontbinding. Een grafmonument waarin een dergelijk contrast is erbeeld wordt wel een ‘transi-monument’ genoemd.

Lees het volledige artikel als PDF

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken