Menu

Premium

De hand aan de ploeg

Bij 1 Koningen 19,19-21 en Lucas 9,51-62

We horen deze zondag twee berichten over het gehoor geven aan een roeping. Eerst is het in het boek der Koningen de profeet Elia, die zijn opvolger Elisja wegroept van achter de runderen. En vervolgens is het in het evangelie naar Lucas Jezus, die met ernstige woorden mensen juist ervan lijkt af te houden om Hem te volgen. Het ligt voor de hand de beide verhalen met elkaar te vergelijken.

De roeping van Elisja volgt op het verhaal over de omslag in het optreden van Elia (1 Kon. 18-19). Nadat de profeet in een soort offerwedstrijd op de berg Karmel vierhonderd vijftig Baälpriesters heeft verslagen (18,20-40) en direct daarop het land dat door droogte werd geteisterd, regen ontvangt (18,41-46), raakt hij in een diepe twijfel en vlucht hij naar de Horeb (19,1-8). Daar openbaart JHWH zich aan hem en krijgt hij de drievoudige opdracht om twee nieuwe koningen voor Aram en Israël te zalven en Elisja, de zoon van Safat, tot profeet in zijn plaats (19,9-18). Die laatste opdracht vervult hij nu als eerste.

De mantel van Elia

De roeping verloopt wat vreemd. Elisja is aan het ploegen met twaalf span runderen. Runderen, die ook de vruchtbaarheidsgod Baäl symboliseren, dienen hier voor het bewerken van het land. Elisja moet wel een geweldenaar zijn, dat hij die twaalf span kan mennen. Wellicht geeft dit aan, dat hij bij uitstek in staat zal zijn om de twaalf stammen van Israël te sturen. Elia werpt in het voorbijgaan zijn mantel naar hem toe, of, zoals je ook kunt vertalen: óp hem. Van die mantel was eerder sprake, toen Elia hem gebruikte om zijn gezicht te bedekken voor Gods openbaring (1 Kon. 19,13). Later keert de mantel terug in het verhaal over Elia’s hemelvaart: hij slaat ermee op het water van de Jordaan, dat daarop uiteen wijkt en een doortocht mogelijk maakt (2 Kon. 2,8.13-14). Zo staat de mantel hier symbool voor de daadwerkelijke kracht van het profetenwoord, dat van Elia op Elisja overgaat.

Raadselachtige dialoog

Maar nu het wat raadselachtige korte gesprek. Voordat hij Elia volgt, wil Elisja afscheid nemen van zijn ouders. Hoe moeten we dat interpreteren? Blijkbaar is Elisja niet zó gebonden aan zijn ouders, dat hij géén gehoor wil geven aan zijn roeping. Maar is die daad van menselijke piëteit, die zelfs lijkt te voldoen aan het gebod om vader en moeder te eren, daarom af te keuren? Elia’s reactie: ‘Ga heen, keer terug, wat heb ik u gedaan?’ (1 Kon. 19,20) kán inderdaad zo worden geïnterpreteerd, maar dat werpt dan wel een vreemd licht op de opdracht van JHWH die hij nu net uitvoert. Wellicht is het zinvoller om in Elia’s woord de ernst en de zwaarte van de roeping te horen: het werk op de akker dat Elisja al deed, zal hij voortzetten als profeet. Het oordeel over Israël is ploegen op de aarde, opdat het zaad dat daarin valt vrucht zal dragen. Om deze gedachte kracht bij te zetten volgt de offermaaltijd, waarbij het volk, dat in het voorgaande honger leed, eet.

Jezus en de geschiedenis van Elia

Terwijl de profeet Elia herhaaldelijk in de evangeliën voorkomt, doet Elisja dat maar één keer, en wel bij Lucas (4,27). Daar licht Jezus zijn optreden in de synagoge van Nazaret toe met een verwijzing naar de beide profeten. Zoals die toen werden uitgezonden om de weduwe van Sarepta en Naäman de Syriër te verlossen, zo beschouwt Jezus zichzelf als gezondene naar mensen in nood, zodat de belofte aan Israël alle volkeren ten deel valt.

Ook in de perikoop van deze zondag zijn er parallellen met de geschiedenis van Elia aan te wijzen. De openingszin waarin sprake is van Jezus ‘opneming’ (Gr.: analèmpsis – overigens een uniek zelfstandig naamwoord), doet denken aan de hemelvaart van Elia (2 Kon. 2,1-14). Kort hiervoor hoorden we in het verhaal over de verheerlijking op de berg een soortgelijke unieke term, als Jezus met Mozes en Elia spreekt over de ‘uittocht’ (Gr.: exodos) die hij zal gaan volbrengen (Luc. 9,31). Vanaf nu is Jezus, ook in de beweging die Hij in het verhaal met zijn leerlingen maakt, volstrekt gericht op Jeruzalem, waar Hij met zijn ‘uittocht’ en ‘opneming’ de verkondiging van wet en profeten tot vervulling brengt.

Het volgen van de leerlingen

Volgen de leerlingen hun meester? Als de leerlingen van Jezus vuur uit de hemel willen laten neerdalen op de ongastvrije Samaritanen, doet dat denken aan het vuur uit de hemel, dat op de Karmel het offer van Elia ontstak (1 Kon. 18,38) en dat later tot tweemaal toe vijftig dienaren van koning Achazja doodt (2 Kon. 1,10.12). Het feit dat Jezus hen bestraft (Luc. 9,55), kan worden geïnterpreteerd als voortvloeiend uit zijn gerichtheid op Jeruzalem: dáár zal het oordeel worden geveld, en niet eerder.

In deze zin kunnen ook de drie korte scènes over het volgen van Jezus worden gehoord (9,57-62), die direct lijken te verwijzen naar de roeping van Elisja door Elia. ‘Ik volg U, waar U ook heen gaat’ (9,57) – alsof het nog niet duidelijk is, waarheen Jezus’ weg leidt (vgl. 9,22.44)! En wie durft die weg te gaan? ‘Sta me toe, dat ik eerst mijn vader begraaf’ (9,59) – alsof het nog niet duidelijk is, welke Vader de Zoon des mensen dient (vgl. 9,26)! En ten slotte het derde voorbehoud (dat Lucas toevoegt aan de andere twee, die ook in Matteüs 8,19-22 voorkomen): afscheid nemen van je huisgenoten (9,61). Wie zijn je huisgenoten, wat is dat huis?

Wie Jezus volgt op zijn weg naar herstel van het koningschap in Israël (vgl. Hand. 1,6), kijkt niet om naar wat achter hem ligt, maar is gericht op Jeruzalem. Het is het zware werk van het ploegen op de akker, opdat het zaad dat in de aarde valt vrucht draagt, zodat er voedsel is voor het volk dat hongert naar bevrijding.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken